Nacht van vuur
HAAR HANDEN TRILDEN. ZE STAARDE naar de man die midden in de kamer vastgebonden zat aan de stoel. Hij zat erbij als een zoutzak en zijn hoofd was bedekt met een oude zak die strak dichtgesnoerd zat om zijn nek. Het bloed dat aan de bovenkant van de zak gekoekt zat vormde een donkere vlek op het smerige canvas. De man ademde traag en moeizaam, alsof elke ademteug een pijnlijk gevecht om lucht was. Ze keek naar het mes in haar hand en slikte. Ambryl zou zo terug zijn. Ze had niet veel tijd meer.
Ze liep naar de gevangene. De onbeschrijflijke stank die van de man af sloeg hield haar bijna tegen. Hij was hier al meer dan een maand en had het intussen talloze malen in zijn broek gedaan. Het hele gebouw stonk. Een gore lucht van pis, stront en dood.
De kamer leek om haar heen te draaien en het avondlijke geroezemoes van buiten werd luider. De lach van een vrouw weerklonk spottend in haar oren. Het geroep van een bedelaar had iets van ingehouden dreiging. Een hond blafte, een, twee keer en toen nog eens, telkens iets woester, en ineens klopte haar hart heel snel en voelde het mes glibberig aan in haar zweterige handen.
Ze kneep haar ogen dicht en sloot de geluiden buiten, haalde een paar keer diep adem om zichzelf te kalmeren. Ze greep de zak die het hoofd van de man bedekte en trok hem omhoog. Het gedroogde bloed en het vuil plakten aan de zijkant van zijn hoofd. Ze trok harder en voelde de grove stof ruw over zijn wang schrapen. Zonder acht te slaan op zijn gekreun trok ze de zak los en smeet hem vol walging opzij.
‘Wat ben je toch een lelijke klootzak,’ zei Sasha een paar tellen later. De hoofdwond van Drievinger was dichtgegaan en vormde nu een korstige massa. Onder zijn dierlijke voorhoofd knipperden zijn varkensoogjes de slaap weg die zich na dagen in volstrekte duisternis had opgehoopt in zijn ogen. Hij had een baard van een maand, maar die groeide nogal grillig, alleen op plekken waar de ziekte die zijn huid teisterde nog niet aan toe was gekomen. Plukken grof, grijzend haar schoten op tussen eilandjes paars vel met lagen vuil erop.
Drievinger probeerde iets te zeggen, maar kreeg er niet meer uit dan een paar spetters spuug, die over zijn kin dropen. Ze keek hem achterdochtig aan. ‘Wat zei je daar?’
Dit keer kreeg hij de woorden er wel uit, en behoorlijk venijnig ook. ‘Ga je vader neuken, hoer.’ De blik die hij haar toewierp bezorgde haar weer hartkloppingen.
Sasha hief het mes omhoog en hield het vlak voor zijn gezicht. ‘Weet je nog, toen je zei dat je wel van vuilbekkende vrouwen hield? Jij zult nooit meer iemand kwaad doen.’
‘Maak mijn polsen los, dan zullen we nog wel eens zien.’ Hij rukte aan het touw waarmee zijn handen aan de rug van de stoel gebonden zaten en liet een stortvloed van vloeken op haar los. Ze keek toe en wachtte kalmpjes af tot hij ophield met worstelen. Uiteindelijk verslapte hij en zakte voorover, tot zijn hoofd op zijn borst rustte. De wond die Ambryl hem had bezorgd had zijn schedel bijna in tweeën gespleten. Het was een wonder dat hij nog leefde.
‘We hebben die chaos bij de poorten overleefd,’ zei ze zachtjes. ‘We hebben zo veel geluk gehad. De Schepper weet dat je het niet verdient, maar je had een kans om nog iets van je leven te maken. Er zijn die dag betere mannen dan jij gestorven. En betere vrouwen.’ Ze dacht aan de tovenares Brianna, verscheurd door Salazars magie. ‘Dit is precies wat je verdient,’ zei ze. En hij verdient het ook, verzekerde ze zichzelf. Dit is zijn verdiende loon.
