Mei 1952

Het begon met een ongelukje. Het konijntje van Herend-porselein was in Claire’s handtas gevallen. Het stond op de piano, en ze had het eraf gestoten toen ze na afloop van de les de muziekbladen pakte. Het tuimelde van het kanten kleedje (een kleedje! Op de Steinway!) zo haar grote leren tas in. Wat er daarna gebeurde had haar versteld doen staan van zichzelf. Locket had strak naar de toetsen zitten kijken en had niets gemerkt. En Claire was gewoon weggegaan. Pas toen ze beneden op de bus stond te wachten, drong tot haar door wat ze had gedaan. En toen was het te laat. Ze was naar huis gegaan en had het kostbare beeldje weggestopt onder de truien in haar klerenkast.

Negen maanden eerder waren Claire en haar man naar Hongkong verhuisd; Martin was door de overheid overgeplaatst en aangesteld bij het ministerie van Watervoorziening. Churchill had een einde gemaakt aan de rantsoenering en alles begon net weer normaal te worden toen ze het nieuws van de overplaatsing kregen. De gedachte weg te gaan uit Engeland was nooit eerder bij haar opgekomen.

Martin was ingenieur en moest toezicht houden op de aanleg van het Tai Lam Chung-stuwmeer, dat voor voldoende water moest zorgen tijdens periodes van droogte, die om de paar jaar voorkwamen. Als het stuwmeer vol was, zou het twintig miljoen kubieke meter water bevatten. Claire kon zich zo’n hoeveelheid nauwelijks voorstellen, maar Martin zei dat het amper genoeg was voor de bevolking van Hongkong en dat ze er ongetwijfeld nog een moesten aanleggen als ze met dit meer klaar waren. ‘Dat betekent alleen maar extra werk voor mij,’ zei hij vrolijk. Hij onderzocht de topografie van de heuvels, zodat ze irrigatiekanalen konden graven om de regen in goede banen te leiden. De Engelse overheid deed veel voor de koloniën, wist Claire. Daardoor steeg het levenspeil van de oorspronkelijke bewoners enorm, maar die waren daar nauwelijks dankbaar voor. Voordat ze vertrok had haar moeder haar gewaarschuwd voor de Chinezen: een immoreel, achterbaks volk dat zeker zou proberen misbruik te maken van haar argeloosheid en goede wil.

Onderweg had ze dagenlang gevoeld dat de lucht vochtiger werd. Op zee waaide het harder en scheen de zon feller als ze door de wolken brak. Toen de P&O Canton in augustus eindelijk de haven van Hongkong binnenvoer, merkte ze duidelijk dat ze in de tropen was: haar haren krulden, haar gezicht voelde steeds een beetje vochtig en vet, en haar oksels en knieholten waren klam. Als ze uit haar hut naar buiten stapte, trof de hitte haar als een mokerslag waaraan ze alleen kon ontsnappen door de schaduw op te zoeken en zich koelte toe te wuiven.

Het schip had op de maandenlange reis in zeven havens aangelegd, maar na een paar onaangename uren in Algiers en in Port Said had Claire besloten dat ze liever aan boord bleef dan met nog meer griezelige mensen en gewoontes in aanraking te komen. Ze had niet kunnen denken dat het zó erg zou zijn. In Algiers had ze een man gezien die een ezel kuste, en ze kon er niet achter komen wie van de twee het ergst stonk. En in Egypte waren de markten het toppunt van gebrek aan hygiëne: een visboer die een vis van ingewanden had ontdaan, likte het mes schoon met zijn tong. Ze had nagevraagd of de scheepsproviand afkomstig was van deze plaatselijke markten, en het antwoord was zeer onbevredigend geweest. Een oom van haar was in India aan voedselvergiftiging overleden, vandaar haar voorzichtigheid. Ze bemoeide zich met niemand en leefde voornamelijk op de bouillon die aan het eind van de ochtend op het zonnedek werd geserveerd. De maaltijden die elke dag werden opgediend, waren niet bijzonder: rapen, aardappels en andere etenswaren die in het ruim konden worden bewaard, met vlees en salades op de eerste paar dagen nadat het schip een haven had bezocht. Martin wandelde elke ochtend over het dek om wat lichaamsbeweging te krijgen en probeerde tevergeefs haar over te halen mee te gaan. Zij lag liever in een ligstoel met een prikkende wollen scheepsdeken om zich heen en een breedgerande hoed op haar hoofd om haar gezicht te beschermen tegen de immer aanwezige zon.

