De Ongeborenen

SASHA STAARDE UIT HET RAAM EN TUURDE langs de regendruppels die over het glas dropen. De herfststorm joeg zware regenvlagen tegen de herberg aan. Ze dacht dat ze geschreeuw hoorde vanuit de richting van de haven, maar ze kon het niet goed horen door het gestage geroffel van de stortbui. Misschien was het gewoon een losse flodder in haar van hashka verstoken brein, een lukrake manifestatie van de paranoia die altijd op de loer lag en de minste kans aangreep om duizend gevoelens van dreiging te creëren.

      Sasha keek woest naar de deur, draaide zich toen weer om naar het raam en ramde bijna haar vuist door het glas. De bovenste verdieping van de Sirene lag een dikke twintig voet boven de straatstenen en er was niets waar ze zich aan vast zou kunnen klampen, niets wat haar val zou kunnen breken, maar na anderhalve week in deze kamer begon ze serieus te overwegen om maar gewoon te springen en er het beste van te hopen.

      Ze staarde naar haar trillende handen. Ze moest maanstof hebben. Zo snel mogelijk. De Witjassen die Ambryl had meegebracht uit het paleis hadden de hele kamer overhoop gehaald en de laatste stiekeme restjes van het spul geconfisqueerd. Ze had gegild en gekrabd, maar de wachters bleven haar vasthouden en haar zus had rustig gezegd dat ze ofwel twee weken opgesloten mocht blijven in de herberg óf naar een cel gebracht zou worden, met een vieze deken en een strontemmer als enige comfort.

      Ze greep een kussen en wilde het net door de kamer smijten toen ze iets zag bewegen in de marmeren straat. Een patrouille Witjassen haastte zich westwaarts naar de haven. Hun gelaarsde voeten plonsden door de plassen. Tegelijk lichtte de hemel op en kleurde het zware, zwarte wolkendek heel even een spookachtig blauw. Ze dacht eerst dat het bliksem was, maar toen begon de herberg zo te schudden dat ze van gedachten veranderde. De vaas die ze op de markt had gekocht ter vervanging van het exemplaar dat Ambryl op haar hoofd had gebroken, rolde heen en weer over het tafeltje en viel toen kapot op de grond.

      Sasha voelde de kamer om zich heen draaien en raakte bevangen door paniek. Alchemie, dacht ze ontzet. De herinneringen aan de Jammerkloof en aan het brandende Dorminia waren op slag terug. Ze begon sneller te ademen en haar trillende handen begonnen te zweten. Ze dacht dat ze zich had neergelegd bij nog een paar dagen dodelijke verveling tussen deze vier muren, maar de angst die haar nu overviel veranderde alles. Zelfs het vooruitzicht van haar zusters woede hielp niet tegen deze gruwelijke aandrang om te vluchten, om hoe dan ook te ontsnappen uit dit gebouw.

      Ze riep naar Willard, maar kreeg geen antwoord. De herberg begon weer te schudden. Ze rende naar de deur en rukte wanhopig aan de klink. De deur zat stevig op slot, zoals ze allang wist.

      ‘Laat me eruit!’ gilde ze, terwijl ze wanhopig aan de deurkruk bleef rammelen en er nog een harde schop tegen de deur achteraan gooide. In Dorminia zou een van de andere gasten allang gereageerd hebben op haar geschreeuw, al was het maar om te zeggen dat ze haar gore rotbek dicht moest houden, of zoiets charmants. Maar in Thelassa niet. Als er al andere gasten in de herberg logeerden, dan bemoeiden die zich blijkbaar liever met hun eigen zaken.

      Sasha zag nog een lichtflits, ergens in de stad. Ze wist nu ook zeker dat ze mensen in de verte hoorde schreeuwen. Ze tilde het ronde tafeltje waar de vaas op had gestaan op, met het idee om het raam ermee kapot te slaan en haar eerdere plan uit te voeren. Misschien kon ze de stromatras erdoorheen wurmen, of anders in elk geval een kussen, om haar val te breken. Toen zag ze een van Ambryls haarspelden naast het bed op de grond liggen.

      Ze zette het tafeltje weer neer, rende naar het bed en grabbelde naar het dunne metalen dingetje. Ze trok een paar roodblonde haren uit de speld en probeerde zich de preek te herinneren die Cole haar ooit had gegeven over sloten forceren. Zoals gewoonlijk had hij het meer als een excuus gebruikt om op te scheppen over zijn nieuwe vaardigheid dan vanuit een oprecht verlangen om zijn pasverworven kennis te delen, maar Sasha was gezegend met een goed hoofd voor details. Ze was gezegend met een goed hoofd voor van alles en nog wat, als het niet half versuft was van de narcotica.

