27

Neels hief zijn hoofd op en keek recht in de ogen van Sloten. In diens blik zag hij een glans die hem onmiddellijk op zijn hoede deed zijn.

‘Ontroerend tafereel,’ zei Sloten met een minachtend trekje om zijn mond.

Neels duwde Nora zachtjes van zich af. Hij trok zijn gezicht in een zakelijke, doelgerichte plooi. ‘Meneer Sloten. U komt precies op het goede moment.’

‘Ik dacht van niet,’ antwoordde Sloten met merkbare ironie. ‘Of zijn dit nieuwe controletechnieken die je op mijn vrouw uitprobeert.’

Neels liep ontspannen naar Nora's computer en onderbrak het programma dat aan de gang was. ‘Ik zal niet ontkennen dat uw vrouw troost zocht,’ gaf hij toe. ‘Ze heeft nogal schokkend nieuws te verwerken gekregen.’

‘Je vertelde haar dat het bij één nachtje blijft,’ raadde Sloten. ‘Dat je getrouwd bent en zeven kinderen hebt?’

Neels stond nu naast zijn schootcomputer en sloeg al pratend een paar toetsen aan. ‘Nee. Ik heb haar de print-out van jouw Zwitserse zwendel laten zien. Méér dan vijfhonderd miljoen. Geen peuleschil, nietwaar?’

Afgezien van een lichte frons op zijn voorhoofd leek Sloten niet in het minst in verlegenheid gebracht. ‘Je raaskalt.’

‘Is dat zo?’ Neels liep naar de lage tafel terug, bukte zich en raapte de print-outs op. ‘Ik heb hier ook een resumé van de manipulaties met de voorraad. Als het u interesseert?’

‘Een andere keer, misschien. Ik heb nu geen tijd voor grapjes. Ik moet weg.’

‘Weg?! Dat zal je niet meezitten!’ Nora had zich tot op dat moment op de achtergrond gehouden. ‘Niet voor iedere frank weer terecht is!’

Sloten verstijfde. ‘Of anders?’

‘Laat ik je inrekenen.’

‘Laat me niet lachen. Voor jij kans gezien hebt tegen mij een klacht in te dienen, ben ik al aan het andere eind van de wereld.’

‘Niet zonder paspoort.’

‘Zo, zo. Jij hebt het dus. Ik had het kunnen weten.’ Zonder één van beiden uit het oog te verliezen, liep hij naar Nora's bureau. Zijn rechterhand bleef de hele tijd in de zijzak van zijn colbert. ‘Als je weet wat goed voor je is, geef je me m'n pas. Nu!’

Nora hoorde hem niet eens. ‘En op de koop toe wilde je de aandelen van Foodpack verpatsen, nietwaar?’ Ze pakte het vel met de handtekeningen op en gooide het naar zijn hoofd. Het viel fladderend voor haar eigen voeten neer. ‘Walter Sloten, koning van de vervalsers. Hoe wansmakelijk.’

Slotens ogen vernauwden zich. Hij boog zich over het bureau, schakelde de luidsprekerstelefoon in en koos een nummer. Broekmans antwoordde.

‘Kom als de weerlicht naar boven,’ zei Sloten.

De computer liet een beep horen en de HP laserprinter trad met een zoemend geluid in werking.

Nora, die het dichtst bij het toestel stond, las het bericht het eerst. Zonder een woord gaf ze het formulier aan Neels.

Msg: #2896 [250] reply on: #1

Subj: Broekmans

Carlo Broekmans (41), beroep werktuigkundige, geboren in Houthalen (Limburg), zoon van Gert Broekmans en Gabriella Todarello; Carlo Broekmans was korte tijd luitenant van het speciale commando dat was belast met de bescherming van (de later vermoorde) vice-premier Le Parram. Daarna chauffeur van de Luikse politicus Thomat, opvolger van gewestmintster Vander Bliek, wiens kabinet betrokken was bij de Thomat-roof (zie Msg: #2889). Broekmans raakte in 1988 na een mislukte aanslag op een medewerker van Le Parrain betrokken bij een vuurgevecht met de rykswacht op de autoweg E-314 Brussel-Aken. Zijn handlanger werd gedood. Broekmans trok ook een wapen, maar toen dat dienst weigerde, gebruikte hij een rijkswachter als schild. Dat redde zijn leven. Hij kreeg vier jaar, maar kwam na één jaar vrij. Werkt nu voor Foodpack. Een connectie tussen Broekmans en de Luikse mafia ligt voor de hand.

Wees op uw hoede!

Franky.

‘Interessante medewerker hebt u,’ zei Neels.

Sloten griste de print-out uit Neels' hand. Hij las en trok een gezicht alsof de tekst in Sanskriet was geschreven.

‘Wie is die klootzak?’ vroeg hij.

‘Broekmans? Ik dacht dat hij voor jou werkte.’

‘Geen grapjes, Neels. Je mag dan van de belastingen zijn, met mij drijft niemand de spot. Wie is Franky?’

‘O, Franky? Hij is een elektronisch inlichtingenbureau. Hij weet evenveel als onze Belgische media, maar zijn antwoorden zijn openhartiger. Hij heeft geen politieke zwijgplicht.’

‘Smerige leugens,’ zei Sloten.

‘Als ik Franky goed begrijp, is Broekmans een mafioso, die hier door de Cosa Nostra werd neergezet om erop toe te zien dat jij je verplichtingen nakomt.’

‘Leugens,’ herhaalde Sloten halsstarrig.

