20
‘Waar is de sneeuw naartoe gegaan?’ Ik kijk Joel met open mond aan wanneer hij de gordijnen opentrekt en ik een stralend zonnig landschap voor me zie. Overal is het groen.
‘Beter, hè?’ grinnikt Joel, die ziet dat ik zichtbaar blij ben dat het vandaag zo’n mooie dag is.
‘O ja!’ zeg ik, terwijl ik richting het balkon huppel. ‘Weet je, als ik niet zo’n vreselijke kater had, zou ik nu helemaal fris en fruitig zijn.’
‘Frisse lucht! Werkt altijd!’ merkt Joel op, terwijl hij mijn hand pakt. ‘Kom. Laten we beginnen met stap twee van het Versier Elliot-plan.’
‘O, dat kun je wel vergeten!’ mompel ik, terwijl ik hem door de kamer volg. ‘Gisteravond gaf hij me toestemming om iets met jou te beginnen!’
‘Echt? Nee, dat is gewoon een afweermechanisme.’ Joel haalt zijn schouders op en duwt me door de deur naar buiten. ‘Maar toch, fijn om te weten.’
Ik draai me om om te kijken of hij bedoelt wat ik denk dat hij bedoelt, hij geeft me een vette knipoog.
‘Wat was dat?’ bulder ik. ‘Carry On El Capitan?’
‘Ach, er is geen enkele reden waarom de bruid en de bruidegom de enigen zouden moeten zijn die vanavond geweldige seks hebben!’
‘Joel!’ gil ik.
‘Sorry, maar van bruiloften word ik altijd enorm geil,’ zegt hij verontschuldigend, terwijl hij op het liftknopje drukt.
Tjemig. Misschien gaat het vannacht dan toch gebeuren.
Het ontbijt in het Ahwahnee-hotel komt zeker in mijn top-tien van alternatieven voor pap te staan: boseieren op een bedje van pittige groenten en een kleine rozijnenbrioche, met daarbij een groot glas cranberrysap, geserveerd in de eetzaal met krakende plafondbalken en kroonluchters. Erg dramatisch. En toch is het niet het allerbeste ontbijt ooit: dat was het ontbijt met ons vijven in het Grand Hotel in Brighton, toen we ons, inclusief kater, tegoed deden aan bacon en eieren en een stapel toast tot in de hemel. De nacht ervoor waren we naar het zomerbal geweest en omdat het ook Zoës verjaardag was, besloten we als echte Buccaneers te gaan: in baljurk en met schoonheidsvlekjes op de bovenlip. We trakteerden onszelf op een suite – drie in het bed (ik, Sasha en Helen), Elliot op de bank en Zoë in het bad. Uit vrije wil. De volgende ochtend tijdens het ontbijt waren we twee uur en minstens tien koppen thee later nog aan het ruziën over wie met wie had gezoend, wie had gekotst, wie zijn billen had laten zien, wie had gehuild, wie de cimbalen van de band had verstopt enzovoort. (En vroegen we ons af waar mensen die zich de avond ervoor wel hadden gedragen, het de volgende eigenlijk over hadden.)
Niet dat een van de Amerikanen van middelbare leeftijd aan de tafels om ons heen moeite leek te hebben een goed gesprek op gang te houden. Misschien komt het doordat het ontbijt in het Ahwahnee op zo’n christelijke tijd begint: het buffet wordt hier niet om negen uur alweer opgeruimd. Ik zou in elk geval de tijden voor het ontbijt in de B&B wat oprekken als ik het voor het zeggen kreeg. Wie wil er nu op vakantie vroeg opstaan, zeker in een uitgaansparadijs als Brighton? Ik zou gewoon tot de lunch een uitgebreid ontbijt serveren. En het niet erg vinden om een Engels ontbijtje in de kamer te serveren in plaats van een zielig, slap croissantje in een mandje.
‘Waar zit je aan te denken?’ Joel kietelt me onder mijn kin.
‘Ontbijt op bed,’ zeg ik.
‘Je had het gewoon kunnen vragen!’
Ik glimlach en rol met mijn ogen. ‘Ben je klaar?’
Joel neemt een laatste slok van zijn café latte en helpt mij en mijn kolossale buik uit de stoel.
‘Dat was zoooo lekker,’ zucht ik en leun tegen hem aan. ‘Heb je alles, maat?’
Joel klopt op zijn rugzak.