Er was aan boord iets voorgevallen waar men schande van sprak. Een vrouw die op weg was naar haar aanstaande echtgenoot in Hongkong, had één maanverlichte nacht te veel met een andere heer op het dek doorgebracht en was op de Filippijnen met haar nieuwe vlam van boord gegaan, met achterlating van slechts een brief voor haar verloofde. Liesel, de vriendin aan wie de vrouw de brief had toevertrouwd, werd zichtbaar zenuwachtiger naarmate de dag van aankomst naderde. De mannen grapten dat zij Sarahs plaats zou kunnen innemen, maar daar wilde ze niets van horen. Liesel was een serieuze jonge vrouw, die op weg was naar haar zuster en zwager in Hongkong, waar ze Kansarme Chinese Meisjes les ging geven in de Schone Kunsten; als ze daarover uitweidde, zag Claire de hoofdletters er in gedachten bij.

Voordat ze aan wal gingen, pakte Claire al haar zomerse katoenen jurken en rokken apart in, want ze wist zeker dat ze voorlopig niets anders zou dragen. Op de kade werden ze feestelijk verwelkomd met papieren slingers en luid schreeuwende venters die vers vruchtensap, sojamelk en kleurige boeketten verkochten aan de mensen die stonden te wachten. Groepjes feestvierders hadden de champagne al aangebroken en toostten op de aankomst van hun vrienden en familieleden.

‘We trekken de flessen open zodra we het schip aan de horizon zien,’ zei een man tegen zijn vriendin, die hij had opgehaald van de boot. ‘Het is één groot feest. We zijn hier al uren.’ Claire keek Liesel na, die duidelijk zeer nerveus de loopplank af liep en daarna verdween in de menigte. Claire en Martin waren de volgende passagiers die van boord gingen. Ze liepen voorzichtig over het zachte, vochtige hout. Hun bagage werd achter hen aan gedragen door twee schaars geklede jonge Chinese jongens die uit het niets waren verschenen.

Martin had een oude schoolvriend, John, die bij de handelsfirma Dodwell’s werkte en die had beloofd hen op de kade op te wachten. Hij kwam met twee vrienden en bood de nieuwkomers vers guavesap aan. Claire deed alsof ze af en toe een slokje nam, want haar moeder had haar gewaarschuwd voor de cholera die in deze streken heerste. De mannen waren vrijgezel en heel sympathiek. John, Nigel en Leslie. Ze vertelden dat ze allemaal samen in een huis van het bedrijf woonden en dat er veel van dat soort huizen waren; ze werden genoemd naar de firma’s waar de bewoners voor werkten – het Dodwell-huis, het Jardine-huis, enzovoorts – en ze verzekerden Claire en Martin dat in het Dodwell-huis de beste feesten werden gegeven.

Ze brachten hen naar het door de overheid aanbevolen hotel in Tsim Sha Tsui, waar een Chinese man met een lange vlecht, een vuile witte tuniek en weerzinwekkend lange vingernagels hen naar hun kamer bracht. Nadat ze hadden afgesproken de volgende dag met elkaar te gaan lunchen, vertrokken de drie mannen en bleven Martin en Claire alleen achter; ze zaten uitgeput op het bed en staarden elkaar aan. Ze kenden elkaar eigenlijk nog niet zo goed; ze waren nog geen vier maanden getrouwd.

Claire had Martin haar jawoord gegeven om te ontsnappen aan haar donkere ouderlijk huis, aan haar verbitterde moeder die overal op foeterde, wat erger leek te worden naarmate ze ouder werd, en aan haar saaie baantje op het archief van een verzekeringsmaatschappij. Martin was ouder dan zij – in de veertig – en had nooit veel geluk gehad met vrouwen. De eerste keer dat hij haar kuste, moest ze de neiging onderdrukken haar mond af te vegen. Hij had wel iets van een koe, hij was langzaam en onverstoorbaar. En zachtmoedig. Dat wist ze. Daar was ze dankbaar voor.

Ze had nooit veel mannen ontmoet. Haar ouders gingen nooit ergens naartoe en zij dus ook niet. Toen ze met Martin begon af te spreken – hij was de oudere broer van een van de meisjes op haar werk –, hadden ze gegeten in restaurants en cocktails gedronken in hotelbars, en daar had ze andere jonge mannen en vrouwen zien praten en lachen met een onbevangenheid die ze zich niet kon voorstellen. Ze hadden een mening over politieke zaken, hadden boeken gelezen en buitenlandse films gezien waarvan zij nog nooit had gehoord, en daar praatten ze met veel zelfvertrouwen over. Ze was tegelijkertijd gefascineerd en geïntimideerd geweest. En toen was Martin bij haar gekomen voor een serieus gesprek: hij moest voor zijn werk naar de Oriënt en vroeg haar met hem mee te gaan. Hoewel ze zich niet erg tot hem aangetrokken voelde – maar wie was zij om kieskeurig te zijn, dacht ze, terwijl ze in haar hoofd haar moeders stem hoorde –, liet ze zich door hem kussen en knikte ze van ja.