‘Doe het dan. Maak het af en hol terug naar dat opschepperige pikkie waar je zo geil van wordt. Weet dat joch wel dat ik hier zit?’
Het duurde even voor Sasha begreep wat Drievinger bedoelde. Toen kwam de duisternis weer opzetten en dreigde haar te overspoelen. ‘Niemand heeft Cole gezien sinds de avond dat de stad werd ingenomen,’ zei ze op doffe toon.
De gevangene liet een akelig grinniklachje horen. ‘Dus hij is dood, is dat het? Die wilde beroemd worden en nu ligt hij ergens in een naamloos graf. Het leven zit ook vol beloningen voor goed volk, hè?’
‘Hij was een beter mens dan jij ooit zult zijn, Drievinger.’ Ze zette de scherpe kant van het mes tegen zijn schurftige keel.
‘Moryk,’ zei de gevangene. ‘Ik heet Moryk. Als je me de strot wilt afsnijden als een slachtvarken, noem me dan tenminste bij de naam die mijn ma me heeft gegeven.’
Sasha keek in de vuige kraaloogjes van de man. Hij zag er niet gevaarlijk uit, niet als een roofdier, niet eens overdreven kwaadaardig. Alleen maar als een zielig hoopje mens. Haar hand begon te beven en haar woede maakte plaats voor plotselinge wanhoop.
‘Val toch dood,’ snauwde ze. Ze trok het mes bij Drievingers keel vandaan en strompelde naar het bureau in de hoek van de kamer. Ze tastte rond, op zoek naar het handvat van de lade, half verblind door haar tranen. Ze vond het handvat, trok de la open, haalde het minuscule buideltje eruit en legde het met een klap op het tafelblad. Ze bekommerde zich niet eens om het touwtje, maar ramde de punt van het mes in het buideltje, sneed het half doormidden en keek trillend naar de inhoud, die eruit stroomde.
Sasha boog zich over het bureau en liet zich door het zilverige poeder wegvoeren naar de zoete vergetelheid.
Ze zou niet kunnen zeggen hoe laat het was toen Ambryl terugkeerde. Ze dacht dat ze de deur open hoorde gaan, maar het leek haar nauwelijks belangrijk genoeg om haar aandacht op te vestigen. Dat kwam pas toen ze aan haar haren van de vloer werd gesleurd en met haar rug tegen de muur van het pakhuis werd gegooid.
Haar oudere zus staarde haar aan met lichtbruine ogen die niets verrieden. Sasha grijnsde dommig terug.
Ambryl sloeg haar in het gezicht.
‘... Dat deed pijn...’ mompelde ze. Ze hief een hand op om haar schrijnende mond te wrijven. Ze staarde vol verwarring naar haar handpalm. Die was een stuk witter dan ze zich herinnerde. ‘Ben ik een geest?’ vroeg ze zich hardop af. De absurditeit van die vraag maakte haar aan het giechelen.
Haar zus sloeg haar nog eens, iets harder dit keer. ‘Je bent niet goed wijs. Word wakker.’
Sasha kreeg langzaam door dat haar hand onder de hashka zat. Net als haar gezicht. Ze proefde het in haar mond, samen met de bittere, metalige smaak van bloed. ‘Het spijt me,’ zei ze. Ze wist niet goed wat haar speet. Alleen dat het waarschijnlijk de juiste woorden waren.
‘De verkrachter leeft nog.’ Haar zus wees naar de zoutzak in de stoel. ‘Je hebt me beloofd dat je hem zou afmaken.’
Sasha wreef over haar neus. Die begon te branden. Ambryl had kaarsen aangestoken bij de deur, maar het licht kwam niet tot aan Drievinger, die als een donker silhouet in het midden van de kamer zat. Sasha was blij dat ze zijn gezicht niet kon zien. ‘Het verandert niets als ik hem vermoord,’ zei ze traag. ‘Daar krijg ik Cole niet mee terug. Of Garrett. Of de rest van mijn familie.’
