6

Na drie uur ingespannen werk had Trigger aan Neels genoeg informatie verschaft om het tot een eerste schermutseling met Sloten te laten komen. Neels stond op, klopte nauwelijks hoorbaar op de tussendeur en liep, zonder op een antwoord te wachten, naar binnen. De afgevaardigde-bestuurder zat diep voorovergebogen aan zijn bureau en was zo ingespannen bezig dat hij Neels niet hoorde binnenkomen. Voor hem lag een vel gelijnd papier waarop hij telkens dezelfde woordjes neerschreef.

‘Doet me denken aan strafwerk schrijven op school,’ zei Neels.

Sloten schoot overeind en bedekte zijn huiswerk met een exemplaar van de Financieel Economische Tijd. ‘U moet vooral niet aankloppen,’ zei hij geërgerd.

‘Bedankt,’ zei Neels. ‘Ik heb een vraag over uw winstmarges.’

‘Als u vragen hebt, stel die dan alstublieft aan mijn vrouw.’

‘U bent de afgevaardigde-bestuurder. U bent dus de aangewezen persoon om te antwoorden.’

‘Luister, inspecteur. Boekhouden kan ik niet, om bezuinigingsredenen hebben we een paar maanden geleden de programmeur ontslagen en Kuypers, mijn belastingcontroleur, doet het in zijn broek omdat u van de BBI bent.’

‘Uw produktiekosten zijn erg hoog. Ik begrijp niet hoe u het klaarspeelt om nog winst te maken.’

‘U gaat me toch niet vervolgen omdat ik te veel winst heb aangegeven?’

‘Nee. Maar er klopt iets niet. Dat kan een aanwijzing zijn dat er niet-geregistreerde verkopen plaatsvinden. Als die uit de hand lopen, gebeurt het dat men de boekhoudkundige winst opdrijft.’

‘Hebt u het over zwarte verkoop?’

‘Onder andere. Daarom zal ik vanmiddag een rondgang door de fabriek maken. Dan kan ik tegelijk een paar steekproeven nemen om na te gaan of de voorraden in de magazijnen en in de silo's kloppen met die in de boekhouding.’

‘Ga uw gang, inspecteur. We hebben niets te verbergen.’

‘Des te beter. Tegelijk kan ik een en ander van dichterbij bekijken. U hebt de laatste jaren met overheidsgeld voor honderden miljoenen machines gekocht en daardoor van nogal wat fiscale voordelen genoten. Klopt dat?’

‘Alles volgens het boekje.’

‘Als u dat zegt, zal het wel zo zijn.’

‘Dat zeg ik inderdaad, ja.’

‘Ik heb ook gezien dat Foodpack aandelen van een buitenlandse vennootschap in portefeuille heeft.’

‘Ja. Motta Milano. Dat is in Italië.’

‘Dat dacht ik ook. Kunt u mij hun meest recente jaarrekening tonen?’

Slotens ogen werden kleiner. ‘Die heb ik niet.’

‘Werkelijk? Dat klinkt alsof u uw geld naar de bank brengt, zonder te weten naar welke.’

‘Met de rekeningenstand van onze banken heb ik geen problemen.’

‘Dat zal wel.’

Walter Sloten legde de krant samen met het vel papier in een van de laden en deed het bureau op slot. Hij schoof zijn stoel achteruit, stond op en trok zijn gezicht in een verzoenende plooi. ‘U moet niet denken dat ik niet wil meewerken. Ik zal per fax vragen mij een exemplaar van de jaarrekening te sturen. Of ze direct zullen antwoorden, betwijfel ik. U kent de Italianen. Alles is domani.’

‘Bespaar u de moeite,’ zei Neels vriendelijk. ‘Ik krijg die jaarrekening wel in mijn bezit via het hoofdbestuur.’

‘Zoals u wilt,’ mompelde Sloten. Hij keek op zijn horloge. ‘Weet u wat? Het is na twaalven. Laten we eerst gaan eten. Ik weet een fantastisch restaurant waar ze de côte à l'os grilleren op takkenbossen, speciaal uit Roemenië ingevoerd. Ze hebben daar een wijnkaart waaraan zelfs prins Laurens’ wijnkelder niet kan tippen. En na het eten…’

‘Ja? Na het eten?’

‘Dan drinken we nog een cognacje en wie weet wat er dan voor een verrassing uit de bus komt.’

‘Dat lijkt me wel wat. Vooral dat laatste.’

‘Prachtig. U zult er geen spijt van hebben.’

Neels glimlachte. ‘Ik hoop dat dat wederkerig is.’

Slotens gezicht klaarde op. Kuypers had dus toch gelijk. Iedereen was te koop. Belastinginspecteurs in de eerste plaats. ‘Ach weet u. Voor wat hoort wat,’ zei hij filosofisch.

‘Het probleem is,’ zei Neels, ‘dat ik een dieet volg. Ik mag geen rood vlees eten en geen rode wijn drinken.’