Claire liet het bad van hun hotelkamer vollopen toen er op de deur werd geklopt en er een kleine Chinese vrouw binnenkwam – een ‘amah’, zoals ze hier werden genoemd –, die hun koffers begon uit te pakken totdat Martin haar wegstuurde.

En zo verliep hun aankomst in Hongkong, een stad die Claire’s stoutste dromen overtrof. Afgezien van de vaste ontmoetingsplaatsen van de koloniale gemeenschap – oases van rust met chique palmen in potten en gepolitoerd hout in wit geschilderde gebouwen –, was het overal lawaaierig, vol, vies en druk. De huizen stonden heel dicht op elkaar en vaak hing er kleding te drogen aan palen van bamboe. Aan al die palen hingen schreeuwerige uithangborden waarop reclame werd gemaakt voor massagesalons, cafés en kapperszaken. Ze had gehoord dat er in achterafsteegjes nog opiumkitten waren. Er lag veel vuilnis op straat, waartussen zich soms zelfs menselijke uitwerpselen bevonden, en er hing een penetrante, scherpe lucht in de stad, die vreemd hardnekkig was en die je pas kwijtraakte als je jezelf thuis een flinke schrobbeurt gaf. Er waren mensen uit allerlei landen. De Chinese vrouwen droegen hun baby’s in een draagdoek op hun rug. Sikhs werkten als geüniformeerde bewakers; je zag ze op houten krukjes voor de bankgebouwen zitten dommelen, met hun in een tulband gestoken hoofd op hun borst en hun geweer losjes tussen de knieën. De Indiërs waren natuurlijk door de Britten binnengehaald. De Pakistanen hadden tapijtwinkels, de Portugezen waren arts, en de melkveebedrijven en andere grote ondernemingen werden door Joden bestierd. Er waren Engelse zakenlui en Amerikaanse bankiers, aristocraten uit Wit-Rusland en ondernemers uit Peru, allen bijzonder bereisd en mondain. En dan waren er natuurlijk de Chinezen, die naar ze had gehoord heel anders waren dan de Chinezen in China.

Tot haar verbazing vond ze Hongkong niet afschuwelijk, zoals haar moeder had voorspeld. In de straten heerste een levendige sfeer en er was veel afleiding, heel anders dan in Croydon; overal waren mensen, winkels en producten die ze nog nooit had gezien. Ze vond het leuk om de lekkernijen van de plaatselijke bakkers te proberen, de ananasbroodjes en de gele eiertaartjes, en kwam al dwalend soms buiten Central terecht, de buurt waarin ze woonde. Dan was de omgeving al snel onbekend voor haar en vaak was ze de enige niet-Chinese op straat. De fruitstalletjes lagen niet alleen vol met sinaasappels en bananen – in het Engeland van kort na de oorlog nog steeds luxeartikelen –, maar ook met stekelige vruchten die er vreemd uitzagen maar die ze lekker bleek te vinden toen ze ze ging proberen: carambola’s, doerians en lychees. Vaak kocht ze voor een dollar een bruin vetvrij papieren zakje met fruit, dat ze langzaam leegat terwijl ze rondwandelde. Er waren kraampjes van slordig aan elkaar gespijkerde planken en blikken golfplaten, waarin kleine specialiteitenwinkeltjes waren gevestigd: het ene verkocht tjaps, de rubberen stempels die de Chinezen gebruikten in plaats van een handtekening, bij het andere werden uitsluitend sleutels gemaakt, en voor het derde kraampje stond een stoel die per dagdeel werd verhuurd aan een tandarts of een kapper. De inwoners aten op straat, bij kleine restaurantjes die daipaidong werden genoemd. Claire had drie arbeiders gekleed in vuile hemden en broeken over een bord gebogen zien zitten waarop een hele vis lag; de graten spogen ze naast zich op de grond. Een van hen had gezien dat ze toekeek en had glimlachend met zijn eetstokjes de oogbol van de vis naar haar opgestoken voordat hij hem opat.

Claire had nog niet veel Chinezen ontmoet, maar degenen die ze had gezien in de grote steden in Engeland, werkten in restaurants of wasserijen. Uiteraard waren er in Hongkong ook veel van dat soort mensen, maar wat echt een openbaring voor haar was, waren de welvarende Chinezen, die zich alleen door hun huidskleur van de Engelsen onderscheidden. Ze had het als bijzonder ervaren om een Chinees uit een Rolls Royce te zien stappen, wat gebeurde toen ze op een dag op de stoep van het Gloucester Hotel stond te wachten, of om ze in een net pak te zien lunchen met andere Engelsen, die met hen praatten alsof ze elkaars gelijken waren. Ze had niet geweten dat een dergelijke wereld bestond. En toen kwam Locket, en belandde ze er middenin.