Neels deed een paar stappen opzij en drukte op een functietoets van zijn schootcomputer. ‘Yankee Doodle Dandy!’ zei hij.

Trigger zong: ‘Yankee Doodle went to town, ariding on a poney.’

‘Wat is dat? Wat doe je daar?’ vroeg Sloten achterdochtig

De telefoon begon te rinkelen. Nora pakte de hoorn op. ‘Nu niet, Kuypers,’ zei ze. ‘Meneer Sloten is in gesprek met de belastinginspecteur.’

‘Zet die computer uit, Neels,’ beval Sloten.

‘Dat kan niet,’ zei Neels vriendelijk. ‘Trigger is mijn assistent. Hij heeft het statuut van ambtenaar-eerste-categorie. Als die éénmaal aan de slag gaan, zijn ze niet meer te stoppen.’

‘Als je denkt hier te kunnen…’ begon Sloten woedend, maar hij zweeg toen de deur openvloog. Broekmans kwam trekkebenend naar binnen. Over zijn gekleurde hemd droeg hij een jasje van sterk, gekeperd katoen.

‘Broekmans, kerel,’ zei Neels. ‘Je lijkt op een manke brandweerman die vuur ziet.’

Broekmans bleef zo plotseling staan dat het leek of hij een verschijning zag.

‘Jij… ! Ben je daar weer?!’

‘Ja,’ zei Neels minzaam. ‘Ik kwam even langs om naar je knie te informeren.’

Broekmans’ gezicht liep rood aan. ‘Ik had je moeten kapotmaken in de…’

‘… in de Louizastraat, bedoel je? Je hebt daar iets verloren, weet je? Een schroefsleutel met een veeg bloed eraan. Zegt je dat iets?’

Broekmans wendde zich tot Sloten. ‘Als dat iemand van de belastingen is, ben ik minister van Financiën.’

‘Ach, zo spilziek ben je nu ook weer niet,’ mompelde Neels.

‘Ik weet het zeker nu. Ik herken hem. Die vent heeft hier vannacht ingebroken. Ik betrapte hem in de spuitgietafdeling, toen hij het huis van de 180 aan het kapotslaan was. Hij probeerde mij van kant te maken. Zal ik de politie bellen?’

‘Doe geen moeite,’ zei Nora. ‘Hij heeft een alibi.’

‘Een alibi? Laat me niet lachen. Hij stond geen vijf meter van mij vandaan en hij…’

‘Hij heeft de nacht met mij doorgebracht,’ zei Nora. ‘Ik heb hem geen seconde uit het oog verloren.’

‘Kijk eens aan,’ teemde Sloten. ‘Inbraak en overspel. Voor iemand van de Bijzondere Belastinginspectie houdt hij er wel vreemde onderzoeksmethoden op na. Wie ben jij eigenlijk, Neels?’

Neels stopte zijn handen diep in zijn zakken en overwoog zijn antwoord.

Er werd op de deur geklopt, waarna Kuypers zijn hoofd naar binnen stak. ‘Sorry dat ik u moet lastig vallen, meneer Sloten. Ik heb die inlichting waar u om vroeg.’

‘Wat voor inlichting?’ snauwde Sloten.

Kuypers blik dwaalde naar Neels. ‘Over eh… die meneer daar.’

‘Ja. Wat is er met hem?’

‘Hij werkt niet voor de BBI. Zelfs niet voor de belastingen. Ik weet het heel zeker.’

‘Ik had het kunnen weten,’ zei Sloten. ‘Een belastinginspecteur die iets van informatica kent is sowieso verdacht.’

‘Allemaal larie,’ zei Nora. ‘Jullie waren erbij toen ik hem in het Financiecentrum aan de Italiëlei opbelde.’

‘Daar zit ‘m juist de kneep,’ zei Kuypers. ‘Het nummer waar u naar belde, was het algemene nummer van de Directie BBI. U kreeg de secretaresse van adjunct-directeur Donker aan de lijn en u vroeg naar Bart Neels. Heel toevallig was die daar op bezoek. Dat had hij zelf zo geregeld.’

‘Ik geloof er geen jota van,’ zei Nora. ‘Er is de brief van de BBI. Hoe verklaar je dat?’

‘Zo moeilijk is het nu ook weer niet om een bianco vel papier met briefhoofd te pakken te krijgen, als je een paar vrienden bij de belastingen hebt.’

‘Is dat waar?’ vroeg Nora aan Neels. ‘Werk jij niet voor de belastingen?’

‘Werken we niet allemaal voor de belastingen?’ vroeg Neels.

‘Als hij een briefhoofd van de belastingen heeft gebruikt, is dat schriftvervalsing,’ mengde Kuypers zich in het gesprek. ‘Dat kan hem duur te staan komen.’

‘Genoeg onzin,’ zei Sloten. ‘Luister goed, Neels. Ik wil weten wie je bent en wat je hier komt doen. En vlug wat.’

‘Hij is zo‘n dief, die precédés in fabrieken steelt,’ opperde Kuypers. ‘Een bedrijfsspion.’

‘Best mogelijk,’ zei Sloten. ‘Hou hem in de gaten, Broekmans.‘Hij strekte zijn hand uit naar Neels’ aktentas. ‘Eens kijken wat daar in zit.’

Neels klapte zijn aktentas zo snel dicht dat Sloten bijna een paar vingers kwijt was.

Sloten zoog op zijn vingers. ‘Verdomme, Broekmans! Zei ik niet dat je hem in bedwang moest houden?’