‘Nee zeg. Hoe vervelend! Te hoge cholesterol in het bloed, zeker. En dat al op uw leeftijd? Maar goed. Ze hebben daar ook uitstekend kalfsvlees, en Elzasser-wijnen zijn naar het schijnt cholesterolverlagend.’

‘Dat is het probleem niet. Ik houd me aan een speciaal fruitdieet omdat dat potentieverhogend werkt.’

‘Zei u potentie?’

‘Ja. Seksueel vermogen.’ Neels zag de verwarring in Slotens ogen en hij gooide er nog een schep bovenop. ‘U weet wel: het vermogen tot erectie of zaadlozing.’ Hij wierp een vlugge blik in Nora's richting, maar die zag kans haar gezicht in de plooi te houden, hoewel ze een lichte trilling van de mondhoeken niet kon verbergen.

Sloten herstelde zich vlug. Hij begreep dat Neels met een wat gedurfde taal het ijs wilde breken en zijn gezicht spleet van oor tot oor in een glimlach. Hij gaf Neels een vriendschappelijk klapje op de schouder. ‘Dat is een goeie. Wedden dat we het met elkaar zullen rooien. Kom op, laten we gaan.’

‘Nu kan ik niet,’ zei Neels. ‘Maar weet u wat. Morgen of overmorgen, als ik met mijn werk klaar ben. Dan kunnen we tegelijk het resultaat bespreken.’

De hint was duidelijk. Sloten begreep dat Neels eerst nog een paar onregelmatigheden wilde opsporen om daarna de omkoopsom te kunnen opdrijven. Hij trok een samenzweerdersgezicht. ‘Ik begrijp het,’ zei hij. ‘We fixen het wel.’

‘Goed. Dan kom ik over een halfuur terug.’

‘Vanmiddag zal ik hier niet zijn. Nora zal zich met u bezig houden.’

‘Dat vind ik prima,’ zei Neels. Hoewel hij een neutrale toon in zijn stem legde, zag hij een geamuseerde blik in Nora's ogen verschijnen.

Nora liep mee naar de deur. ‘U kunt ook in de kantine eten,’ zei ze. ‘Of als u wilt, laat ik thee en sandwiches naar boven brengen.’

‘Een volgende keer,’ zei hij vriendelijk. Hij stak zijn hand uit en toen ze die drukte, hield hij haar een onderdeel van een seconde langer vast dan nodig. Toen liet hij los en met een luchtig gebaar liep hij de trappen af.

Nora bleef hem nakijken tot hij verdwenen was. Toen ze zich omkeerde, stond Walter haar in haar kantoor op te wachten. Ze vermeed het hem in de ogen te kijken en liep naar het raam.

‘Kuypers had dus toch gelijk,’ zei Walter.

‘Ja,’ zei Nora. ‘Hij heeft iets.’

‘Wat?’ vroeg Walter geschrokken. ‘Heeft hij iets gevonden? Nu al?’

Ze schoof het gordijn een eindje opzij om naar buiten te kunnen kijken. ‘Persoonlijkheid, bedoel ik.’

Walter snoof. ‘Doe niet zo kinderachtig. Ik heb het er over of hij al dan niet omkoopbaar is.’

Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Bart Neels? Dat geloof ik nook.’ Ze maakte met de hand een gebaar alsof ze een weerbarstige lok van het voorhoofd wegveegde. Daarna liet ze het gordijn vallen, maar bleef door het gazen weefsel naar buiten kijken. ‘Jij denkt dat iederéén te koop is.’

‘Je zou er grote ogen van opzetten. Als je er een lijst van maakt, kun je meteen een nieuwe Wie is Wie in België laten drukken.’

Met haar rug naar hem toegekeerd haalde ze de schouders op. ‘Jij meet anderen altijd naar de maatstaf van je eigen moraal,’ zei ze smalend. ‘Dat zal je nog wel eens zuur opbreken.’

Hij kwam achter haar staan en keek over haar schouder mee naar buiten. Hij zag dat Neels vlakbij de fabriekspoort in een zandkleurige Renault van een verouderd model stapte. Tot zijn verbazing reed de auto niet weg. ‘Wat doet hij nu? Hij blijft in de auto zitten. Waarom?’

‘Zie je dat niet? Hij eet z'n boter hammen op.’

‘Ik zie ook wel dat hij zit te bikken. Maar waarom zo vlak onder mijn neus? Wat steekt daar nu weer achter?’

‘Niets. Hij wil met rust gelaten worden terwijl hij eet. Dat is alles.’

‘Zal ik je wat zeggen? Hij zit daar om alles in het oog te houden. Hij probeert mij bang te maken. Maar dat lukt hem zómaar niet.’

Ze draaide zich om. ‘Ja, ja,’ zei ze. ‘Intimideren is meer jouw specialiteit. Maar denk eraan: wie kaatst, moet de bal verwachten.’