Ondanks waarschuwing dat we eten in afgesloten containers moeten bewaren, lopen we met een tas geurend naar chocolademuffins de eetzaal uit. (Ook al gaf ik hem eerst een standje, nu hoop ik stiekem dat hij een beer aantrekt.)
‘Oké. Elliots fantasie sloeg een beetje op hol gisteravond,’ begint Joel, wanneer we richting de lobby lopen. ‘Probeer daar op in te spelen als je hem ziet.’
‘Denk je dat hij ervan uitgaat dat wij, eh, je weet wel?’ Ik frons mijn wenkbrauwen.
‘Nou, het zou wat overtuigender zijn geweest als je niet al buiten westen was geweest toen hij wegging, maar toch, in de nabijheid van een man met zoveel charme…’
‘… was ik weerloos.’
‘Exact. Dus als je hem ziet… Oeps! Daar is hij al.’ Joel steekt zijn arm op en begroet mijn gehavend uitziende vriend. ‘Elliot! Goeiemorgen!’
‘Mogguh,’ mompelt hij, terwijl hij als een levende dode op ons afloopt.
‘Goed geslapen?’ zegt Joel vrolijk.
‘Niet echt,’ antwoord Elliot schor. ‘Ik werd wakker als Benicio Del Toro!’ Hij probeert een grapje te maken van de wallen onder zijn ogen. ‘En jij?’
Ik kijk Joel aan om te zien wat hij gaat antwoorden. Joel kijkt mij aan. Hij glimlacht ontdeugend.
‘Niet dat het mij wat uitmaakt!’ Elliot krabbelt terug en kijkt verbijsterd.
Ik bijt op mijn lip en staar naar de grond, omdat ik weet dat zodra ik mijn mond open doe, alle mysterie verdwenen is.
‘Eh, Lara. Ik weet niet wat jouw plannen zijn voor vandaag…’ Elliot praat tegen me alsof hij het ook niet weet, wat bizar. ‘Maar ik moet over een uur iets over beren vertellen, en ik vroeg me af of je zin had om mee te gaan?’ Afgaand op de toon van zijn stem, kan hij wel wat morele steun gebruiken.
‘Natuurlijk! Geweldig!’ reageer ik overenthousiast. ‘Tenminste…’ Ik kijk Joel aan om goedkeuring. Mag ik alleen naar buiten?
‘Ga maar. Ik zou toch gaan klimmen. Hoe dan ook, ik denk dat we eerst even langs een kledingzaak moeten,’ besluit Joel, terwijl ik de joggingbroek weer eens ophijs die over mijn tenen hangt.
‘Er is een winkel iets verderop hier in Yosemite Village.’
Elliot gaat ons voor. Hij loopt een paar passen voor ons uit, en slaat met een stok in de bosjes. Joel kijkt me aan, maar ik ben niet overtuigd. Is dit het gedrag van een jaloers man of van een vriend die het gewoon vervelend vindt dat hij minder aandacht krijgt dan hij gewend is? Natuurlijk kan het ook zijn dat Elliot gewoon slecht heeft geslapen. Hij lag uiteindelijk in de tent. Ik kijkt naar hoe het zonlicht door de bladeren piept en besluit dat ik al dat gegok niet mijn humeur laat verpesten: ook al loop ik op slippers door de modder, ik voel me vrolijker dan ik me in tijden heb gevoeld. Al dat groens voelt nieuw en spannend. Ik had niet verwacht dat het zo opbeurend zou werken. Misschien zit er diep van binnen een Grizzly Richards in mij, die wanhopig probeert uit te breken? Als ik hier lang genoeg zou blijven, zou ik dan een baard krijgen? Dat is dan wel weer zorgelijk.
Zodra we in de winkel zijn, veranderen de jongens in mannelijke versies van Trinny en Susannah (maar dan met teleurstellend weinig gegraai aan mijn borsten), en bespreken ze mijn figuur en huidskleur om te bepalen wat het beste bij me zou passen.
‘Hoe zou jij je voelen als we de traditionele buitensportkleuren eens oversloegen?’ vraagt Joel.
‘Pardon?’
‘Ik denk dat je er mooi uitziet in dit heidekleurige T-shirt,’ stelt hij voor, terwijl hij iets zachtpaars bij mij gezicht houdt.
Elliot knikt goedkeurend en duwt me een broek in de handen: ‘Deze is geweldig, je kunt hem afritsen bij de knie, dan heb je een korte broek!’