      Ze boog het uiteinde van de haarspeld iets opzij tot een mooi hoekje, stak de geïmproviseerde loper in het sleutelgat en prutste ermee rond tot ze voelde dat ze beet had. Ondanks haar zenuwen wist ze haar hand net lang genoeg stil te houden om het slot voorzichtig open te draaien, tot ze een klik hoorde. Met een rillerige zucht van opluchting duwde Sasha de deur open en rende de trap af naar de gelagkamer.

      Daar zat niemand, alleen Willard. De herbergier van de Eenzame Sirene stond met zijn rug naar haar toe in de deuropening naar de stromende regen te kijken. Sasha wilde hem net vragen wat er in godesnaam gaande was toen Lyressa ineens uit de keuken kwam.

      ‘Niks aan de hand, lieverd,’ zei de herbergierster opgewekt. ‘Waarschijnlijk gewoon een paar herrieschoppers die iets te veel hebben gedronken. De dienaressen regelen het wel.’

      Sasha staarde haar met open mond aan. Ze had Lyressa niet gezien sinds het Zaaifeest, meer dan een maand geleden, toen de dienaressen van de Witte Dame haar midden in de nacht uit haar huis hadden gehaald. En nu stond ze weer hier in de Sirene alsof er niets was gebeurd, met een vriendelijke glimlach op haar gezicht, precies zoals Sasha zich haar herinnerde. Afgezien van één belangrijk detail.

      ‘Je...’ begon ze verbijsterd. Ze kon haar ogen nauwelijks geloven. ‘Je was toch hoogzwanger?’

      Lyressa legde een hand op haar buik, waar kort geleden nog een kind in had gezeten dat bijna geboren moest worden, maar die nu zo goed als plat was. ‘Hoogzwanger?’ zei de herbergierster lachend. ‘Ik weet ook wel dat ik er niet meer zo uitzie als tien jaar geleden, maar wacht maar tot je zo oud bent als ik, meisje! Willard vindt het blijkbaar niet erg dat ik een paar pondjes ben aangekomen.’

      Willard draaide zich om in de deuropening toen hij zijn naam hoorde. Er was iets vreemds aan de hand met zijn gezicht, dacht Sasha. Zijn ogen keken... glazig. Net als die van Lyressa, nu ze eens wat beter keek. Er ging een rilling over haar rug. Dit was helemaal niet in de haak.

      ‘Je was minstens zes maanden zwanger,’ zei ze zo rustig mogelijk. ‘Op de avond van het feest was je ineens verdwenen. Ik was boven toen ze je kwamen halen. Willard lag hier op de vloer. Hij was helemaal in tranen.’

      Terwijl Sasha praatte, gebeurde er iets vreemds. Lyressa begon met haar ogen te knipperen. Eerst heel langzaam, maar toen steeds sneller. Willard leek ook ergens door geplaagd te worden. Zijn oogleden trilden als een gek en zijn hele gezicht sidderde, alsof er iets onder zijn huid zat wat los probeerde te breken. Sasha’s bange voorgevoelens werden steeds banger.

      ‘Je vergist je,’ zei Willard bits. ‘Je zus zei dat je in je kamer moest blijven. Het komt door het maanstof, hè? Je bent verslaafd aan de hashka. Je bent gewoon in de war. Niet dat ik het je kwalijk neem, want iedereen heeft zo zijn problemen, maar je kunt niet zomaar naar beneden komen en allerlei idiote dingen roepen. Is dat duidelijk? Je kunt niet zomaar dat soort idiote dingen gaan roepen!’ Zijn toon had iets krankzinnigs, iets manisch, als een ketel water die elk moment kon overkoken.

      Sasha sloeg haar handen voor haar gezicht en masseerde haar bonkende schedel. Had Willard gelijk? Was ze eindelijk gek geworden, nadat ze jaren alles wat los en vast zat had opgesnoven? Ze had wel eerder hallucinaties gehad, tijdens haar ergste perioden. Maar die waren altijd zo voorbij en het was altijd zonneklaar waar ze vandaan kwamen. Ze zag de stoel met de gebroken poot, die beschadigd was geraakt op de avond dat Lyressa was ontvoerd, en ze wist nu absoluut zeker dat ze het zich niet had ingebeeld.

      ‘Ik... Het spijt me,’ zei ze langzaam en duidelijk. ‘Je hebt gelijk. Ik klets uit mijn nek. Sorry, ik moet even naar buiten. Even een frisse neus halen.’