Broekmans knoopte zijn denimjasje open en trok een pistool onder zijn broekriem vandaan. ‘Laat die pennelikker maar aan mij over. Ik heb met hem nog een appeltje te schillen.’ Zowel het pistool in zijn vuist als de uitdrukking op zijn gezicht was door en door gemeen.

‘Let op!’ zei Neels. ‘Een BBI-inspecteur tijdens de uitoefening van zijn dienst met een pistool bedreigen, kan je ook duur te staan komen.’

‘Inspecteur, m'n reet,’ hoonde Broekmans.

‘Het zou me niet verbazen als de politie al naar jou op zoek was,’ vertelde Neels. ‘Ik mag aannemen dat ze intussen de vingerafdrukken hebben geïdentificeerd op de schroefsleutel waarmee Wouters werd vermoord.’

‘Wat zegt hij?’ vroeg Sloten.

‘Ouwewijvenpraat.’ Broekmans trok aan de slede en richtte het pistool. ‘Maar niet meer voor lang.’

Nora ging als een levend schild voor Neels staan. ‘Doe onmiddellijk dat wapen weg,’ beval ze. ‘Waar denk je dat je bentt?’

Broekmans sloeg haar met de rug van zijn hand in het gezicht. De klap kwam zo hard aan, dat ze haar evenwicht verloor en languit op de grond viel.

Zoals een golfspeler met ijzer negen een bal over een hoog obstakel slaat, zo zwaaide Neels de Pierre-Cardintas tegen de goede knie van Broekmans. Hij raakte hem met een van de met koperbeslag versterkte hoeken precies onder de knieschijf. Broekmans zakte grommend van pijn in een leunstoel.

De pijn maakte hem alleen nog maar gevaarlijker. Vanuit zijn zittende houding bracht hij de loop van zijn pistool opnieuw omhoog en richtte op Neels' hoofd. De uitdrukking in zijn ogen liet er geen seconde twijfel over bestaan dat hij van plan was te schieten.

‘Niet op zijn hoofd,’ zei Sloten. ‘Mik op zijn knie.’

‘Goed idee.’ Broekmans grijnsde en liet zijn pistool zakken.

Nora krabbelde overeind. ‘Walter, hou daar mee op.’ Haar lip was gezwollen en ze had een veegje bloed in haar mondhoek.

‘Ik tel tot drie,’ zei Sloten tegen Broekmans. ‘Als hij dan niet gezegd heeft waar mijn paspoort ligt, schiet je hem in zijn knie.’

‘Hoe moet ik weten waar dat ding ligt,’ protesteerde Neels.

‘Vraag het aan Nora. Die weet het beslist. Eén!’

‘Heeft hij je al betaald, Broekmans?’ vroeg Neels. ‘Hoeveel heeft hij je beloofd? Tien procent? Vijftig procent? Hij belazert je, man. Je krijgt geen cent.’

‘Hou je bek! Twéé!’

‘Zodra hij zijn pas heeft, is hij foetsie. Versta je me? Pleite! Wég poen. Geloof jij dat hij terugkomt om jou te betalen?’

‘Drie!’ schreeuwde Sloten.

Nora gilde: ‘Néé!!’

Broekmans mikte. Zijn vinger spande zich om de trekker.

‘O, mijn god.’ Nora snikte en sloeg de handen voor de ogen.

Neels probeerde, zonder veel succes, een onbevreesd gezicht te trekken.

Het schot kwam er niet.

Behoedzaam nam Broekmans zijn vinger van de trekker. Hij liet het pistool een paar centimeter zakken en keek Sloten achterdochtig aan.

‘Wat is dat met dat klotepaspoort?’ vroeg hij.

‘Dat inhalige kreng heeft het gestolen,’ verklaarde Sloten ongeduldig. ‘Ze wil me beletten naar Vaduz te vertrekken om het geld te halen. Die spion helpt haar. Wie weet hoe lang dat spelletje tussen die twee al bezig is.’

‘Laat je niet bedonderen, Broekmans,’ zei Nora. ‘Liechtenstein valt onder dezelfde voorschriften als Zwitserland. Om naar Vaduz te reizen, heeft hij geen paspoort nodig en nog minder een visum. Een identiteitskaart is genoeg.’

Broekmans liet zijn pistool helemaal zakken. Hij dacht zo ingespannen na dat zijn gezicht nog lelijker werd dan het al was. ‘Klopt dat, Kuypers?’ vroeg hij, steun zoekend bij iemand die hij als onpartijdig beschouwde.

Kuypers had zich tot in de verste hoek teruggetrokken. ‘Lijkt me van wel,’ zei hij. Hij zag de hand van Sloten uit de zijzak van zijn colbert te voorschijn komen en zijn ogen werden groot van schrik. ‘Ik weet het niet zeker, hoor,’ voegde hij er met een duidelijk hoorbare slikbeweging aan toe. ‘Het zijn mijn zaken niet.’

‘Een stelletje lafbekken zijn jullie,’ zei Sloten. ‘Je zakken vullen is het enige waar jullie goed in zijn.‘Hij richtte zijn pistool op Neels. ‘Wel, Nora? Krijg ik m'n pas? Of schiet ik een keurig gaatje in je minnaar? Ik ben niet zo'n bedreven schutter als Broekmans, maar ergens zal ik hem wel raken.’

De spanning was te snijden.

Het zoemsignaal van de intercom deed iedereen het hoofd omwenden.