‘Wat superveelzijdig!’ kir ik. ‘Misschien ga ik nog een stapje verder en draag alleen het stuk onder de knieën!’
Ze lachen geen van beide – ze concentreren zich veel te hard op het samenstellen van mijn outfit.
‘En zullen we stevige wandelschoenen voor haar uitzoeken?’ vraagt Joel.
Elliot is niet overtuigd. ‘Ik denk dat dat net een stap te ver is.’
‘Er is hier niet veel anders. Ze kan in elk geval een paar passen.’
‘Ze zal ze nooit weer dragen.’
‘Hallooooo?’ Ik herinner de jongens eraan dat ik ouder ben dan vier en zelf wel kan beslissen.
‘Kan ik u erreges mee hellepe?’ de norse verkoopster lijkt niet erg blij te zijn over de manier waarop ik haar Timberlands uit het rek grijp.
‘Hebt u deze ook in maat 37? Dat is volgens mij een Amerikaanse maat zevenenhalf.’
Terwijl ze door de dozen rommelt, ga ik op het bankje zit en rol de boorden van mijn joggingbroek oprol en mijn glinsterende rode teennagels ontbloot. Ze vindt mijn maat, maar twijfelt even voor ze ze aan me geeft. Ze twijfelt duidelijk of ze bij mij wel veilig zijn. ‘Ik hoop dat u het niet errug vin als ik het seg,’ gromt ze, ‘maar u siet er echt frouwlijk uit!’
Elliot grinnikt in een rek met mutsen. Ik neem het hem niet kwalijk. Zo ben ik nog nooit genoemd. Zeker niet als belediging.
De schoenen zijn nog zwaarder dan ze eruitzien. ‘Ze zouden zo mijn enkel kunnen breken, niet waar?’ Ik probeer haar te winnen door haar om advies te vragen.
‘Waarom probeert u dese niet efen?’ zegt ze terwijl ze mij open schoenen met klittenband geeft. ‘Met stevige sole en u kunner altijd sokke in aan doen als ut koud wor.’
‘Verkocht!’ zeg ik. Hoe eerder ik uit deze winkel weg ben, hoe beter.
Op weg naar buiten komen we langs de kampeerafdeling, waar Elliot en ik een muskietennet-pet bewonderen waarin je eruitziet als een imker en een ingenieuze door zonlicht verwarmde campingdouche, wanneer Joel me van achteren besluipt en iets in mijn hand duwt: ‘Hier, cadeautje voor jou.’
Ik scheur de bruine papieren zak open en vindt een glimmend zilverkleurig pakje met het logo van Mountain House erop.
‘Is dit koffie? O nee, gevriesdroogde bosbessenkwarktaart!’ joel ik als ik het etiket lees.
‘Voor het geval je weer zonder eten in de sneeuw vast komt te zitten!’
‘Dat is fantastisch, dankjewel!’ Ik geef Joel een zoen op zijn wang en bekijk het dan opnieuw. ‘Is dit poeder of zo?’ vraag ik, terwijl ik in het pakje knijp.
‘Waarom probeer je niet even?’
‘O nee! Ik ga het bewaren voor een echt noodgeval.’
‘Ik wist niet zeker welke smaak ik voor je moest halen. Ze hebben ook vischowder en roerei met echte bacon!’
‘Je liegt!’
‘Wacht hier even!’ Joel rent weer weg.
Elliot kijkt treurig. ‘Dat had ik moeten doen. De oude ik zou dat hebben gedaan.’
‘Wat bedoel je?’ vraag ik, bezorgd om zijn toon.
‘Weet je nog dat ik je dat bord van The King & I voor je kocht?’
Ik glimlach. ‘Natuurlijk!’
Het maakte deel uit van een set die was uitgebracht ter ere van de musicals van Rodgers en Hammerstein. Elliot betaalde er zeven pond voor op de rommelmarkt, maar dat hij had onthouden dat het mijn favoriete duet is, maakte het voor mij onbetaalbaar. We Kiss In a Shadow heette het.
Elliot blijft kribbig kijken. ‘Lara, vind jij dat ik ben veranderd?’
‘Hoe bedoel je?’ Ik heb meer details nodig voordat ik een blunder bega en hem vertel dat Elise volgens mij als een vampier alle plezier uit hem heeft gezogen.
