16
Ze bevonden zich op de vijfde hole wit, een par 5 van 468 meter. Na achttien holes hadden ze een lichte maaltijd in het clubhouse gebruikt en hoewel het ernaar uitzag dat er een fiks onweer op komst was, hadden ze besloten nog negen holes te spelen. Deze hole had een scherpe dogleg naar links en Sloten nam zich voor een harde bal met zijn driver van de tee te slaan. Hij richtte op de bunker die in de haakse bocht op 215 meter strategisch lag opgesteld.
Swing en slag.
Sloten genoot van de goed uitgevoerde beweging. In gedachten had hij een postzegel veertig meter voor de bunker in het midden van de baan gelegd. De bal landde twintig meter eerder, stuitte tweemaal met korte sprongetjes en begon toen als bij een put te rollen, precies tot op de plaats die hij had uitgekozen.
Sloten was opgetogen. Kort voor de lunch had Lazzera een lang gesprek gevoerd met de financieel directeur van Allplast en ze waren tot een akkoord gekomen. Morgen zou Lazzera naar Nederland reizen en de aandelen overhandigen tegen een cheque voor de helft van de koopsom. De andere helft zou betaald worden nadat de accountants hun verslag hadden opgesteld. Sloten was met Lazzera overeengekomen dat ze, als de BBI-inspecteur het te bont zou maken, er samen yandoor zouden gaan.
Alle druk was weggevallen. Zo verging het hem als hij golf speelde. It was his way of life. Hij keerde naar het golfkarretje terug en ging naast Lazzera zitten die het stuur had overgenomen. Terwijl ze over de baan hobbelden hield hij een golfbal als een fetisj in zijn hand. De bal biologeerde hem. Wat een veerkracht zat er in dat stuk geperst elastiek. Hij betekende gebalde actie en om die te beheersen had je balans, timing en ritme nodig, zoals balletdansers tijdens een opvoering.
Hij was bezig na te denken over de club die hij voor de volgende slag zou gebruiken, toen de telefoon naast zijn stoel begon te rinkelen.
‘Verrek,’ zei Sloten en graaide naar het toestelletje. ‘Pronto!’
‘Het is Karel Wouters,’ zei de telefoniste. ‘Hij staat erop om met u te spreken.’
‘Geen denken aan,’ sneerde Sloten. ‘Ik ben op weg naar een belangrijke conferentie. Zeg hem dat hij morgenvroeg terugbelt.’
‘Dat heb ik gezegd. Hij had het over waardepapieren en dat hij de politie over de herkomst ervan zal inlichten.’
‘Wat voor waardepapieren?’
‘Ik heb geen idee, meneer. Hij deed in ieder geval erg opgewonden.’
‘Hij heeft ze niet meer alle vijf op een rij. Maar goed, verbind hem maar door.’
‘Ik ben bang dat dat niet gaat. Hij zal u zelf moeten opbellen. Mag ik hem het nummer van de draadloze telefoon geven?’
‘Dat moet dan maar.’
Lazzera keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘De golfpartij is om zeep,’ zei Sloten treurig.
‘O, Ja?’
‘Wouters heeft met mijn secretaresse gebeld. Hij kletst over waardepapieren en naar de politie lopen.’
‘Laat je niet opjutten. Wouters is zo ziek dat hij niet meer weet waarover hij het heeft. Hij staat met één voet in het graf.’ Lazzera stopte naast zijn bal. Hij stapte uit en liep naar zijn golftas achter in het karretje.
‘Zo te horen is hij nog lang niet aan het einde van zijn Latijn.’ De telefoon in zijn hand ging over. Sloten drukte op een toets. ‘Pronto!’
Hij luisterde, een hele tijd, zijn mondhoeken zakten omlaag.
‘Nee. Ik had Broekmans cash geld gegeven om metjou af te rekenen. Je hebt je laten pakken, Wouters. Gestolen waardepapieren koop je in het helerscircuit voor minder dan een kwart van de waarde. Waarom heb je me niet me teen gewaarschuwd?’
Zijn ogen vernauwden zich tot smalle strepen toen hij het antwoord hoorde.
‘Broekmans zal je niets doen. Daar sta ik borg voor.’ Zijn stem klonk vriendelijker dan de uitdrukking op zijn gezicht zou doen geloven. ‘Luister goed, Wouters. Ik zal zorgen dat je alsnog je geld krijgt, maar je zult een drietal weken geduld moeten hebben. Je moet je wel gedeisd houden. Dat is een absolute voorwaarde. Wat is je adres?’ Hij zag een verdwaalde druppel op de plastic voorruit uiteenspatten, stak zijn hoofd onder het afdakje van zeildoek uit en tuurde naar de lucht. Het onweer zou niet lang meer uitblijven. Hij trok zijn hoofd naar binnen.
‘Ik begrijp dat je na alles wat je hebt meegemaakt niet wilt zeggen waar je woont. Als je maar zorgt datje je koest houdt. Bel me binnen drie weken op.’ Hij zette het toestelletje af.
Lazzera stond twee meter achter zijn bal en bestudeerde de hindernissen van de baan.
‘Kom op, Mario. Jij weet van wanten. Gestolen waardepapieren is typisch jouw specialiteit’
‘Het is mijn schuld niet,’ antwoordde Lazzera zijig. ‘Luik heeft me gedwongen.’
‘Luik is een stad. Sinds wanneer kunnen steden iemand dwingen?’
‘Oké. Thomat, dan.’
‘Thomat? De minister?’
Lazzera veegde met een doekje het blad van zijn club schoon. Hij gaf geen antwoord.