Nora stak instinctief een hand uit naar het toestel.

‘Afblijven!’

Geschrokken deed ze een pas achteruit.

Sloten bedacht opeens dat dit Lazzera zou kunnen zijn. Hij wuifde met het pistool iedereen van het bureau weg en drukte de spreektoets in. ‘Ja, wat is er?’

‘Ik heb een dringend telefoongesprek voor meneer Sloten,’ zei de telefoniste.

‘Ik neem het hier.’ Hij nam de hoorn niet op en schakelde de luidsprekerstelefoon in, zodat hij zijn handen vrij had om Neels en Nora onder schot te houden. ‘Dit is een open lijn, Mario,' waarschuwde hij. ‘Let op wat je zegt.’

‘Herr Sloten?’ vroeg een stem in het Duits. ‘Ich bin Alex Jacobach, Generaldirektor der Verwaltungs- und Privatbank AG in Vaduz. Over uw telefax van vanmorgen. Ik begrijp er niets van. U vraagt een gedeelte van het baar geld via American Express…’

‘Nu niet, Herr Jacobach. Ik ben in gesprek. Ik bel u zo dadelijk terug. Geef me uw nummer.’ Hij pakte een pen, klaar om te schrijven.

‘U weet toch ook wel dat er geen tegoed meer is?’

Sloten was zo perplex dat hij vergat dat het hele kantoor meeluisterde. ‘Wat zeg je? Geen tegoed meer? Alleen al de waardepapieren zijn twintig miljoen Zwitserse frank waard.’

‘Alles werd heutemorgen te gelde gemaakt en overgeschreven op een rekening bij de Crédit Suisse in Zurich. Precies zoals uw opdracht luidde.’

‘Mijn opdracht?’ brieste Sloten. ‘Ik heb helemaal geen opdracht gegeven!’

‘Aber Herr Sloten,’ protesteerde de directeur. ‘U hebt de opdracht tot overmaken precies om acht uur vanmorgen met de computer doorgestuurd. Het is een even dag, weet u?’

‘Ik!?’ Doorgestuurd? Je zit ernaast, kerel. En jij bent nog wel de man die me wijsmaakte dat jullie systeem onfeilbaar is.’

‘Das ist richtig, Herr Sloten. De toegang is driedubbel beveiligd met toegangstijden, codes en cross-checks. Een vergissing is uitgesloten.’

‘Laat me niet lachen! Hoe dan ook, die overschrijving mag in géén geval uitgevoerd worden.’

‘Daar is het te laat voor, meneer. De computer voert zo'n opdracht automatisch uit. Dat is precies de service die we geven.’

‘Onmiddellijk annuleren! Hoor je mij!?’

‘Unmöglich. Het geld werd op een genummerde rekening overgeschreven. We weten niet eens aan wie.’

Sloten liep met grote stappen achter het bureau heen en weer, terwijl hij in de luidsprekerstelefoon bulderde: ‘Wat zeg je? De eerste de beste kan zomaar over mijn geld beschikken? Dat is diefstal! Jullie zullen mij tot de laatste frank terugbetalen! Dat zweer ik. Een stel achterlijke idioten zijn jullie.’

‘Tut uns Leid, Herr Sloten,’ antwoordde de directeur uit de hoogte. ‘Als er iets fout gegaan is, dan is dat aan uw kant gebeurd. Blijkbaar heeft u met de geheimhouding van codes en zo niet de nodige voorzichtigheid betracht.’

De lijn viel dood.

Sloten staarde zo intens naar het apparaat, dat het leek of hij het met zijn blik opnieuw tot leven wilde brengen. Hij stamelde: ‘Dit is… dit is…’

‘De wet van Murphy,’ vulde Nora met nauwelijks verholen leedvermaak aan.

Sloten draaide langzaam zijn hoofd in Nora's richting. ‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Ik had het moeten weten. Als iemand in staat is in 't geniep de codes te achterhalen, ben jij het wel. En ik dacht nog wel dat je van informatica geen benul had.’ Zijn blik gleed van Nora naar Neels. ‘Je hebt het handig gespeeld, dat geef ik toe. Frigide als je bent, heb ik aan de mogelijkheid van een minnaar helemaal niet gedacht.’ Hij schudde ongelovig het hoofd. ‘Een computerkraker nog wel.’

‘Je slaat de bal mis, Sloten,’ weerlegde Neels. Hij zuchtte diep, zoals een leraar die het allemaal al eens eerder heeft uitgelegd. ‘Als er iemand in staat is om met het geld aan de haal te gaan, dan is dat je vriendje Mario Lazzera. Hij is het die het programma om het geld te verduisteren heeft geschreven, dus weet hij beter dan wie ook hoe het werkt. Het moet voor hem een koud kunstje zijn geweest om de buit naar zijn eigen rekening over te schrijven.’

Sloten realiseerde zich met een schok dat Lazzera die ochtend in alle vroegte aan de computer had gewerkt. Hij wilde per se een virus bij Foodpack inplanten dat na hun vertrek alle geheime bestanden zou opruimen, hoewel hij evengoed vanuit Zürich of vanuit Amerika schoon schip had kunnen maken.

Neels goot nog wat olie op het vuur. ‘Maar persoonlijk denk ik dat je een fraai stukje komedie opvoert om deze brave Broekmans zand in de ogen te strooien.’

‘Waar heeft hij het over?’ vroeg Broekmans, zijn gezicht donker van argwaan.

‘Hij kraamt onzin uit,’ zei Sloten.