Na een paar maanden waarin ze op orde kwamen en een appartement hadden gevonden en ingericht, had Claire hier en daar laten vallen dat ze op zoek was naar een baantje als pianolerares. Min of meer voor haar plezier, zo had ze het gebracht, als iets om haar dagen mee te vullen. Maar in werkelijkheid zouden ze het extra geld goed kunnen gebruiken. Ze speelde al het grootste deel van haar leven piano en was grotendeels autodidact. Amelia, een kennis van een naaiclubje, zei dat ze links en rechts eens zou informeren.

Een paar dagen later belde ze op.

‘Er is een Chinees stel, de Chens, dat hier veel in de melk te brokkelen heeft. Blijkbaar zijn ze op zoek naar een pianolerares voor hun dochter, bij voorkeur een Engelse. Wat vind je ervan?’

‘Een Chinees gezin?’ vroeg Claire. ‘Aan die mogelijkheid had ik helemaal niet gedacht. Zijn er geen Engelse gezinnen die iemand zoeken?’

‘Nee,’ zei Amelia. ‘Voor zover ik weet niet.’

‘Ik weet het niet…’ Claire aarzelde. ‘Zou dat niet raar zijn?’ Ze kon zich niet voorstellen dat ze les zou geven aan een Chinees meisje. ‘Spreekt ze Engels?’

‘Waarschijnlijk beter dan wij,’ zei Amelia ongeduldig. ‘Ze bieden een heel behoorlijke vergoeding.’ En ze noemde een hoog bedrag.

‘Ach…’ zei Claire langzaam, ‘het kan geen kwaad om met ze te gaan praten.’

Victor en Melody Chen woonden in de Mid-Levels, in een enorm huis met twee verdiepingen aan May Road. Het had een oprijlaan met aan weerszijden potten met planten. Binnen heerste de kalme, efficiënte bedrijvigheid van een huishouden dat rijkelijk van bedienden is voorzien. Claire had de bus genomen, en toen ze aankwam transpireerde ze doordat ze van de weg naar het huis had moeten lopen. De amah bracht haar naar een zitkamer, waar een ventilator heerlijk koele lucht verspreidde. Een huisknecht verschoof de gordijnen, zodat ze helemaal in de schaduw zat. Haar rok, een blauwe van linnen die net van de kleermaker kwam, was gekreukt, en haar witte blouse van voile vertoonde natte plekken. Ze hoopte dat de Chens haar even de tijd zouden geven om bij te komen. Toen ze bewoog, voelde ze een druppel zweet langs haar dijbeen glijden.

Helaas werd haar geen tijd gegund. Mevrouw Chen – een schoonheid in luchtig roze – stapte kwiek naar binnen. Ze droeg een dienblad met glazen erop. Ze was een kleine, verfijnde vrouw met haar dat heel zorgvuldig zodanig was geknipt dat het met afgemeten, geometrische bewegingen heen en weer zwaaide. Haar schouders, die bloot waren doordat ze een mouwloze hemdjurk droeg, waren smal en haar gezicht had de vorm van een klein ovaal.

‘Hallo!’ kwinkeleerde mevrouw Chen. ‘Aangenaam kennis te maken. Ik ben Melody. Locket komt zo.’

‘Locket?’ vroeg Claire onzeker.

‘Mijn dochter. Ze is net terug van school en trekt even iets gemakkelijkers aan. Wat is het afschuwelijk warm, hè?’ Ze zette het dienblad neer; er stonden hoge glazen met ijsthee op. ‘Neem iets kouds te drinken, alstublieft.’

‘Uw Engels is bijzonder goed,’ zei Claire, terwijl ze een glas pakte.

‘Is dat zo?’ vroeg mevrouw Chen achteloos. ‘Dat krijg je na vier jaar Wellesley College.’

‘Hebt u in Amerika gestudeerd?’ vroeg Claire. Ze had niet geweten dat er Chinezen waren die naar Amerikaanse universiteiten gingen.

‘Ik vond het er heerlijk,’ zei ze. ‘Afgezien van dat afgrijselijke eten. Amerikanen denken dat ze een maaltijd bereiden als ze een paar boterhammen met kaas roosteren! En zoals u weet nemen wij Chinezen eten zeer serieus.’

‘Gaat Locket ook in Amerika studeren?’

‘Dat moeten we nog beslissen, maar eigenlijk zou ik liever over uw opleiding willen praten,’ zei mevrouw Chen.

‘O.’ Claire was van haar stuk gebracht.

‘U weet wel,’ vervolgde mevrouw Chen vriendelijk, ‘waar u muziek hebt gestudeerd en dat soort dingen.’