      Willards gekwelde gezicht ontspande zich op slag en werd weer volkomen sereen, als de zon die ineens tevoorschijn komt vanachter een donderwolk. Die abrupte verandering was al net zo verontrustend als zijn opgefokte gedrag van zo-even. ‘Naar buiten? Maar het spoelt van de regen! Je wordt kletsnat.’

      ‘Luister naar Willard, lieverd,’ zei Lyressa. Er lekte een donker straaltje bloed uit haar neus, maar ze leek het niet te merken. ‘Er is daarbuiten iemand herrie aan het schoppen. Kom gezellig bij ons zitten. Dan maak ik een lekkere kop thee voor je.’

      ‘Nee, echt, ik hou van regen,’ zei Sasha snel, terwijl ze het bloed over Lyressa’s kin zag lopen en op de grond spatten. Ze probeerde niet zichtbaar te huiveren. ‘Ik heb even wat frisse lucht nodig. Ik ga heus niet ver.’

      Dat was een botte leugen. Ze was wel degelijk van plan om ver te gaan, helemaal het Dodemanskanaal over om precies te zijn. De hashka die ze met een onbegrijpelijk vooruitziende blik in een steegje in de buurt had verstopt, zou genoeg geld moeten opleveren voor een overtocht naar Dorminia, als ze een koper kon vinden. Ze wilde zo snel mogelijk weg uit deze stad, met of zonder Ambryl.

      Willard deed geen enkele moeite om haar tegen te houden toen ze snel langs hem heen de regen in liep. Haar donkere haar was binnen twee tellen doornat in de donderende stortbui, en ze duwde haar kin tegen haar borst en probeerde het water dat in haar laarzen drong te negeren terwijl ze de straat door plonsde. Weer lichtte de hemel even op en toen ze achteromkeek, zag ze nog meer Witjassen uit een zijstraat komen en westwaarts naar de haven rennen, hoewel ze de kade niet kon zien door de zware regensluiers.

      Toen Sasha bijna bij het steegje was waar haar voorraadje verstopt lag, kwam ze langs een van de hoge, spitse torens die Thelassa zo beroemd hadden gemaakt. Deze toren was kleiner dan de torens bij het centrum, niet half zo hoog als de Obelisk in haar eigen stad. Ze bleef even staan en keek op naar de torenspits, die in regen gehuld was. Op hetzelfde moment ging de deur van de toren open en schreed een van de dienaressen van de Witte Dame de paar treden voor de ingang af. De regen leek om de bleke vrouw heen te vallen en haar witte gewaad niet eens te raken.

      De dienares bleef vlak voor Sasha staan. ‘Ga naar huis,’ zei ze op kille toon.

      ‘Wat gebeurt er?’ vroeg Sasha, deels om even na te kunnen denken over antwoorden op eventuele lastige vragen.

      ‘Er is opschudding ontstaan in de haven. Er is een vijandelijke magiër in de stad gearriveerd. Hij zal spoedig geneutraliseerd worden. Maar voor het zover is, is het niet veilig op straat.’

      ‘Mijn huis is hier verderop,’ loog Sasha. ‘Ik ga meteen terug.’

      De dienares keek haar nog even aan met die kleurloze ogen. Toen schreed ze om Sasha heen en zette koers naar de haven. Ze was algauw verdwenen achter het grijze gordijn van regen.

      Sasha slaakte een zucht van verlichting en schudde haar hoofd, waarbij de waterdruppels alle kanten op vlogen. Het steegje lokte. Ze wilde er al naartoe hollen toen ze zag dat de deur van de toren op een kier stond. De dienares had hem niet goed achter zich dichtgedaan.

      ‘Doe niet zo stom,’ fluisterde ze tegen zichzelf. Niemand wist wat er in die hoge, slanke torens zat. En als iemand het al wist, dan praatte hij er niet over. De dienaressen van de Witte Dame waren een raadsel, maar ze waren lang niet het enige geheim dat deze stad verborg achter zijn brandschone muren.

      Ze aarzelde en keek nog eens om zich heen. Er was niemand te zien. Ze vroeg zich af wat Cole in zo’n geval gedaan zou hebben, want uiteraard zou het het slimste zijn om precies het tegenovergestelde te doen. Maar het leek wel of de toren haar riep. Ze keek nog één keer of niemand haar zag, holde de traptreden op en dook naar binnen.