Kuypers bewoog zich langzaam naar de deur. Sloten schrok en rukte het pistool in de richting van Kuypers.

‘Waar ga je heen?’

Kuypers maakte een luchtsprong en kroop weg achter de rug van Broekmans. ‘Ik moet naar m'n werk, meneer Sloten,’ jammerde hij.

‘Je blijft waar je bent!’ Sloten bewoog zijn pistool van de chef-planning naar Neels. ‘Je hebt het gehoord, Broekmans. Ik moet direct naar Vaduz om de zaak in het reine te brengen. Als je er niet in slaagt van dat ellendig stuk vreten m'n reispas te bemachtigen, hebben we geen van beiden een cent.’

Broekmans woede van zoëven was duidelijk gezakt. ‘Ik kan hem hier toch niet neerschieten. Er lopen beneden een paar honderd mensen rond.’

‘Neem hen mee naar de stortplaats. Daar komt nooit een mens.’

‘En dan? Als hij niet wil praten?’

‘Wat mij betreft mag je ze dan allebei koud maken,’ zei Sloten ijzig kalm. ‘We hebben redenen te over. Je herkende de inbreker en jullie zijn slaags geraakt. Nora kwam tussenbeide en werd per ongeluk neergeschoten.’

‘Laat je niet in de luren leggen, Broekmans,’ zei Neels. ‘Niemand is in staat van hieruit de veiligheidscodes van een bank in Liechtenstein te doorbreken. Pure fantasie. Een uitvlucht om jou niet te hoeven betalen.’

‘Luister niet naar hem,’ schreeuwde Sloten uitzinnig van woede. ‘Hij heeft het geld verdonkeremaand. Je hebt het zelf gehoord.’

‘Nu onderschat je zijn verstandelijke vermogens,’ zei Neels. ‘Hij weet ook wel dat ik met het weinige dat ik van informatica weet, niet in twee dagen tijd een Zwitserse bankkluis kan kraken.’

Broekmans ogen vernauwden zich. ‘Daar zit wat in. Zal ik je wat zeggen, Sloten? Het kan mij niet verdommen wie het geld heeft. Ik wil betaald worden, zoals overeengekomen. Door jou!’

Sloten zag dat hij terrein verloor en gooide het over een andere boeg. ‘Neels is de schuld van alles. Als jij niet zorgt dat hij mijn paspoort teruggeeft, schiet ik hem zelf een kogel door zijn hoofd.’ Hij verplaatste zich met een paar vlugge stappen zodat hij achter Neels kwam te staan en drukte de Bernedo tegen diens achterhoofd. ‘Vooruit, Nora,' zei hij grimmig. ‘M'n pas. Of je hebt geen lijkschouwer nodig om de oorzaak van zijn dood vast te stellen.’

‘Doe dat ding weg,’ zei Nora met een van angst vertrokken gezicht. Ze wees op haar handtas die aan een stoel hing. ‘Daarin zit je paspoort.’

‘Geef het, en snel!’ Slotens gezicht was aan één kant kwaadaardig vertrokken.

Nora opende haar handtas en haalde het boekje met het rode kaft eruit.

‘Ogenblikje,’ zei Broekmans. ‘En van wie krijg ik mijn geld als jij ervandoor gaat?’

Slotens stem klonk geduldig, neerbuigend alsof er tegen een ondeugend kind werd gesproken. ‘Maak je daarover geen zorgen. Ik ga naar Vaduz en stuur je je geld via de Banca Belgo-Italiana.’

Broekmans deed een paar stappen in Slotens richting. Er ging een enorme dreiging van hem uit.

‘Zo dom ben ik nu ook weer niet,’ siste hij. ‘Die gabber van de belasting heeft misschien wel gelijk als hij zegt dat je mij wilt belazeren.’

‘Hij zet ons tegen elkaar op, stommeling.’

‘Stommeling, hé? Misschien wel. Daarom zet jij hier geen stap buiten voor je mij hebt betaald.’

Sloten stapte opzij en richtte zijn pistooltje op Broekmans. ‘Wou jij mij dat beletten?’ Hij lachte honend. ‘Cosa Nostra beschermt mij. Ga naar Thomat. Hij heeft genoeg…’

‘Mijn geld!’ brulde Broekmans. ‘Hier! Nu!’

Als een stier in de arena stormde hij naar voren.

Sloten schoot.

Hij had gelijk gehad toen hij zei dat hij geen goede schutter was.

De kogel trok een vurige streep langs Broekmans' onderarm.

Genoeg om hem ertoe te brengen zijn pistool te laten vallen.

Niet genoeg om hem tegen te houden.

Als een ontketende furie stortte hij zich op Sloten, die achteruit wankelde tot tegen de conferentietafel, maar zonder zijn wapen los te laten. De grote man greep hem bij de haren en schudde hem door elkaar als een nat konijn.

Er klonk een gesmoorde klap, als van een stuk vlees dat van veraf door de slager op de weegschaal wordt gegooid. De prikkelende kruitgeur van het eerste schot vermengde zich met een weeë aangebrande lucht, die samen met de kruitgeur snel vervluchtigde.

Broekmans schokte overeind. Hij greep naar zijn buik. ‘Héé!’

Het was eerder een uitroep van verrassing dan van pijn. Hij haalde scherp adem door op elkaar geklemde tanden. Toen greep hij Sloten voor de tweede keer vast en beukte zijn hoofd tegen het marmeren voetstuk van de dansende nimf.