Ze had de resten van haar pleegvader teruggevonden in de tempel van de Moeder. Ze was op haar knieën gevallen en had gehuild tot haar ogen bloedrood zagen. Toen was ze naar Coles appartement gerend en vandaar naar Garretts huis, en toen naar de adressen van iedereen die iets te maken had met haar oude rebellengroep en wiens naam ze nog wist. De meesten wilden niets met haar te maken hebben. Niemand wist wat er van Cole was geworden.
‘Ik ben de enige familie die je nog hebt,’ zei Ambryl. Haar oudere zus tilde haar kin liefdevol op. ‘Je echte familie.’
Sasha’s ogen liepen vol tranen. ‘Hoe is het mogelijk dat ik niet wist dat je nog leefde, na al die jaren?’
‘Vergeet dat nu maar. Dat ligt achter ons.’
Sasha snufte en veegde haar tintelende neus af. ‘Ambryl...’
‘Stil.’ Haar zus kneep iets harder. ‘Ik had je gevraagd om me niet meer zo te noemen. Ambryl was iemand anders.’
‘Zo heet je. Mijn zus. Niet... niet Cyreena, of hoe je jezelf tegenwoordig ook noemt.’
‘Wat zwak is, moet uitgebannen worden! Zodat mannen als die daar ons niet meer kunnen aandoen wat ze ons al die jaren geleden hebben aangedaan.’ Haar hand klemde zich om het mes dat op het bureau lag. ‘Ambryl was zwak. Cyreena niet.’
Sasha staarde dof naar haar zuster. ‘Wat doe je?’
Ambryl liep op hun gevangene af. ‘Herstellen wat er gebroken is,’ zei ze.
Drievinger had de blik in haar ogen blijkbaar gezien, want hij begon nog harder tegen zijn boeien te worstelen dan eerder op de avond. Er klonk nu echte angst in zijn stem. ‘Blijf uit mijn buurt, gestoorde...’
Zijn woorden gingen over in een jammerlijke gil toen Ambryl het mes in zijn bovenbeen stak, helemaal tot aan het heft. Ze trok het eruit en stak hem nog eens in zijn schouder. Dit keer gaf ze een gemene draai aan het lemmet.
Sasha kromp ineen. De roes van de hashka trok langzaam weg. Ze keek met een afgestompt soort afgrijzen toe terwijl haar zus langzaam hun gevangene afslachtte, steek voor steek.
Ineens klonk er buiten een luid gebulder. Het pakhuis schudde en het regende stof. ‘Wat was dat?’ wilde Ambryl weten. Ze knipperde gruis uit haar ogen. Ergens in het donker daarbuiten gilde een vrouw. De geur van zwavel hing zwaar in de lucht.
Sasha kreeg het gevoel dat ze flauw zou vallen. Ze kende die lugubere lucht. Duistere herinneringen aan de slachting in de Jammerkloof kropen omhoog uit de krochten van haar hoofd. ‘Iemand gebruikt alchemie,’ fluisterde ze. ‘Ontploffend poeder. We moeten hier weg.’
Ambryl keek omlaag naar de meelijwekkende gedaante van Drievinger. Uitdijende plassen bloed glinsterden in de schelle gloed van de vlammen daarbuiten. ‘Eerst moet ik dat beest nog kelen,’ zei ze op kille toon. Ze hief het mes op.
Iets kleins en ronds kletterde door het raam. Sasha keek met stijgende doodsangst naar het ding, dat een paar keer om zijn as tolde en vlak bij de deur tot stilstand kwam. ‘Liggen!’ gilde ze. Ambryl keek haar alleen maar niet-begrijpend aan, dus Sasha vloog de kamer door en duwde haar tegen de grond.
Nog geen tel later spatte de vuurbom uit elkaar.