‘Waartoe heeft hij je gedwongen?’ vroeg Sloten ongeduldig.
‘Het zijn obligaties, afkomstig van de Zaventem-roof.’
‘Zaventem-roof? Nooit van gehoord.’
‘Doet er niet toe. Het komt erop neer dat Thomat obligaties probeert te verkopen, waarvan bekend is dat ze gejat zijn. Hij droeg me op een beperkt aantal bij Crédit Lyonnais in Parijs aan te bieden, nadat ik eerst via de computer hun lijst van gestolen waardepapieren had veranderd. Als dat lukte, wilde hij de hele partij op die manier aan de man brengen.’
‘Wat heeft dat met Wouters te maken?’
‘Ik gebruikte de obligaties om Wouters te betalen. Zo sloeg ik twee vliegen in één klap. Ik hoefde niet naar Parijs en tegelijk pikte ik een extra graantje mee.’
‘Hoeveel? Een luizige twee miljoen frank?’ vroeg Sloten met ingehouden woede.
‘Ik had geld nodig,’ zei Lazzera rustig. ‘Ik kon niet langer wachten.’
‘Goeie genade, man,’ viel Sloten uit. ‘Wouters ging er niet mee naar Parijs. Hij werd opgepakt toen hij in Luik een paar stukken probeerde te verkopen. In het hoi van de leeuw, nota bene.’
‘Wouters heeft zijn woord gebroken,’ zei Lazzera weerspannig. ‘Als hij de stukken bij Credit Lyonnais had aangeboden, was er niets gebeurd. De lijst was aangepast.’
Sloten kreeg een kleur. ‘Weet je wel wat je hebt geriskeerd. Je hebt het hele project in gevaar gebracht.’
Lazzera richtte zijn ogen op Sloten alsof die een ver plekje aan de horizon was. ‘Toen ik Wouters met obligaties liet uitbetalen, zag het er niet naar uit dat hij lang genoeg zou leven om de stukken aan de man te brengen.’
Sloten stond op het punt in woede uit te barsten, toen de zaktelefoon opnieuw van zich liet horen. Hij greep het toestel vast alsof hij van plan was het te wurgen. ‘Ik ben geen boodschappendienst,’ snauwde hij. ‘Dit nummer is privé.’
‘Ik dacht dat dit het nummer van de zelfmoordpreventie was,’ repliceerde Broekmans snibbig.
‘O, ben jij het.’ Sloten dwong zich tot kalmte. Het had geen zin met iedereen in de clinch te gaan. Nu ze de eindstreep naderden, hadden ze blijkbaar allemaal last van hun zenuwen. ‘Wat scheelt eraan?’
‘Stront aan de knikker. Die Neels is volgens mij geen gewone belastinginspecteur.’
‘Nee? Waarom niet?’
‘Hij had direct in de gaten dat ik hem volgde. Hij wist me af te schudden.’
‘Is dat alles? Moet je me daarvoor lastigvallen?’
‘O, meneer wil niet gestoord worden? Zal ik je wat zeggen: als het nog lang duurt voor ik m'n poen krijg, zul je pas weten wat lastigvallen betekent.’
Slotens gezicht kleurde zich voor de tweede keer binnen een paar ogenblikken donkerrood, maar hij hield zijn stem onder controle. “t Duurt niet lang meer, Broekmans,’ zei hij zalvend. ‘Je zit toch niet in de rotzooi, hoop ik?’
‘Ik ben een aantal mensen wat geld schuldig, dat is alles.’
‘Had dat eerder gezegd. Hoeveel?’
‘Daar gaat het niet om. De hele bende hangt me de keel uit.’
‘Nog even geduld. Was er nog iets?’
‘Ja. Vanmiddag op kantoor vroeg de belastinginspecteur naar het adres van Karel Wouters.’
‘Ogenblikje.’ Sloten legde een hand over de microfoon. ‘Die bloedzuiger van de BBI zit achter Karel Wouters aan.’
Lazzera haalde de schouders op. ‘Laat hem. Voor hij Wouters te pakken heeft, is diens kaars vanzelf uit.’
‘Dat kunnen we niet riskeren. Als Neels hem voor die tijd vindt, slaat hij door. Reken maar.’
‘Doe er dan wat aan.’
‘Wat?’
Lazzera stond rustig en ontspannen naar de bal geadresseerd.
‘Heb je me gehoord? Wàt, vroeg ik.’
Lazzera sloeg zijn bal weg en bleef na de doorzwaai, in de laatste paar seconden, rechtop het resultaat van zijn swing bekijken. Langzaam liet hij zijn club zakken.
‘Dat is jouw zaak, Walter. Jij bent de baas.’
Sloten nam zijn hand van het mondstuk. ‘Waar bel je vandaan?’
‘Een telefooncel. In de voorstad.’
‘Oké. Laat Neels verder met rust. Op de keeper beschouwd zouden we Foodpack er alleen maar mee in de kijker zetten. De ander is van meer belang. Weet je waar hij bivakkeert?’
‘Niet precies. Ik denk wel dat ik erachter kan komen.’
‘Vind hem! En zorg ervoor dat hij zijn mond houdt.’
‘Voorgoed?’
Slotens ogen zochten steun in die van Lazzera, maar die volgde met intense belangstelling een koppel wilde eenden dat op de vijver links van de baan neerstreek.
‘Voorgoed is een groot woord,’ zei hij. ‘Op deze wereld is niets voor altijd.’
‘Toch wel.’ Broekmans grinnikte vals. ‘Eén zaak is volkomen onherroepelijk.’
Sloten verbrak de verbinding voor de ander hem kon vertellen wat die éne onherroepelijke zaak dan wel was.