‘Ik weet niet wat het is. Ik heb het gevoel dat ik vroeger meer energie had, meer pit!’
‘Pit?’ Ik grinnik.
‘Och, je weet wel,’ Elliot glimlacht verlegen. ‘Of stel ik me aan?’
‘Nee, je hebt nog voldoende pit. Je bent gezellig, en haalt vaak grappen uit waar we om kunnen lachen. Weet je nog toen we naar Butlins gingen om Bucks Fizz te zien?’
‘Neem dat alsjeblieft niet als een voorbeeld!’ roept Elliot wanhopig.
‘Het was geweldig,’ lach ik. ‘Alles wat we deden, was geweldig, hoe onnozel ook.’
‘Misschien is dat het wel.’ Elliot kijkt me aan alsof hij plotseling weet wat het is. ‘Ik heb eigenlijk al een hele poos niks onnozels gedaan.’
‘Jammer,’ zeg ik, ernstig.
‘Denk je dat dat voorgoed voorbij is, of dat ik mijn mojo wel weer terug krijg?’
‘Gewoon volhouden, kerel,’ grinnik ik. ‘Je wordt vast nog veel onnozeler dan je wilt.’
‘Echt?’ Elliot kijkt me hoopvol aan.
‘We gaan vanmiddag iets leuks doen. Iets wat je nog nooit hebt gedaan.’
‘Wat vind je van ontsnappen?’ stelt Elliot voor.
Ik schud mijn hoofd, maar voordat ik kan antwoorden, komt Elliot alweer tevoorschijn met een nieuw cadeautje, dit keer voor Elliot.
‘Ik wilde jou ook niet vergeten, makker!’
‘D… dankjewel,’ stamelt Elliot, terwijl hij een T-shirt aanneemt met daarop IK HEB DE TOP GEHAALD!’ Hadden ze er niet een met IK STOND AAN DE VOET EN KEEK NAAR BOVEN?’ Hij glimlacht zwakjes.
Joel lacht en slaat hem op zijn rug. ‘Je zou het moeten proberen… Ik wil je best meenemen, durf je het aan?’
‘O nee!’ huil ik. ‘Niet dat ik niet denk dat je een natuurtalent bent,’ zeg ik tegen Elliot. ‘Maar ik zou echt niet durven kijken.’
‘Kom je niet mee dan, Lara?’
‘Ben je gek geworden?’
‘Deels,’ geeft hij toe.
‘Ik voel me prima op mijn plek in dat kleine tramding dat door de vallei heen en weer rijdt, dankjewel,’ zeg ik.
‘Oké, maar je moet me beloven dat je wel even naar ons zwaait.’
‘Zolang jullie maar beloven niet terug te zwaaien,’ zeg ik huiverend.
Het is bijna tijd voor Elliots berentoespraak. Joel loopt het eerste stuk door het grasland met ons mee door en neemt dan afscheid.
‘Houd je ogen gericht op de Half Dome,’ zegt hij. ‘En anders zie ik jullie om zes uur weer bij het hotel.’
Ik draai me om naar Elliot. ‘Is er een of ander plan waar ik niets van weet?’
‘Zijn vriendin belde terwijl jij je aan het omkleden was – Jen? – en zei dat we van harte welkom zijn op de bruiloftsreceptie vanavond.’
‘Echt? Wil je daar naartoe?’
‘Ik dacht dat jij dat misschien wel wilde.’
‘Ik weet het niet. Het zorgt wel weer voor een kledingdilemma.’
‘Je koffer moet er vanmiddag zeker wel zijn, en zo niet, dan kun je vast wel iets lenen van een van de bruidsmeisjes. Die hebben schijnbaar een koffer vol kleren mee gezeuld voor dat ene nachtje.’
‘Oké, ik zal erover nadenken,’ geef ik toe.
‘Dat is mijn groep.’ Elliot wijs nerveus naar een klein groepje wandelaars.
‘Kom op, David Attenborough!’ roep ik vrolijk, terwijl Elliot zijn positie inneemt.
‘Vanaf de met dicht struikgewas begroeide voetheuvels tot hoog op de bergtoppen lopen hier vier- tot zeshonderd zwarte beren rond in het Yosemite,’ begint Elliot op poëtische wijze. ‘We krijgen vaak de vraag wie sneller kan rennen, wij of een beer. Nou, de snelste man rent ongeveer vijfendertig kilometer per uur. Een beer haalt veertig tot vijfenveertig kilometer per uur. En als je nog steeds denkt dat je een kans maakt, bedenk je dan dat een beer dat tempo urenlang kan volhouden!’