De hitte was extreem genoeg om het haar op Sasha’s hoofd te verschroeien. Ze krabbelde overeind op haar knieën en trok haar versufte zus mee omhoog. De halve kamer was veranderd in een razende vuurstorm. Vlammen likten aan de balken in de hoogte. Nog even en het hele gebouw zou boven hun hoofd instorten.
‘Kom mee,’ zei Sasha hijgend, en ze trok Ambryl mee naar de deur. Ze stommelde het pakhuis uit, het donker in. Sasha hoestte als een gek en kokhalsde zo dat haar middageten omhoogkwam.
‘Ben je gewond, zusje?’ Ambryl had nog steeds het bloederige mes in haar handen. Sasha veegde haar mond af en schudde haar hoofd.
‘En ik dan?’ klonk Drievingers schorre, wanhopige stem. Sasha tuurde door het gordijn van grijze rookwolken die uit de deuropening kwamen en spuugde het laatste restje gal uit haar mond. ‘Stik er maar in,’ fluisterde ze.
Ze haastten zich weg bij het brandende gebouw. De voorraadschuur aan de overkant van de straat stond in brand. Het vuur verspreidde zich over de hele rij pakhuizen ten oosten van de Haak. De hele wereld leek om Sasha heen te wervelen terwijl ze de straat uit renden en de gloed van de hongerige vlammen vermengde zich met de lukrake flitsen fantasielicht die nog steeds door haar gedrogeerde brein knetterden.
De zussen vlogen het plein op en botsten bijna op een oudere man, die zijn hand tegen zijn gezicht gedrukt hield. Er droop bloed tussen zijn vingers door. Andere stedelingen verzamelden zich vlakbij, sommigen afschuwelijk verbrand, een paar die onbeheerst snikten of jammerden. Een vrouw wiegde een klein lichaampje in haar armen. Sasha zag het verkoolde ding dat er nog resteerde van het zoontje of dochtertje van de vrouw – je kon het verschil niet meer zien – en ging bijna weer over haar nek.
Ambryl greep een man bij zijn schouder en draaide hem met een ruk naar zich toe. Hij zag het mes dat ze vast had en schrok terug. ‘Wat gebeurt er?’ wilde Ambryl weten.
‘Rebellen,’ stamelde hij. ‘Die fanatiekelingen van Melissan.’
Sasha wilde net vragen hoe de fanatiekelingen aan alchemistenpoeder waren gekomen toen er tumult uitbrak. Twee mannen en een vrouw kwamen het plein op hollen. De dichtstbijzijnde man smeet iets naar de Wachters die hen achtervolgden. Toen volgde een flits, en een van de Wachters rolde om en om over de grond. Er kwam rook uit zijn smeulende mantel. De andere Wachters deinsden achteruit.
‘Zeg dit maar tegen jullie Oppermagiër,’ riep de vrouwelijke rebel. ‘De zonen en dochters van Melissan zullen niet rusten tot de Witte Dame haar aanspraken op de stad laat varen!’ Ze stak haar hand onder haar cape en greep naar iets.
En ineens verstijfde ze, haar ogen groot van verwarring. Haar kameraden stonden er al net zo verlamd bij, met hun lichamen in verwrongen poses.
Sasha herkende de zware tinteling van magie in de lucht. Haar ogen gleden over het plein. Daar was hij, de Halfmagiër. Hij concentreerde zich op de rebellen en zijn smalle lippen bewogen geluidloos. Zonder na te denken wendde ze zich tot Ambryl. ‘Geef me dat mes.’
Hij zag haar pas toen ze vlak naast hem stond. Het zweet parelde langs zijn gebronsde huid over een verrassend jeugdig gezicht. Hij was nog maar voor in de dertig en toch straalden de groene ogen van de magiër meer cynisme uit dan die van een bittere oude vrijster die haar laatste adem uitblaast.
‘Ik wil antwoorden,’ zei ze, terwijl ze hoog boven hem uittorende met de punt van het mes gevaarlijk dicht bij zijn hoofd.