Claire ging wat makkelijker zitten. ‘Ik heb een aantal jaren serieus gestudeerd. Ik had les van mevrouw Eloise Pollock en wilde me net gaan inschrijven bij het Koninklijk Conservatorium, toen mijn persoonlijke situatie veranderde.’

Mevrouw Chen keek haar afwachtend aan, haar hoofd een beetje schuin, de ene smalle enkel over de andere geslagen en haar knieën diagonaal naar één kant.

‘Waardoor ik mijn studie niet kon voortzetten,’ zei Claire. Zou ze het tot in detail aan deze vreemde moeten uitleggen? Haar vader was ontslagen bij de drukkerij en het waren sombere maanden geweest, totdat hij een nieuwe baan had gevonden als verzekeringsagent. Daarna was zijn inkomen in het gunstigste geval onregelmatig geweest, want het verkopen zat hem niet in het bloed, en pianolessen waren een ondenkbare luxe geworden. Mevrouw Pollock, een erg vriendelijke vrouw, had aangeboden haar lessen voort te zetten tegen een flink gereduceerd tarief, maar haar moeder, die overgevoelig was en nodeloos trots, had geweigerd dat ook maar te overwegen.

‘En welk niveau hebt u bereikt?’

‘Ik studeerde voor het toelatingsexamen van het conservatorium.’

‘Locket is een beginneling, maar ik wil dat ze serieus les krijgt van een toegewijd musicus,’ zei mevrouw Chen. ‘Het is de bedoeling dat ze voor al haar examens met vlag en wimpel slaagt.’

‘Toegewijd ben ik zeker, maar die vlag en wimpel moet Locket zelf verdienen,’ zei Claire. ‘Ik heb altijd heel goede cijfers gehaald voor mijn examens.’

Locket kwam de kamer binnenlopen, of beter gezegd: binnenstommelen. Terwijl haar moeder een klein en smal postuur had, was Locket stevig gebouwd, met mollige armen en benen en volle wangen. Ze was nu al breder dan haar moeder en had glanzend haar dat in een dikke paardenstaart was gebonden.

‘Hallo,’ zei ze. Ze had een uitgesproken Engels accent.

‘Locket, dit is mevrouw Pendleton,’ zei mevrouw Chen, en ze streek haar dochter over haar wang. ‘Ze is hier om te kijken of ze jouw pianolerares wil worden, dus je moet heel beleefd zijn.’

‘Hou je van pianospelen, Locket?’ vroeg Claire, te langzaam voor een kind van tien, besefte ze. Ze had geen ervaring met kinderen.

‘Weet ik niet,’ zei Locket. ‘Ik geloof het wel.’

‘Locket!’ riep haar moeder uit. ‘Je zei dat je het wilde leren. Daarom hebben we een nieuwe Steinway voor je gekocht.’

‘Locket is een mooie naam,’ zei Claire. ‘Hoe kom je daaraan?’

‘Kweenie,’ zei Locket. Ze pakte een glas ijsthee en dronk ervan. Er liep een klein straaltje langs haar kin. Haar moeder pakte een servet van het zilveren dienblad en veegde het weg.

‘Verwacht u meneer Chen zo thuis?’ vroeg Claire.

‘O, Victor!’ Mevrouw Chen lachte. ‘Die heeft het veel te druk voor dit soort huishoudelijke zaken. Hij is altijd aan het werk.’

‘Aha,’ zei Claire. Ze wist niet precies wat er nu van haar werd verwacht.

‘Zou u iets voor ons willen spelen?’ vroeg mevrouw Chen. ‘We hebben de piano nog maar net en ik zou er heel graag een vakkundig iemand op horen spelen.’

‘Natuurlijk,’ zei Claire, omdat ze niet wist wat ze anders moest zeggen. Er was iets in de toon van de vrouw dat haar het gevoel gaf als een soort entertainer op te moeten treden, maar ze kon geen beleefde manier bedenken om te weigeren.

Ze speelde een eenvoudige etude, die mevrouw Chen wel leek te bevallen, hoewel Locket nauwelijks stil kon blijven zitten.

‘Wat mij betreft is het in orde,’ zei mevrouw Chen. ‘Kunt u elke donderdag komen?’

Claire aarzelde. Ze wist niet of ze het baantje wel wilde.

‘Het kan alleen op donderdag, want de andere dagen gaat Locket naar school,’ zei mevrouw Chen.

‘Goed,’ zei Claire. ‘Ik doe het.’