De groep is hoorbaar onder de indruk. ‘
‘Ik zeg wel dat het zwarte beren zijn, maar slechts vijf procent van de beren is ook echt zwart. De rest is bruin, of zelfs kaneel- of vanillekleurig.’
Hij doet het geweldig! Ik steek stiekem mijn duimen op. Hij antwoordt hierop door nog een feit te noemen, blijkbaar speciaal voor mij: ‘Jullie zijn waarschijnlijk gewaarschuwd over inbrekende beren. Dat is hier een groot probleem, want de beren zijn erg slim. Als ze een berenval zien, weten ze dat die niet hard dichtslaan, dus houden ze één voet erbuiten en lopen ze achteruit weer naar buiten zodra ze het eten te pakken hebben. En wat het snuffelen rond auto’s betreft, dat doen ze ’s nachts, wanneer wij slapen.’
Een zesjarig meisje in een roze anorak steekt haar hand op. ‘Als ze zo slim zijn, waarom breken ze dan ’s nachts niet in bij de groenteboer?’
Zijn eerste lastige klant. Elliot doet zijn mond open en doet hem weer dicht, maar hoeft gelukkig geen antwoord te verzinnen omdat de aandacht van de groep wordt afgeleid door een slonzige vrouw die voorbij komt lopen met drie honden en een kat aan de lijn.
‘Dus!’ zegt hij, wanneer de aandacht weer bij hem is. ‘We gaan nu een spelletje spelen om te zien wat we kunnen leren over de geluiden die beren maken.’
Hij deelt een aantal kaarten uit met daarop verschillende instructies. ‘Klikken met de tanden’ mag het eerst.
‘Erg goed,’ zeg hij lovend, terwijl een klein jongetje stevig met zijn melktanden knarst. ‘Zo laat een moeder aan haar jong weten dat hij in een boom moet klimmen.’ Hij wijst het volgende kind aan, die blijkbaar ‘Grommen’ heeft gekregen. ‘Dat betekent “Direct hier komen!”’
Een oudere man begint te brommen. ‘Dat doen beren wanneer ze tevreden zijn,’ vertelt hij.
‘We hebben voor deze laatste een man en vrouw nodig…’ Elliot kijkt rond. Geen vrijwilligers: ‘Lara… mag ik?’
Wat het ook is, het mag. Ik doe een stap naar voren en laat hem neuzelen.
‘Enig idee?’
‘Zoenen!’ piept het meisje met de roze anorak blij.
‘Precies!’ juicht Elliot.
‘Doorgaan!’ gil ik van binnen.
Het gelukzalige gevoel houdt aan tot Elliot, voor zijn grand finale, een wijlen zwarte beer uit zijn rugzak trekt. Gevild. Dood. Opgerold. Vreselijk. Terwijl hij hem uitrolt en rond laat gaan in de groep, duwt een van de mannen zijn hand in de kop, alsof het een handpop is.
‘Waar zijn de ogen?’ vraagt het roze anorakje, bijna in tranen.
De beer wordt van het ene paar schuchtere handen doorgegeven aan het andere. Wanneer ik aan de beurt ben, schrik ik van hoe hard de haren aanvoelen.
‘Wie zijn idee was dit?’ sis ik naar Elliot.
‘Blijkbaar hoort het erbij. Ik denk dat het educatief is,’ zegt hij schouderophalend.
Dat kan dan wel zijn, maar het is niet een beeld waar je lang bij stil wilt staan. Terwijl Elliot zijn praatje verder afmaakt, zie ik dat de groep is veranderd van twintig gefascineerde gezichten in veertig walgende handen die wanhopig uitkijken naar het moment dat ze met zeep en water kunnen worden gewassen.
‘Als je de berenhuid weglaat, is je show echt een blijvertje!’ feliciteer ik Elliot wanneer we teruglopen naar de basis, om van daar een lift te pakken naar de valleitram.
Wanneer we instappen, stopt Elliot een zakje jelly beans met bosbessensmaak in mijn handen. ‘Ik weet wat een hekel je hebt aan kwarktaart.’
Ik krijg er tranen in mijn ogen van en houd het zakje tegen mijn hart, alsof hij ze individueel heeft gekust en daarna weer ingepakt. Zou het kunnen dat de oude Elliot, de originele Elliot, een comeback maakt?’
