April 1942
Als het regent in Hongkong, valt het leven stil. De stortbuien zijn zo overweldigend, zo hevig dat de stad verdwijnt achter een muur van grijs water en de mensen zich als paniekerige ratten uit de voeten maken en wegvluchten in portieken, winkels en restaurants. Binnen huiveren ze in de koude luchtstroom van de airconditioning, schudden het water van zich af en bestellen koffie of kijken in de kledingrekken terwijl ze wachten tot het droog wordt.
Trudy en Victor zitten bij Chez Sophie, een Frans restaurantje in Causeway Bay, en kijken hoe buiten de regen valt.
‘Het is hier nooit echt schoon, zelfs niet na de regen,’ zegt Trudy. ‘Het water spoelt het vuil wel weg van de straten, maar twee seconden later is het weer terug. Hongkong is gewoon víés. Dat is het altijd geweest. Maar ik kan nergens anders wonen. Deze smerige stad is mijn thuis.’ Ze wrijft over de armleuning van haar stoel. Het rode fluweel glimt een beetje van slijtage. ‘Ik ben altijd dol geweest op dit restaurant,’ zegt ze. ‘In mijn kindertijd nam vader me elke zondag mee hiernaartoe om te brunchen, en dan kocht ik van tevoren een nieuwe jurk om aan te trekken.’
Victor maakte een snuivend geluid. ‘Elke week? Jij werd wel erg verwend, hè?’
‘Verwend?’ vraagt ze. ‘Maak je geen zorgen, Victor. Deze oorlog zal de laatste restanten daarvan uit me verdrijven, dat weet ik zeker.’
‘De mensen zullen hun ware gedaante tonen.’
‘Dat doen ze al, Victor, mijn waarde neef, en daar wordt ook al over gekletst. Ik heb gehoord dat wij collaborateurs worden genoemd. Zo noem je toch de mensen die al te goede maatjes worden met de bezetter?’
‘Collaborateur is een lelijk woord, Trudy. Ik zou maar uitkijken wanneer en voor wie je dat gebruikt.’ Victor neemt een slokje cognac. Hij loopt rood aan. Trudy leunt ontspannen naar achteren in haar stoel, slank en elegant in een lichtbruine wollen rok en een ivoorkleurige blouse. Op het tafeltje voor haar staat een halfleeg koffiekopje.
‘Maar dat zijn we toch, Victor?’ vraagt Trudy om hem te jennen. ‘Zo worden mensen als wij toch genoemd?’
‘Doe niet zo naïef,’ bijt hij haar toe. ‘Jij geeft les in de Engelse taal en etiquette. Je bent een soort huisonderwijzeres van de goede commandant. Je leert hem de gebruiken van de westerse wereld, waar hij ondanks zichzelf zo in geïnteresseerd is. En ik doe alleen maar mijn best om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen, zodat onze mensen niet hoeven te lijden. Je moet niet van die domme dingen zeggen. Niet alles is zwart of wit. Moeten we onszelf dan dwarszitten en de mensen die ons door deze moeilijke tijd zouden kunnen helpen tegen ons in het harnas jagen? Je bent geen kind meer, Trudy.’
‘Maar Otsubo is zo…’
‘Je hoeft je verder niet met hem te bemoeien, als je hem maar Engelse les geeft en probeert aan zijn andere verzoeken te voldoen.’ Zijn gezicht krijgt een sluwe uitdrukking. ‘Ik zou zeggen dat je maar het best gehoor kunt geven aan elk verzoek van hem, ongeacht wat het is of hoe bedekt het wordt gebracht.’
‘Het is een varken,’ zegt ze kalm. De kelner komt naar hen toe en schenkt zwijgend haar kopje weer vol. Ze doet er suiker en melk in en neemt een slokje.
Victor neemt haar aandachtig op. ‘Je bent veranderd,’ zegt hij. ‘Komt dat door die Engelsman? Heeft hij je beïnvloed met zijn hoogstaande moraal, zijn integriteit en al die andere onzin waar de Engelsen zo goed in zijn? Maar als het op hun verantwoordelijkheden aankomt, hebben ze altijd wel een reden waarom ze die niet kunnen nakomen, en ze klinken altijd zo deugdzaam als ze dat uitleggen. Dat hebben ze tot kunst verheven: deugdzaam klinken en niets doen.’