Eén, twee, drie keer. Met onvoorstelbare koelbloedigheid en kracht.

‘Stop dat!’ huilde Nora.

Neels zocht naar iets waarmee hij de woesteling de baas kon. Hij raapte het pistool van Broekmans van de grond en drukte de loop in diens nek.

‘Ophouden!’

De geweldenaar liet Sloten los, die als een baal oude kleren op de grond neerzeeg. Genadeloos schopte hij Sloten nog een keer tegen de zijkant van zijn hoofd.

‘Héé!

Opnieuw zoog Broekmans de lucht met een sissend geluid naar binnen. Hij draaide zich om, door het dolle heen.

Neels deed haastig een paar stappen achteruit en hief het pistool op. ‘Kalm aan, jij.’

Broekmans' starre blik vestigde zich langzaam op Neels en een nieuwe golf van razernij maakte zich van hem meester. Hij bracht zijn grote knuisten omhoog, klaar om Neels de strot dicht te knijpen.

‘Blijf waar je bent!’

Neels deed opnieuw een paar stappen achteruit en loste een waarschuwingsschot in het plafond. Brokken pleisterwerk vielen hen voor de voeten.

Broekmans chargeerde.

In volmaakte coordinatie schoof Nora de Pierre-Cardintas tussen Broekmans’ benen. Die struikelde en sloeg met zijn gezicht tegen de grond. In een oogwenk zat Neels op zijn rug en duwde hardhandig de loop van het pistool tegen Broekmans‘achterhoofd. ‘Als je een vin verroert, schiet ik je kop aan gruzelementen,’ waarschuwde hij.

Broekmans bleef doodstil liggen.

‘Zoek iets om hem vast te binden,’ zei Neels. ‘Vlug.’

Nora kwam met een rolletje doorschijnend plastic plakband.

Terwijl Neels Broekmans onder schot bleef houden, trok ze zijn armen op zijn rug en wond het hele rolletje tape om zijn polsen.

‘Die komt niet meer los.’

Met een zucht kwamen ze overeind.

Met de neus van zijn schoen gaf Neels Broekmans een duw in de zij. ‘Opstaan.’

Broekmans verroerde zich niet.

Ze keken elkaar aan, ongerust.

Neels liet zich op één knie op de grond zakken en wentelde het lichaam door de schouders te verdraaien tot Broekmans op zijn rug lag.

Het ongeschoren gezicht had een opvallend grauwe kleur.

Nora sloeg een hand voor haar mond. ‘Is hij dood?’

Neels voelde aan de halsslagader. Hij knikte.

‘Hoe kan dat? Hij heeft nauwelijks de grond geraakt.’

‘Schotwond.’ Hij wees naar de kleine donkere vlek onder Broekmans’ broekriem. ‘Vermoedelijk een ernstige inwendige bloeding.‘Een lok haar was op Neels voorhoofd gevallen. Hij streek de lok terug en stond op. ‘Sloten heeft hem van vlak bij in de buik geschoten terwijl hij werd afgetuigd.’

Kuypers kroop van onder de conferentietafel vandaan en kwam naast hen staan. Hij hijgde van opwinding. ‘Ik denk dat meneer Sloten er ook erg aan toe is.’

Ze keken alledrie in de richting van Sloten.

Die lag gekromd op zijn zij, met afgewend hoofd.

Nora boog zich over hem heen. ‘Walter?’ Ze stak aarzelend haar hand uit, alsof ze hem eigenlijk niet durfde aanraken.

Neels knielde naast de bewusteloze man neer en draaide zijn hoofd om. Het was een akelig gezicht. De mond hing open en de halfgesloten ogen stonden naar binnen gekeerd, zodat er alleen maar wit te zien was. Neels voelde aan het achterhoofd. Het haar was kleverig van het bloed. Voorzichtig legde hij het hoofd neer.

‘Is hij… is hij dood?’ vroeg Nora.

Neels bracht zijn hoofd dicht bij Slotens mond. ‘Nee. Hij ademt. Oppervlakkig.’

‘Zullen we hem op de zitbank leggen?’

‘Nee. We kunnen hem beter niet verplaatsen. De politie zal hier dadelijk zijn, maar bel voor alle zekerheid toch maar de medische spoeddienst op en vraag of de ambulance onderweg is.’

Nora stond met de hoorn in de hand toen de deur werd opengetrapt. In het deurgat verscheen een lange man met een scherp getekend gezicht en donker, kortgeknipt haar. Hij droeg een slecht zittend burgerpak. Hij deed een stap opzij om twee rechercheurs, die achter hem stonden, door te laten. Doelbewust liepen de twee mannen naar de lichamen op de grond.

De lange man kwam binnen en de besliste manier waarop hij door het vertrek liep, liet er geen twijfel over bestaan dat hij de leiding had. Zijn doordringende, sceptische ogen registreerden de kleinste details, het zakpistool dat aan de voeten van Sloten lag, het roerloze lichaam van Broekmans en de donkere veeg op het marmeren voetstuk van het beeldje op de tafel. Nadat hij zwijgend zijn rondgang had gemaakt, richtte hij zich tot Neels. ‘Ben jij Bart Neels?’

Neels knikte.

‘Gerechtelijke politie, commissaris Korbas. Je hebt er wel een troep van gemaakt.’

‘Als jullie tien minuten eerder hier waren geweest, was er niets gebeurd. Trigger heeft meer dan drie kwartier geleden alarm geslagen.’

