7
Sloten keerde naar zijn kantoor terug en maakte een afspraak met Lazzera. Terwijl hij zich klaarmaakte om te vertrekken, dacht hij aan Nora's waarschuwing: wie kaatst, moet de bal verwachten. Bedoelde ze daarmee zijn omgang met de belastinginspecteur of hield het een persoonlijke bedreiging in?
De laatste tijd was Nora even ondoorgrondelijk als een Abessijnse kat.
Vanaf het begin van hun huwelijk was gebleken dat ze een verschillende visie op zaken hadden. Nora wilde dat Foodpack bleef wat het was: een rendabel en solvabel familiebedrijf. Voor Sloten maakte een middelgroot bedrijf geen kans tegen internationaal vertakte ondernemingen, die tot een machtige financiele groep behoorden. Het was dansen op het slappe koord met aan de ene kant de bank en aan de andere kant de vakvereniging. Daarom wilde hij het bedrijf in korte tijd opwerken tot Europees niveau om het dan te verkopen, voor de met lucht gevulde ballon door een speldeprik zou uiteenspatten. Dat laatste vertelde hij er natuurlijk niet bij. Om zijn doel te bereiken voerde hij een genadeloze prijzenslag en boorde hij de concurrentie de grond in. Soms kocht hij kleine bedrijven op nadat ze over de kop waren gegaan. Nora maakte bezwaren: ze vond dat hij met de menselijke en morele aspecten geen rekening hield. Het had tot eindeloze discussies geleid. Als je de hitte niet kunt verdragen, blijf dan uit de buurt van het fornuis, was zijn stelling geweest. In deze keuken vindt de kok het niet erg dat zijn zweet in de saus druppelt. Na de zoveelste discussie had Nora zich afzijdig gehouden en had hij de handen vrij gehad.
Zonder zich een ogenblik te bedenken was hij begonnen het project op de rails te zetten. Terwijl Nora zich vastbeet in de dagelijkse routine van de bedrijfsleiding, zette hij zorgvuldig zijn pionnen uit om één beslissende slag te slaan. Hij had ervoor gezorgd dat ze geen lucht kreeg van waar hij mee bezig was, maar naarmate het meesterplan zijn voltooiing naderde, leek ze meer op haar hoede te zijn. Hun wegen die min of meer parallel hadden gelopen, stonden nu haaks op elkaar.
De komst van de inspecteur had die toestand nog erger gemaakt.
Door de open deur hoorde hij Broekmans' stem die met Nora het dagelijkse produktierapport besprak. Hij riep hem binnen en droeg hem op de deur te sluiten.
‘Ik heb een klus voor jou, Broekmans. Ik wil meer over die BBI-man weten.’
Broekmans stond met de armen over elkaar geslagen en trok een bedenkelijk gezicht. ‘Ben je niet aan het verkeerde adres? Waarom vraag je dat niet aan Kuypers? Die werkt bij de belastingen.’
‘Heb ik gedaan. Jij moet in zijn privé-leven spitten. Ik wil weten waar hij woont, hoe en met wie. In een flat of in een villa? Misschien leeft hij boven zijn stand. Vergaar zoveel mogelijk informatie. Je kent de gang van zaken. Begin met hem te volgen als hij vanavond vertrekt.’
‘Oké. Mag ik weten waarom?’
‘Misschien moet ik hem iets in z'n handen stoppen en dan is het beter dat ik weet wat voor vlees ik in de kuip heb.’
‘Dat zal wel. Maar, hoe zit het ermee?
‘Waarmee?’
‘De poen, natuurlijk. Het wordt tijd dat ik m'n deel van de buit kan binnenhalen.’
‘Nog hooguit een paar weken, zegt Mario. Dan is de zaak rond en krijg je je deel, zoals afgesproken. Maar ik wil voorkomen dat die lastpost op het laatste ogenblik een spaak in het wiel komt steken.’
Broekmans was bij het raam gaan staan en keek naar buiten. ‘Je moet het zo ver niet laten komen. Je bereikt meer door hem eens flink tegen de schenen te schoppen.’
‘Liever niet. Ik wil de politie geen tweede keer over de vloer. Jouw manier van aanpakken doet meer kwaad dan goed. Ik had je gevraagd me te waarschuwen als Nora te veel belangstelling voor de opslagplaatsen zou tonen. Ik vroeg niet haar te laten verongelukken.’
‘Een paar schrammen kunnen geen kwaad,’ zei Broekmans onverschillig. ‘Kom eens kijken.’
Sloten kwam naast Broekmans staan. Neels had zijn auto verlaten en zat op een bank in het plantsoen vanwaar hij zowel het kantoorgebouw als de fabrieksingangen in het oog kon houden. Bij een laadperron, twintig meter verder, was een chauffeur bezig vaten met olie van zijn truck op een platte wagen over te laden. Broekmans pakte zijn baas bij de arm. ‘Ik ga nu naar beneden. Wacht vijf minuten en stuur dan je vrouw naar Neels met het bericht dat iemand hem dringend aan de telefoon vraagt.’
‘Waarom?’
Broekmans grijnsde, maar gaf geen antwoord.
Sloten aarzelde, zijn ogen vernauwden zich tot smalle spleten. ‘Je houdt je gedeisd, begrepen?’
‘Oké, oké,’ zei Broekmans en liep naar de deur die rechtstreeks naar de fabriek leidde. ‘Ik doe het precies zoals jij het graag hebt.’
Sloten bleef bij het raam staan en hield zijn blik voortdurend op de bank in het plantsoen gericht. Neels zat rustig de bewegingen langs de gebouwen gade te slaan, de ogen iets toegeknepen om het felle zonlicht van zijn netvlies te weren. Toen Sloten meende lang genoeg gewacht te hebben, legde hij de telefoon van de haak en verliet zijn kantoor. In het voorbijgaan zei hij als terloops tegen Nora: ‘Wil jij Neels even gaan roepen. Iemand vraagt hem aan de telefoon.’
‘O, ja?’ vroeg Nora. ‘Ik heb niet horen bellen. Wie is het?’
‘Geen idee,’ zei hij. ‘Het interesseert me niet.’
‘Is het een man of een vrouw?’
‘Een vrouw.’
‘Zijn vrouw?’
‘Hoe wil je dat ik dat weet.’ Sloten wilde doorlopen.
‘Zal ik het haar vragen?’
Hij bleef opnieuw staan, zijn stem schoot uit. ‘Blijf van die telefoon af en ga hem roepen.’
Ze zei niet meteen iets terug en leek in gedachten een en ander bij elkaar op te tellen. Hij wachtte niet tot ze tot een conclusie was gekomen maar maakte dat hij wegkwam.