      Haar ogen hadden even nodig om aan het schemerdonker te wennen. Buiten bleef de regen onafgebroken op het wegdek kletteren. Binnen was het stil en de ruimte was zo goed als leeg. Een eenzame fakkel aan de andere kant van de ronde ruimte vormde de enige bron van verlichting. Hij onthulde een centraal gelegen trappenhuis, met verschillende deuren die er op gelijkmatige afstanden omheen lagen. Na enige aarzeling voelde Sasha aan een van de deuren, die op slot zat. Maar ze ontdekte een houten paneel dat op ooghoogte zat. Sasha trok eraan en merkte dat het opzij geschoven kon worden. Erachter zat een helder ruitje met een perfect uitzicht op de kamer achter de deur. De kamer was knus ingericht, met een bed en een bank, en een kleine boekenkast in de hoek, hoewel er op het moment niemand was.

      Sasha koos op goed geluk een andere deur en schoof het paneel opzij om door het glas te kijken. Deze kamer zag er precies hetzelfde uit, maar hier lag een hoogzwangere vrouw op het bed. Het leek of ze huilde, hoewel de deur geen geluid doorliet. Sasha sloeg op het glas om de aandacht van de vrouw te trekken, maar blijkbaar drongen er ook geen geluiden van buiten in de kamer door. De vrouw kon haar niet horen.

      Sasha wilde niet te lang op één plek blijven, dus liet ze de kamer en de vrouw voor wat ze waren en ging de trap op naar de volgende verdieping, die iets feller verlicht was dan de begane grond. Levensgrote beelden van de Witte Dame stonden in nissen langs de muren en beeldden de Oppermagiër uit in verschillende poses, van sereen tot wraakzuchtig. Niet een van die beelden deed echt recht aan de onsterfelijke heerseres van Thelassa, hoewel Sasha na alles wat ze de laatste weken had gezien zeker wist dat er onder het onberispelijke uiterlijk van de Witte Dame iets verwrongens moest schuilgaan, iets ronduit lelijks en akeligs.

      Op deze verdieping waren maar twee deuren. Ze zagen er allebei heel gewoontjes uit, zonder schuifjes waar je doorheen kon kijken. Sasha probeerde de deurklinken, maar ze zaten allebei op slot. Ze dacht dat ze achter de linkerdeur zacht gejammer hoorde, en nog een vreemd, metalig knipgeluid, maar het laatste wat ze wilde was de aandacht op zichzelf vestigen door aan te kloppen, dus liep ze snel door.

      Toen ze de trap verder op liep naar de derde verdieping, rook ze ineens iets smerigs. Het deed haar denken aan de weerzinwekkende stank die in Dorminia had gehangen na de bevrijding van de stad: de doordringende lucht van oud, bedorven bloed en lijken die in de straten lagen te rotten.

      Ondanks de waarschuwingen van haar neus was Sasha niet voorbereid op het gruwelijke tafereel dat ze boven aan de trap aantrof.

      Afgezien van de trap zelf en een smal looppad ernaast was de bovenste helft van de toren omringd door dik glas. Het vormde een gigantisch reservoir dat oprees tot aan de top van het gebouw. Achter het glas borrelde een dikke, kwalijk riekende vloeistof omhoog uit de diepte, die het bassin tot bovenaan vulde. Sasha sloeg een hand voor haar gezicht tegen de stank en besefte met misselijkmakende zekerheid dat de vloeistof bloed was. Een gigantische hoeveelheid, meer dan genoeg om het hele herenhuis van Garrett mee te vullen.

      Er botste iets tegen de zijkant van het reservoir. Met stijgend afgrijzen zag Sasha een klein, vaag menselijk iets langs het glas schuren, dat langzaam om en om draaide in de trage stroom, met de mismaakte ledematen om een foetaal lichaampje gewikkeld.

      ‘Godver... Wat ís dit?’ fluisterde ze, en toen sprong ze bijna een meter hoog omdat er iets tegen het glas vlak voor haar botste. Ze keek verlamd van afgrijzen toe, recht in het gezicht van een volwassen vrouw, naakt en onder het bloed, behalve de ogen, die er schokkend wit en morsdood uitzagen, totdat ze iets opzij draaiden en haar aankeken met een uitdrukking die haar bijna op slag van haar verstand beroofde. De mond van de vrouw ging wijd open en haar lippen vormden een geluidloze schreeuw.

      Sasha ging er als een haas vandoor. Ze rende met twee treden tegelijk de trap af om maar zo snel mogelijk uit deze griezeltoren weg te komen. Ze ging zo geconcentreerd op haar doel af dat ze de man die net de trap op kwam bijna niet zag. Ze botste tegen hem aan en gooide hem bijna om in haar wanhopige haast om te ontsnappen aan de nachtmerrie waarvan ze zojuist getuige was geweest.