‘Dat komt omdat u eerst het plaatselijke politiekantoor hebt opgebeld. De volgende keer kunt u beter de 101 van de rijkswacht bellen.’

‘Spaar me voor een volgende keer,’ zei Neels.

De commissaris bleef in het midden van het vertrek staan en begon met een draagbaar toestel te telefoneren. Ze keken zwijgend toe. Een paar minuten later klapte hij het toestel dicht. ‘We hebben geluk. Onderzoeksrechter Meysens was niet ver hier vandaan met een andere zaak bezig. De procureur heeft hem meteen opdracht gegeven hierheen te komen. Ik verwacht hem ieder ogenblik, samen met een wetsdokter*. Goed zo. Vertel me nu eerst maar eens wat hier precies is gebeurd.’

Neels gaf een bondige samenvatting, die af en toe door Nora werd bevestigd of aangevuld.

Een wetsdokter en twee dragers met een brancard kwamen binnen; ze brachten een ziekenhuisluchtje mee. De dokter bleef staan, keek fronsend van het ene lichaam naar het andere, gromde iets, liep naar Sloten, boog zich over hem heen en zette zijn stethoscoop op zijn borst.

‘A propos,’ vroeg de commissaris, ‘wie is Trigger?’

‘Mijn computer.’

‘O.’

‘En Yankee Doodle Dandy is het alarmsignaal?’ vroeg Nora.

‘Precies. Die code activeert een noodprogramma. Trigger waarschuwt de politie en vraagt om bijstand. Als hij bovendien schoten opvangt, of andere tekenen van gevaar, waarschuwt hij meteen de hulpdiensten.’ Hij vertelde er niet bij dat Trigger ook de gesprekken registreerde.

Nora had zijn antwoord maar voor een deel gehoord, want haar aandacht ging naar de dokter die zich oprichtte. Op zijn teken legden de ziekendragers Sloten op de brancard.

‘Hoe is het met hem?’ vroeg Nora.

* In Nederland politiearts of forensisch geneeskundige

De dokter haalde de schouders op. ‘Moeilijk te zeggen. Hij is in coma.’

De twee brancardiers droegen Sloten naar buiten.

Nora liep mee tot aan de deur. Een van de rechercheurs hield haar tegen. Onder zijn linkerarm bengelde een leren, veelgedragen holster.

‘Waar brengen ze hem naartoe?’ vroeg ze aan de dokter.

‘Jan Palfijnziekenhuis, district Merksem.’

‘Kan ik iets voor hem doen?’

‘Nee niets. Wat mij betreft kunt u hem vanavond bezoeken. U moet wel eerst toestemming vragen aan de onderzoeksrechter.’

‘Hoe zit het met de andere?’ De vraag werd door de commissaris gesteld.

De dokter knielde naast Broekmans, trok de oogleden van de dode omhoog en tuurde in de uitgedoofde ogen. Met handelingen die zeker en ervaren waren voelde hij aan de hals naar een hartslag. Hij stond op en trok de stethoscoop uit zijn oren. ‘Dood bij aankomst,’ verklaarde hij. ‘Breng hem maar naar Schoonselhof.’

‘Ik heb het St.-Elisabethgasthuis al gewaarschuwd,’ zei een van de rechercheurs. ‘De speciale ambulance voor doden zal spoedig hier zijn.’

De dokter bukte zich opnieuw en draaide Broekmans bij de schouder half om zodat de bijeengebonden handen te zien waren.

De commissaris kwam dichterbij en bestudeerde de handboeien. ‘Waarom is hij vastgebonden?’ vroeg hij argwanend.

‘Hij ging als een razende tekeer,’ verklaarde Nora. ‘Eerst tuigde hij mijn man af. Toen meneer Neels tussenbeide kwam, viel hij hem aan. Hij struikelde en terwijl meneer Neels hem met zijn eigen pistool in bedwang hield, bond ik hem vast.’

‘Zodra hij geboeid was, heb ik hem op zijn rug gedraaid,’ verduidelijkte Neels. ‘Hij leefde toen al niet meer. Naar mijn mening was hij al dood voor hij de grond raakte.’

‘Merkwaardige handboeien,’ zei de commissaris.

‘We wisten niet eens dat hij getroffen was,’ zei Nora mat. ‘Laat staan dood.’

‘Met zo'n klein klappertje nog wel,’ zei Kuypers.

Ze zagen dat een van de rechercheurs de ligging van het zakpistool met krijt markeerde zonder het wapen aan te raken.

‘Frommer of Bernedo?’ vroeg de commissaris.

‘Een Spaanse Bernedo 6.35 mm,’ antwoordde de rechercheur. ‘Zo‘n goedkoop zelfladend kleinkaliber met zes schoten. Alleen op korte afstand kunnen ze echt schade aanrichten.’

‘Een buikschot is altijd levensgevaarlijk,’ zei de dokter, die zijn kennis wilde etaleren. ‘Sterft de patiënt niet door inwendige of uitwendige bloedingen, dan zal hij wel aan buikvliesontsteking overlijden.’

Een breedgeschouderde man van een jaar of veertig, mager, gespierd en benig kwam binnen, gevolgd door een fotograaf en nog twee mannen in burger. Hij overlegde een hele tijd met commissaris Korbas voor hij naar Neels kwam. Hij begroette hem met een hoofdknik.

‘Ik ben onderzoeksrechter Meysens. U bent degene die de politie heeft gewaarschuwd?’

Neels knikte. ‘Bart Neels. Bart's Bureau of Investigation.’