Lockets moeder was een type vrouw dat je vaker tegenkwam in Hongkong. Claire zag vrouwen als zij lunchen bij Chez Henri, waar ze lachend met elkaar zaten te roddelen. Ze werden taitais genoemd en je zag ze ook wel in de chique kledingboetieks, waar ze de laatste mode pasten en vervolgens in hun auto met chauffeur stapten. Soms kwam mevrouw Chen thuis als Claire lesgaf en legde ze een smalle, geparfumeerde hand op Lockets schouder terwijl ze opgewekt over de muziek sprak. En Claire kon er werkelijk niets aan doen, maar dacht dan onwillekeurig: jullie verdrinken jullie dochters! Dat had haar moeder haar verteld, dat de Chinezen maar een haartje beter waren dan beesten en dat ze hun dochtertjes verdronken omdat ze liever zoons hadden. Op een keer had mevrouw Chen laten vallen dat haar man en zij naar een feest van de Jockey Club gingen. Ze zag er piekfijn uit, met diamanten, een zwarte golvende jurk en dieprode lippenstift. Ze leek in niets op een beest. Bruce Comstock, topambtenaar van het ministerie van Watervoorziening, had Martin en Claire eens uitgenodigd om met hem en zijn vrouw naar de Jockey Club te gaan. Ze hadden pink gin gedronken en naar de paardenrennen gekeken, en de tribunes hadden stampvol schreeuwende gokkers gezeten.

De week voordat het beeldje in Claire’s tas viel, kwamen Victor en Melody Chen thuis toen de pianoles net afgelopen was. De sierlijke, mahoniehouten staande klok, waarvan de gehele voorkant was ingelegd met Chinese lettertekens van parelmoer, had net vijf uur geslagen en Claire was haar spullen aan het opbergen toen ze de kamer binnenliepen. Ze waren allebei klein van stuk en zagen eruit als een stel porseleinen poppen, met hun gladde huid en koolzwarte ogen.

‘Gaat u er alweer vandoor?’ vroeg meneer Chen droogjes. Hij was elegant gekleed in een marineblauw krijtstreeppak met een bordeauxrode pochet die net tevoorschijn piepte. ‘Het is klokslag vijf!’ Hij sprak Engels met een heel licht Chinees accent.

Claire bloosde. ‘Ik was hier vroeg. Tien minuten voor vier, geloof ik.’ Ze was juist trots op haar punctualiteit.

‘Ach, doe niet zo gek,’ zei mevrouw Chen. ‘Victor plaagt u alleen maar. Houd daarmee op!’ Ze gaf haar man een por met haar kleine hand.

‘Engelsen zijn altijd zo serieus,’ zei hij.

‘Hoe dan ook,’ zei Claire onzeker, ‘Locket en ik hebben een productief uurtje gehad.’

Locket liet zich van het pianobankje glijden en dook onder haar vaders arm. ‘Hallo papa,’ zei ze verlegen. Ze zag er jonger uit dan de tien jaar die ze was. Meneer Chen klopte op haar schouder.

‘Hoe gaat het met mijn kleine Rachmaninov?’ vroeg hij. Locket giechelde verrukt.

Mevrouw Chen liep klikklakkend rond op haar hoge hakken.

‘Drinkt u iets met ons, mevrouw Pendleton?’ vroeg ze. Ze droeg een mantelpakje dat eruitzag alsof het uit een modetijdschrift kwam. Het was vrijwel zeker in Parijs gemaakt. Het jasje was van goudkleurige zijde en had een mooie knoopsluiting, en de glinsterend gele rok golfde en viel als ragfijn gaas.

‘Nee, dank u,’ antwoordde Claire. ‘Heel vriendelijk van u, maar ik moet naar huis om aan het avondeten te beginnen.’

‘Ach toe,’ zei meneer Chen. ‘Ik wil horen hoe mijn kleine genie het doet.’ Uit zijn toon bleek dat hij geen tegenspraak duldde. ‘Ga maar naar je kamer, Locket. De grote mensen willen praten.’

In de woonkamer stonden een grote fluwelen divan, enkele met rode zijde beklede stoelen, en twee bij elkaar passende zwarte laktafels. Claire ging in een leunstoel zitten, die veel gladder was dan hij eruitzag. Ze zakte er diep in weg en moest zichzelf op onelegante wijze naar voren trekken totdat ze onvast op de rand zat. Ze hield zich met haar armen in evenwicht.

‘Hoe bevalt Hongkong u?’ vroeg meneer Chen. Zijn vrouw was naar de keuken gegaan om de amah te vragen hun iets te drinken te brengen.

‘Goed,’ zei ze. ‘Heel anders dan ik gewend ben, maar het is een avontuur.’ Ze glimlachte naar hem. Hij zag er gesoigneerd uit, in zijn goed geperste pak en zijn rood-met-zwarte zijden das. Boven hem hing een olieverfschilderij van een Chinese man gekleed in een Chinees gewaad en met een zwart kapje op. ‘Wat een bijzonder schilderij,’ merkte ze op.