‘Iedereen instappen!’
Onze chauffeur is Sam, een man zo groot als een yeti, met de humor van Bill Murray. Wanneer hij omhoog tuurt naar El Capitan, vragen we of hij ook wel eens klimt.
Hij schudt zijn hoofd: ‘Ik houd niet van hoogten. Ik vind mezelf al hoog genoeg.’
Blijkbaar duurt het drie tot vier dagen om El Cap te beklimmen. Degenen die het proberen, slapen in slaapzakken die tegen de rotswand zijn vastgemaakt en poepen in containers die ze dan mee moeten sjouwen naar de top.
‘Waarom zou je het doen?’ Elliot schudt zijn hoofd. ‘Waarom, waarom, waarom?’
En dan de adembenemende waterval Bridal Veil, Bruidssluier. Wist je dat dit de meest gebruikte naam is voor watervallen? Sam vertelt ons hoe puur het water in Yosemite is en lacht al die gekken uit (oftewel ons) die geld betalen voor geïmporteerd mineraalwater in het park.
‘Wist je dat Evian achterstevoren gespeld “naive” is?’ merkt hij op, voordat hij ons overstelpt met nog meer geologische feiten.
‘Hij is bijna zo goed als jij.’ Ik geef Elliot een por.
Ik vind het geweldig. Het voelt bijna aan als een date. Geen van ons zou het in onze wildste dromen ook maar hebben bedacht, maar het lijkt toch wel erg op een date.
‘Getver! Een plat konijn!’ Ik wijs naar een geplet donsballetje op de weg.
‘Wegrestaurant, 24 uur per dag geopend…’ zegt Sam zonder een spier te vertrekken.
En dan weten we het weer: lunch!
Na een bord nacho’s met gesmolten kaas en salsa wandelen we wat rond door de Ansel Adams-kunstgalerie en bekijken we een drieëntwintig minuten durende documentaire over Yosemite. Dichterbij een bioscoop zullen we wel niet komen.
‘Ik mis de beschaving,’ verzucht Elliot.
Gek, hij heeft nog niet gezegd dat hij Elise mist.
We sluiten ons onkarakteristieke dagje af met een paardenrit van twee uur. Het leek een ‘onnozel’ iets om te doen, omdat Elliot altijd zijn best deed ver uit de buurt van paarden te blijven en zelfs op vakantie nog niet schrijlings op een strandezel ging zitten. Verrassend genoeg geniet hij van elke turftrappende, neusgat blazende seconde. Ik, ik houd van paarden en vind het heerlijk als een echte cowgirl door de natuur te galopperen, maar eerlijk gezegd wordt het steeds minder comfortabel worden en krijg ik steeds meer medelijden voor het blijkbaar verveelde paard. De aanblik van Elliot met zijn valhelm op maakt de rit echter de moeite waard.
‘Je ziet eruit als een levende kanonskogel,’ zeg ik tegen hem, om dan weer bijna van het paard af te vallen van het lachen, waardoor ik per ongeluk de teugels even laat vieren.
‘In elk geval heb ik mijn paard onder controle!’ zegt Elliot plagerig wanneer mijn Amber aan een boom begint te kauwen.
Ik trek haar hoofd weer omhoog en gooi een effectbal naar Elliot: ‘Weet je nog dat je gisteravond zei dat de California Club misschien mijn ontmoeting met Joel heeft geregeld?’
‘Ach, ik weet het niet, ik zei gewoon…’ reageert hij paniekerig. Blijkbaar heeft hij al spijt van zijn voorspelling.
‘Ik wilde je vragen wat jij denkt dat ze met jou van plan waren.’
Elliot zucht diep. Zijn paard, Auburn, doet hetzelfde.
‘Ik heb het mezelf al afgevraagd. Steeds maar weer, sinds ik hier ben. Van wat jij me hebt verteld, kan ik zien dat Sasha naar huis gaat met een nieuw zelfbeeld, leert Zoë de donkere kant van het sterrenbestaan kennen en gaat Elise… Nou ja, hoe erg ze misschien ook loopt te flippen, ik denk dat ze er wel iets van leert. Misschien vind ik hier innerlijke rust. Maar met al die ruimte en tijd hier om na te denken, twijfel ik gewoon aan alles!’