‘Wie haat jij eigenlijk niet, Victor?’ Ze denkt bij zichzelf dat zijn Oxfordaccent afbreuk doet aan zijn betoog.
‘Jij bent in de eerste plaats Chinees, Trudy. In elk ander land zul je als vreemdeling worden beschouwd. Je hoort in Hongkong.’
Hij steekt een sigaret op zonder er haar een aan te bieden. Ze weet dat hij het afkeurt dat ze in het openbaar rookt. Hij vindt dat vrouwen buitenshuis ingetogen en stil horen te zijn.
‘Dit zullen ook betaalmiddelen worden,’ zegt hij terwijl hij naar het gloeiende topje kijkt. ‘Alles zal veranderen, en jezelf een positie veroveren in de nieuwe wereldorde wordt net zo lastig als een fundering leggen in drijfzand. Je moet je kunnen aanpassen.’
Trudy legt haar handen op het tafelblad en buigt zich naar voren. Als ze een kat was zou ze haar tanden ontbloten en naar hem blazen.
‘Ik heb het druk, Victor. Waar wilde je me over spreken?’
‘Ik wil alleen zeker weten dat we aan dezelfde kant staan,’ zegt hij. ‘We zijn tenslotte familie.’
Trudy lacht. ‘Zo familieziek was je anders nooit.’ Ze aarzelt. ‘Misschien ga ik wel vrijwillig Stanley in. Will zei…’
‘Doe niet zo idioot, Trudy. Hier buiten kun je heel wat meer voor elkaar krijgen dan in een gevangenis. En vergis je niet, het ís een gevangenis. Waarom zou je dat doen?’
‘Maar Will…’
Victor lacht. ‘Ik wist niet dat je zo sentimenteel was. En dan is er natuurlijk de kwestie van je vader.’
Trudy verstijft. ‘Wat is er met hem?’
‘Ik wilde niets zeggen, maar… het gaat niet zo goed met zijn gezondheid.’
Trudy’s gezicht staat strak. ‘Daar heeft hij tegen mij nooit iets over gezegd.’
Victor kijkt haar aan alsof ze achterlijk is. ‘Denk je dan dat hij dat zou zeggen?’
‘Ik geloof je niet.’
Victor wuift de zaak weg. ‘Het kan mij verder niet schelen.’ Dan corrigeert hij zichzelf. ‘Ik maak me natuurlijk zorgen over zijn welzijn en ik vond dat je het recht had ervan te weten.’
De pianist komt het restaurant binnen en gaat zitten. Hij begint zich in te spelen. Trudy en Victor zitten tegenover elkaar en willen geen van tweeën de volgende zet doen.
‘Debussy,’ zegt Trudy.
‘Ja.’
Net als schakers ontwijken ze elkaars blik. Victor rookt zijn sigaret op en drukt het korte peukje uit in de kristallen asbak. Hij is de eerste die spreekt, maar hij komt niet rechtstreeks ter zake.
‘De Players zijn al moeilijk te krijgen. De Japanners nemen hun eigen merken mee, Rising Sun en dat soort waardeloze rommel. Alles gaat draaien om de vraag of je aan importartikelen kunt komen en of je ze kunt transporteren. De invoer zal drastisch verminderen. Goederen zullen duur worden.’
Trudy kijkt op. ‘Goederen zoals medicijnen, bedoel je?’
‘Ja, natuurlijk. Dat is maar één voorbeeld. Medicijnen van goede kwaliteit. De Amerikaanse en Britse farmaceutische bedrijven gaan echt geen producten naar bezette gebieden sturen. In elk geval niet langs legale kanalen. De mensen zullen handig moeten zijn.’
‘Dat ben jij altijd geweest, Victor. En van subtiliteit heeft niemand je ooit kunnen beschuldigen.’