      ‘Pardon, wie bent u?!’ vroeg hij op verrassend beschaafde toon. Hij was lang, met een spits gezicht en diepe inhammen in zijn haar. Het witte schort dat hij aanhad was bevlekt met bloed, net als de scherpe metalen schaar die hij in zijn slanke vingers had.

      Ze staarde hem even aan, zonder dat er geluid uit haar mond wilde komen. ‘Ik...’ zei ze, maar de walging werd haar alweer te veel.

      ‘Uw naam, en snel en beetje!’ commandeerde hij weer. ‘Als ik de wachters moet roepen, mag u zichzelf gelukkig prijzen als u morgenochtend nog zelfstandig kunt eten. Geen herinneringsremmers voor u, mevrouw. Nee, dan ga ik regelrecht door de schedel.’ En hij knipte in de lucht met zijn schaar.

      ‘Cyreena,’ flapte Sasha eruit. Ze wist niet eens goed waarom. De leugen was eruit voordat haar hersenen goed en wel doorhadden wat er gebeurde.

      ‘Aha. Dus u bent de nieuwe favoriet van de Meesteres. Ik had u de eerste weken nog niet verwacht. Het clandestiene werk dat wij hier doen is niet naar ieders smaak, in elk geval niet van meet af aan. In mijn ervaring is acceptatie, en uiteindelijk zelfs enthousiasme, hoogstens een kwestie van tijd. Mijn naam is Fergus. U kunt mij wel beschouwen als een pionier. Een man van de wetenschap. Mijn werk stelt Thelassa in staat haar autonomie te bewaren in deze kille, meedogenloze wereld.’

      ‘Uw werk?’

      ‘Het Ongeboortebassin is echt iets bijzonders, vindt u niet? Wie had gedacht dat het bloed van een dode god voor zo veel dingen gebruikt kon worden? Bij ons huidige productietempo zou de Meesteres voor het eind van het jaar moeten beschikken over meer dan honderd Ongeborenen.’

      ‘Het Ongeboortebassin... Dat... dat reservoir? U maakt hier nog meer dienaressen voor de Witte... de Meesteres?’ Wat er in deze toren gebeurde vervulde haar met diep afgrijzen. Hoeveel van die torens waren er wel niet? Wat voor monster was de Oppermagiër van Thelassa?

      ‘Er is uiteraard een demografisch bepaalde limiet aan ons vermogen. Het Zaaifeest is een effectief middel om de hoeveelheid vrouwelijke kandidaten voor de transformatie op peil te houden. Geef een man of vrouw de juiste stimulerende middelen, bied ze een excuus om zich te onttrekken aan de sociale conventies die onze driften beheersen en de mens van de dieren onderscheiden, en de uitkomst is verbazend makkelijk te voorspellen. Het is gewoon een kwestie van de juiste hersenstimulatie om de gewenste resultaten te bereiken. De Meesteres heeft nooit veel opgehad met de dictatoriale manier van doen van de tiran van Dorminia en zijn soort. Haar methoden zijn zo veel zindelijker.’

      ‘Ik moet gaan,’ zei Sasha. Ze dwong zichzelf om zo neutraal mogelijk te klinken, hoewel ze een sterke neiging voelde om dubbel te klappen en haar maag om te keren. En een al even sterke neiging om deze Fergus met haar blote handen te wurgen.

      ‘Zoals ik al zei: het went. De volgende keer dat u hier bent, zal ik demonstreren hoe we een zuigeling uit de baarmoeder halen en prepareren voor onderdompeling in het bloed van de Ravengod. We lijden onvermijdelijkerwijs de nodige verliezen, maar ik kan gelukkig melden dat de verhouding tussen succesvolle Ongeboorten en Godvergetenen steeds gunstiger uitvalt.’

      ‘Fijn om te horen,’ zei Sasha op doffe toon. Toen ze Fergus passeerde, ving ze een glimp op van een vrouw die vastgebonden op een tafel lag in de kamer waar hij zonet uit gekomen moest zijn. Er vormde zich een grote bloedplas tussen haar gespreide benen. Sasha wendde haar blik af en wist zichzelf er nog net van te weerhouden om Fergus de schaar uit zijn handen te grissen en de scherpe kant dwars door zijn luchtpijp te rammen.

      ‘En denk erom,’ riep hij haar na. ‘Drink alleen water dat geleverd wordt door het College. De middelen die we in het drinkwater van de stad pompen zijn niet gevaarlijk, maar het is beter als leden van het College de Meesteres met een helder hoofd kunnen dienen.’

      Toen Sasha de toren verliet en de tranen die inmiddels in stromen langs haar wangen rolden liet wegwassen door de regen, was een helder hoofd wel het laatste wat ze wilde.