Ik bedenk me dat dat exact is waar hij hiervoor is, maar ik besluit niks te zeggen en het kwartje vanzelf te laten vallen.
‘Als je het hebt over alles…?’
‘Mijn baan, het huis dat we gaan kopen, Elise plannen voor de bruiloft, mijn toekomst.’
Elises plannen voor de bruiloft, niet onze plannen voor de bruiloft. Interessant.
‘Heb je al antwoorden?’ vraag ik, zo neutraal mogelijk.
‘Nog geen definitieve,’ geeft hij toe.
‘Ach, de week is nog niet voorbij.’ Ik haal mijn schouders op.
‘Niet over praten!’ kreunt Elliot, om dan weer uit zijn bedomptheid te stappen. ‘Goed. Joel. Zijn jullie…?’
‘Wat?’ Ik geef Elliot zo nietszeggend mogelijk aan.
‘Och, kom nou. Jullie sliepen vannacht in één kamer, jullie hadden allebei behoorlijk wat gedronken…’
‘Ik weet niet wat je bedoelt!’ zeg ik plagerig. Ik zou nooit tegen Elliot kunnen liegen, dus het beste wat ik kan doen is ruimte laten voor interpretatie.
‘Vroeger vertelde je me altijd alles,’ klaagt Elliot.
‘Is hij het type man dat jij bij mij vindt passen?’ Ik draai de discussie even om, omdat ik van onderwerp wil veranderen, maar toch ook nog even over Joel wil doorgaan.
Elliot trekt een scheef gezicht. ‘Lastig.’
‘Gewoon uit nieuwsgierigheid, wie zou volgens jou bij mij passen?’ Het is eeuwen geleden dat we zo open met elkaar hebben gesproken.
Auburn doet nog een paar passen voordat Elliot antwoord geeft. ‘Ik weet het echt niet. Een aardig iemand die je mee uit eten neemt en die weet hoe het leven in elkaar zit?’
‘Maar dat wil ik helemaal niet,’ werp ik tegen, terwijl ik een lage tak ontwijk.
‘Wat dan?’
‘Iemand die lief en grappig is en die me begrijpt,’ gooi ik eruit. ‘Iemand die niet uitsloverig of competitief is of mij vernedert,’ ga ik verder, puttend uit vorige relaties. ‘Een boezemvriend,’ slik ik. ‘Hoe dan ook, lijstjes maken niks uit. Ik heb mensen ontmoet die op papier perfect lijken en mij toch niks deden, of die niets voor mij voelden.’
‘Dat verlangen moet er zijn, niet waar?’ geeft Elliot toe.
‘Maar het is zoveel meer dan lust, niet waar? Ik denk dat er mensen zijn waar je hart gewoon naartoe wordt getrokken. Mensen die je raken op een manier waarop niemand anders je raakt.’
‘Zo was het niet echt met Elise,’ laat Elliot weten. ‘Er was wel iets, behalve dat ze zo’n steun was toen mijn ouders overleden, en dus besloten we het erop te wagen. Het voelde echt heel volwassen.’ Elliot fronst zijn wenkbrauwen. ‘Volwassen liefde? Klinkt niet echt aantrekkelijk, toch?’
Nee, maar ik weet waar hij de term vandaan heeft.
‘Hoe voelt het?’ vraag ik.
‘Veilig. Anders. Gestructureerd. Niet echt hoe ik dacht dat het zou voelen met de vrouw met wie ik zou trouwen, maar ja, twijfel blijft er altijd, toch?’
‘Vast.’
‘Denk je niet dan?’
‘Misschien is het zo wel beter. Als er geen twijfels zijn, is er geen reden om je in te houden en dan is het net alsof je hart aan het bungeejumpen is en je de controle totaal verliest.’
‘Klinkt fantastisch. Mis ik iets?’
Ik glimlach, naar ik hoop op een mysterieuze manier.
‘Wat zijn dan jouw bedenkingen met Joel?’
‘Ik weet het niet. Misschien moet ik er gewoon voor gaan.’ Ik ga voorzichtig nog een stapje verder. ‘Ik bedoel maar, ken je iemand die mij een beter aanbod kan doen?’
Elliot kijkt me aan alsof hij in zijn hart met een alligator aan het worstelen is.
Omdat ik die gedachte nog even wat langer wil laten marineren, spoor ik Amber aan tot draf en roep ik: ‘Wie het eerst in Kamp Clary is!’