Hij keek op. ‘O, dat. Dat is Melody’s grootvader. Hij had een grote verffabriek in Shanghai en was tamelijk beroemd.’

‘Verf? Wat interessant,’ zei ze.

‘Ja, en haar vader was de oprichter van de First Bank of Shanghai. Het is hem zeer goed gegaan.’ Hij glimlachte. ‘Melody komt uit een familie van ondernemers. Haar hele familie is opgeleid in het Westen, in Engeland en Amerika.’

Mevrouw Chen kwam de kamer weer in. Ze had haar jasje uitgetrokken, zodat haar parelkleurige blouse zichtbaar was.

‘Wat wilt u drinken, mevrouw Pendleton?’ vroeg ze.

‘Alleen sodawater, alstublieft,’ antwoordde Claire.

‘En voor mij een sherry,’ zei meneer Chen.

‘Dat weet ik!’ Ze liep de kamer weer uit.

‘En uw man,’ vroeg meneer Chen, ‘werkt die bij een bank?’

‘Bij het ministerie van Watervoorziening,’ zei ze. ‘Hij werkt aan het nieuwe stuwmeer.’ Ze zweeg even. ‘Hij heeft de leiding over het project.’

‘Dat is mooi,’ zei meneer Chen onverschillig. ‘Water is heel belangrijk. En de Engelsen zorgen er wel voor dat het in de kraan zit als we het nodig hebben.’ Hij leunde achterover en sloeg zijn ene been over het andere. ‘Ik mis Engeland,’ zei hij plotseling.

‘O, hebt u daar gewoond?’ vroeg Claire beleefd.

‘Ik heb aan Balliol College gestudeerd,’ zei hij, en hij wapperde met zijn das, waarvan ze nu zag dat het een universiteitsdas was. Ze had het gevoel dat hij had zitten wachten tot hij de kans kreeg dit te vertellen. ‘En Melody aan Wellesley, dus we zijn gevormd door twee verschillende systemen. Ik vertegenwoordig Engeland en Melody is dol op Amerika.’

‘Werkelijk?’ mompelde Claire. Mevrouw Chen kwam weer binnen en ging naast haar man zitten. Vervolgens verscheen er een amah, die Claire een servet gaf. Het was versierd met blauwe korenbloemen.

‘Dit is prachtig,’ zei ze, terwijl ze het geborduurde linnen nauwkeurig bekeek.

‘Ze komen uit Ierland,’ zei mevrouw Chen. ‘Ik heb ze net!’

‘Ik heb pas een paar heel mooie Chinese tafelkleden gekocht bij China Emporium,’ zei Claire. ‘Schitterende ajourstof.’

‘Maar ze halen het niet bij de Ierse,’ zei mevrouw Chen. ‘Ze zijn veel minder goed afgewerkt.’

Meneer Chen keek geamuseerd naar zijn vrouw.

‘Vrouwen!’ zei hij tegen Claire. Een andere amah bracht een blad met glazen.

Claire nam een slokje en voelde de bubbeltjes in haar mond. Victor Chen keek haar afwachtend aan.

‘De communisten vormen een groot gevaar,’ zei ze. Dat was wat ze vaak van anderen had gehoord.

Meneer Chen lachte. ‘Dat is een feit! En wat gaan Melody en u daaraan doen?’

‘Houd je mond, schat. Niet zo plagen,’ zei zijn vrouw. Ze nipte van haar drankje. Haar man keek haar oplettend aan.

‘Wat drink jij eigenlijk, schat?’

‘Een cocktailtje. Ik heb een lange dag achter de rug.’ Het klonk verdedigend.

Er viel een stilte.

‘Locket is een goede leerlinge,’ zei Claire, ‘maar ze moet meer oefenen.’

‘Het is niet haar schuld,’ zei mevrouw Chen luchthartig. ‘Ik ben te weinig thuis om in de gaten te houden of ze oefent.’

Meneer Chen lachte. ‘Ach, het komt wel goed,’ zei hij. ‘Ze weet vast wel wat ze doet.’

Claire knikte. Alle ouders waren hetzelfde. Wanneer zij kinderen had, zou ze er wel voor zorgen dat ze die niet verwende. Ze zette haar glas neer.

‘Ik moet er weer eens vandoor,’ zei ze. ‘Na vijven is het lastiger om een zitplaats te krijgen in de bus.’

‘Weet u het zeker?’ vroeg mevrouw Chen. ‘Pai komt zo met wat toastjes.’

‘Nee, ik moet echt gaan,’ wierp Claire tegen.

‘We laten Truesdale u wel even thuisbrengen,’ bood meneer Chen aan.