‘Barts wat?’ echode Nora.

‘Bart's Bureau of Investigation. De naam van de firma waaronder ik werk. U kent mij natuurlijk beter onder de afkorting BBI’.

‘Hoezo?’ vroeg Nora met ongeveinsde verbazing. ‘Dan ben jij dus niet…?’ Ze zweeg net op tijd.

Neels ving het handig op. ‘Zoals je zegt. Niet in Antwerpen. Het hoofdkantoor is eigenlijk in New York gevestigd.’

De onderzoeksrechter kwam ertussen. ‘Wat voerde u hier uit?’ vroeg hij streng.

‘Een aanvullend onderzoek naar de waarde van dit bedrijf op verzoek van de firma Allplast, in verband met een overnameaanbod door Sloten aan mijn opdrachtgever. Ik ben deskundige in forensisch computeronderzoek.’

‘Computers, hè?’ De onderzoeksrechter sprak het woord uit alsof daarmee alle ellende van de wereld verklaard werd.

Commissaris Korbas had het gesprek nauwlettend gevolgd. ‘Lijkschouwers bij ter ziele gegane bedrijven,’ lichtte hij toe.

‘Ik weet wat een forensisch accountant is,’ zei de onderzoeksrechter tegen de commissaris. Hij richtte zich tot Neels. ‘Commissaris Korbas meent dat de toedracht vrij duidelijk is, maar voor mij valt er nog heel wat te verklaren.’ Hij had krachtige kaken en donker haar dat vooraan op zijn schedel begon te dunnen. ‘Loop niet in de weg en kom nergens aan.’ Hij draaide hen de rug toe en bemoeide zich met de deskundigen van het parket.

Er kwamen twee nieuwe ziekendragers binnen. Op aanwijzing van de dokter legden ze een deken over het lichaam van Broekmans en bonden hem vast met riemen.

‘Eerste bevinding?’ vroeg de onderzoeksrechter aan de dokter.

‘Moeilijk te zeggen.’ De dokter wreef over de brug van zijn neus. ‘Vermoedelijk is het projectiel onder een schuin naar boven gerichte hoek de buik binnen gedrongen en het is vrijwel zeker dat er een orgaan werd getroffen dat inwendig is gaan bloeden.’

‘Hoe kon hij, zo zwaar getroffen, nog minutenlang op de been blijven?’ vroeg Neels.

‘Afschuwelijk,’ zei Nora. ‘De arme man moet vreselijke pijn hebben geleden.’

‘Sommige mensen beschikken in hoge mate over een eigen systeem dat verdovingsmiddelen produceert,’ verklaarde de wetsdokter. ‘Ik heb in de oorlog gevallen gekend waarbij men urenlang met een verwonding doorliep.’

‘Genoeg,’ zei de onderzoeksrechter. ‘Stuur mij zo vlug mogelijk het verslag van de autopsie.’

De dokter klapte zijn tas dicht. ‘Ik doe mijn best, hoor. Er zijn nog vier wachtenden vóór hem.’

‘Goed.’ De onderzoeksrechter wendde zich tot de anderen. ‘Kom. Jullie gaan mee naar het Justitiepaleis voor verhoor. Alle drie.’

‘Nu?’ vroeg Nora.

‘Vanzelfsprekend.’

‘Duurt dat lang?’

De onderzoeksrechter haalde de schouders op. ‘Het lijkt mij een ingewikkelde zaak. Ik zou vandaag niet meer op veel vrije tijd rekenen.’

‘Mag ik dan eerst een afspraak afzeggen. Ik verwacht om drie uur een zakenrelatie die speciaal uit Nederland komt.’

‘Goed. Maar niet hier. Er mag niets aangeraakt worden. U kunt dat beheden doen. En maak het kort.’

Neels liep achter haar aan de trappen af. In de hal bleef Nora aan het bureau van de receptioniste staan en toetste een nummer in.

‘Meneer Cappelletti graag.’

(…)

‘Ja, meneer Cappelletti.’

(…)

‘Bent u dat, meneer Cappelletti?’

(…)

‘Met Nora Gevers. Kunnen we de afspraak een dag uitstellen?’

Nora draaide zich om, nog met de hoorn tegen haar hoofd, en Neels zag haar gezicht. Het stond gespannen.

‘Ja, twaalf uur is goed. Si, mezzogtorno. Dag meneer Cappelletti.’

Ze legde neer.

‘Dat was meneer Cappelletti, neem ik aan,’ zei Neels.

Ze glimlachte zwak. Haar gezicht vertoonde de wanhopige gelatenheid van iemand die zopas een onaangename beslissing heeft genomen.

De brancardiers kwamen voorbij, steunend onder het gewicht van de dode Broekmans.

Ze volgden, als in een rouwstoet.

Neels dacht aan het telefoongesprek. Nora had meneer Cappelletti wel érg nadrukkelijk aangesproken alleen maar om een afspraak te verzetten.

Onder het oog van de voor de ramen verzamelde employés en de naar buiten gelopen arbeiders van de fabriek stapten ze in een rijkswachtcombi. De onderzoeksrechter gaf nog wat instructies aan de commissaris, die tot aan de deur was meegekomen, en liep toen naar een witte Ford Sierra die twintig meter verder stond.

De ambulance met Broekmans reed het eerst weg, met gillende sirene, alsof het voor de dode belangrijk was zo spoedig mogelijk op de autopsietafel in het lijkenhuisje van Schoonselhof te liggen.