In een machteloos gebaar heft hij zijn handen. ‘Iedereen heeft altijd wel iets op me aan te merken. Ik probeer je alleen maar aan je verstand te brengen hoe de situatie is. Voedsel zal schaars worden. Het gaat niet alleen om zijden kousen en goede port.’
Trudy staat op. ‘Eén momentje, ik ga me even opfrissen.’ Ze loopt gracieus naar het damestoilet en de deur valt geruisloos achter haar dicht.
Victor tikt ongeduldig met zijn pakje sigaretten op het tafelkleed.
Als ze weer tevoorschijn komt, is haar make-up keurig bijgewerkt en heeft ze een nieuwe laag lippenstift op, het pantser van de vrouw.
‘De mensen zullen nog denken dat we verliefd zijn, Victor, met dit soort geheime ontmoetingen in afgelegen restaurantjes.’ Ze glimlacht naar hem.
‘Dat we een verhouding hebben, bedoel je?’
‘Vind je me dan niet leuk?’
Victor gaat serieuzer op haar geplaag in dan haar bedoeling was.
‘Jij bent voor mij meer een soort zusje, Trudy. Melody is altijd erg dol op je geweest. Ze heeft me gevraagd een beetje op je te letten terwijl zij weg is en in de gaten te houden of het goed met je gaat.’
‘Dat is vreemd. Tegen mij heeft ze gezegd dat ik naar Macau moest gaan, naar mijn vader.’
‘Hij zou inderdaad wel iemand kunnen gebruiken om voor hem te zorgen.’
‘Hij heeft Leung.’ Haar vaders toegewijde huisknecht, die al veertig jaar bij hem is. ‘Die zorgt beter voor hem dan ik dat zou kunnen.’
‘Heb je het niet gehoord?’
Trudy’s gezicht betrekt. ‘Nee, wat dan?’
‘Leung is met een mes in zijn long gestoken. Blijkbaar probeerde hij een Japanse soldaat tegen te houden die je vader zijn Rolex wilde afpakken. Hij heeft een tijdje op het randje van de dood gezweefd en uiteindelijk is hij bezweken. Die soldaten weten precies waar ze hun mes moeten planten.’
‘Dat zou vader me hebben laten weten,’ zegt Trudy. ‘Hij zou me een bericht hebben gestuurd.’
‘Je kent je vader toch,’ zegt Victor troostend. ‘Hij wil je niet tot last zijn. Maar maak je geen zorgen, Trudy, ik heb de situatie opgelost. Er woont nu een vrouw uit Shanghai bij je vader, die voor hem kookt en hem verzorgt. Hij wilde niet dat jij je zorgen zou maken. Ik ook niet, trouwens. Ik begon er alleen maar over omdat…’
Er valt een lange stilte. Trudy kijkt op en schenkt Victor een terughoudende glimlach. Ze steekt langzaam haar hand uit naar het pakje sigaretten op tafel en pakt er een uit. Victor biedt haar geen vuur aan, dus zoekt ze in haar handtas naar een aansteker. Haar handen beven. Ze inhaleert diep en blaast de rook naar Victor.
‘Otsubo…’ zegt ze. ‘Hij adoreert me. Hij ziet me als een soort exotische bloem.’
‘Ik weet het,’ zegt Victor. ‘Zorg maar dat dat zo blijft.’
Hij kijkt haar met samengeknepen ogen onderzoekend aan en laat zijn blik dan tevreden afdwalen.
‘Ik geef volgende week een tuinfeest,’ zegt hij. ‘Jij zult de gastvrouw zijn. We zijn familie, dus dat zal niemand gek vinden. Vraag Otsubo om te komen en laat hem iedereen uitnodigen die hij maar wil.’
Trudy knikt bijna onmerkbaar.
‘Ik geloof dat we wel klaar zijn,’ zegt Victor. ‘Nog één ding, Trudy: als je besluit iets te doen, moet je het goed doen. Er is niets zo gevaarlijk als besluiteloosheid of halfslachtigheid. Die kunnen mensen het leven kosten. Maar je bent een slimme meid, dus je begrijpt wel wat ik bedoel. Prettige dag verder.’
Hij werpt een paar bankbiljetten op tafel en loopt de zaak uit.