‘Nu even niet,’ siste hij. Zijn ogen gingen even naar haar en werden zo groot als schoteltjes toen hij Ambryl naast haar zag staan. ‘Jij!’ riep hij.
Hij was zo verbluft dat zijn bezwering haperde en de vrouwelijke rebel kwam met een schok weer in beweging. Voor ze haar vuurbom kon gooien stak een van de dienaressen van de Witte Dame bijna onzichtbaar snel het plein over en brak soepeltjes haar nek.
De twee mannen, plotseling bevrijd van de magie die hen gevangen hield, probeerden ervandoor te gaan. Weer volgde er een flits van beweging en een van hen vloog achterwaarts door de lucht, terwijl zijn moordenares zijn nog kloppende hart in een van haar porseleinwitte handen hield. De enige overlevende keek paniekerig om zich heen en veranderde van richting, recht op Sasha af.
Er knetterde een straal bliksem uit de uitgestoken vinger van de Halfmagiër die de rebel recht in de borst raakte. Zijn lichaam schokte een paar tellen en viel toen vlak voor hen slap op de grond.
‘Wil je ons dood hebben of zo?’ snauwde de Halfmagiër woedend.
Sasha keek omlaag naar het sissende lichaam van de rebel en slikte toen ze het keramische balletje zag dat hij in zijn dode hand geklemd hield. Het is het maanstof, besefte ze. Ik ben niet helemaal helder.
Ambryl keek de Halfmagiër aan met een zonderlinge blik. ‘Het verbaast me niets om jou hier aan te treffen. Elke keer als de stad getroffen wordt door een of andere ramp ben jij er ineens. Als een made die wordt aangetrokken door een lijk.’
De magiër lachte snerend. ‘Ik kan van jou hetzelfde zeggen. Deze avond kon nauwelijks erger. Het enige wat er nog nodig is om mijn avond compleet te maken is thuiskomen en een rukkende Isaac aantreffen in mijn bed.’
‘Isaac?’ Ondanks haar woede was Sasha meteen geïntrigeerd toen ze de naam van de vreemde huisknecht hoorde.
‘Vraag daar maar liever niet naar.’ De Halfmagiër keek fronsend naar het lichaam van de rebel. ‘Wat is dat?’ Hij boog zich voorover in zijn stoel en wees naar het lijk. Het hemd van de man was van zijn lijf gebrand en onthulde wat er over was van zijn borstkas.
Sasha knielde en bekeek het kadaver, blij dat haar door en door verdoofde neus niets rook van de stank van verkoold vlees. ‘Er zit een tatoeage in zijn nek. Het lijken wel letters.’
‘Wat staat er?’
‘Weet ik veel, ik ken die taal niet,’ snauwde ze. ‘En als je denkt dat ik jou nog een plezier wil doen, dan heb je het mis. Ik kwam bij je omdat ik hulp nodig had en jij sloeg de deur voor mijn neus dicht.’
De Halfmagiër keek om zich heen. Sasha volgde zijn blik. Er arriveerden nog meer Wachters, met emmers water uit de reservoirs onder de stad. Kleine groepjes begonnen samen de branden te blussen die nog steeds woedden aan de oostkant van het plein. Een arts verzorgde de gewonden. Zijn instrumenten lagen netjes op een rijtje naast hem.
‘Goed dan,’ zei de Halfmagiër vermoeid. ‘Kom mee naar het magazijn, dan zal ik je vragen beantwoorden. Ik heb er zelf ook een paar.’ Hij fronste nog eens naar het rokende lijk. ‘Maar eerst heb ik nog een verzoek.’
Ze keek hem achterdochtig aan. ‘Wat dan?’
‘Ik heb die tatoeage nodig.’ Zijn ogen gingen naar het mes en bleven daar hangen.
Sasha keek naar het lijk en toen naar het mes in haar hand. ‘Je bedoelt toch niet...’
‘Ja. Probeer er geen zootje van te maken.’
Ze boog zich met een diepe zucht voorover en ging aan het werk.