‘Och nee,’ zei Claire. ‘Ik wil u niet tot last zijn.’

‘Kent u hem?’ vroeg meneer Chen. ‘Hij is Engels.’

‘Ik heb nog niet het genoegen gehad.’

‘Hongkong is klein,’ zei meneer Chen. ‘Dat kan wel eens vervelend zijn.’

‘Het is geen enkele moeite voor Truesdale,’ zei mevrouw Chen. ‘Hij gaat toch naar huis. Waar woont u?’

‘In Happy Valley,’ antwoordde Claire, die zich in het nauw gedreven voelde.

‘O, daar woont hij vlakbij!’ riep mevrouw Chen uit, verrukt over het toeval. ‘Dat is dan geregeld.’ Ze riep in het Kantonees naar Pai en vroeg haar de chauffeur te halen.

‘Het Chinees is zo’n intrigerende taal,’ zei Claire. ‘Ik hoop dat ik er iets van oppik in de tijd dat we hier zijn.’

Meneer Chen fronste zijn wenkbrauwen. ‘Kantonees is heel moeilijk. Je kunt elke klank op zo’n negen verschillende tonen uitspreken. Het is veel moeilijker dan Engels. Ik heb de beginselen van het Engels in een jaar geleerd, maar ik weet zeker dat ik voor Kantonees, Mandarijn of Shanghainees meer dan tweemaal zoveel tijd nodig zou hebben.’

‘Nou ja,’ zei Claire opgewekt. ‘Ik geef de moed niet op.’

Pai kwam binnen en zei iets. Mevrouw Chen knikte.

‘Het spijt me vreselijk,’ zei ze, ‘maar de chauffeur is blijkbaar al weg.’

‘Ik neem gewoon de bus, geen enkel probleem,’ zei Claire. Meneer Chen stond op toen ze haar spullen bij elkaar pakte.

‘Het was een waar genoegen u te ontmoeten,’ zei hij.

‘Insgelijks,’ antwoordde ze, en toen ze wegliep voelde ze hun ogen in haar rug prikken.

Toen ze thuiskwam, bleek Martin er al te zijn.

‘Hallo,’ zei hij. ‘Jij bent laat vandaag.’ Hij liep rond in een onderhemd en zijn weekendbroek, die vlekkerig was en glanzend bij de knieën. Hij had een glas in zijn hand.

Ze trok haar jasje uit en zette een ketel water op.

‘Ik ben bij Locket Chen geweest,’ zei ze. ‘Haar ouders vroegen of ik nog iets wilde drinken.’

‘Victor Chen, bedoel je?’ vroeg hij geïmponeerd. ‘Dat is nogal een grote jongen hier.’

‘Zoiets had ik al begrepen,’ zei ze. ‘Hij was heel apart. Heel anders dan zo’n pindachinees.’

‘Dat woord moet je niet gebruiken, Claire. Het is heel ouderwets en een beetje denigrerend.’

Claire bloosde.

‘Ik heb gewoon nog nooit…’ Haar stem stierf weg. ‘Ik heb nog nooit zulke Chinezen gezien.’

‘Je bent in Hongkong,’ zei Martin geduldig. ‘Er zijn hier allerlei soorten Chinezen.’

‘Waar is de amah?’ vroeg ze, om van onderwerp te veranderen.

Yu Ling kwam van achter aanlopen toen Claire haar riep.

‘Kun je voor het eten gaan zorgen?’ vroeg Claire. ‘Ik heb vlees gekocht op de markt.’

Yu Ling keek haar uitdrukkingsloos aan. Ze had er een handje van om te zorgen dat Claire zich slecht op haar gemak voelde, maar die kon zich er niet toe zetten haar te ontslaan. Ze vroeg zich af hoe andere vrouwen dat deden; die leken de bedienden te benaderen met een natuurlijke zelfverzekerdheid die Claire niet bezat en die haar onbereikbaar leek. Sommige vrouwen maakten zelfs grapjes met hun bedienden en behandelden ze als gezinsleden, maar Claire had gehoord dat dat de invloed van de Amerikanen was. Haar vriendin Cecilia had de gewoonte haar amah haar haar te laten borstelen voordat ze naar bed ging, als ze aan haar kaptafel zat en haar nachtcrème opdeed. Claire gaf Yu Ling het vlees dat ze onderweg naar huis had gekocht.

Nadat ze de amah aan het werk had gezet, ging Claire met een koud kompres op haar ogen op bed liggen. Hoe was ze hier terechtgekomen, in dit kleine appartement aan de andere kant van de wereld? Ze dacht aan haar rustige jeugd in Croydon, hoe ze als enig kind naast haar moeder had gezeten wanneer die kleren verstelde en had geluisterd naar wat ze vertelde. Haar moeder was verbitterd geweest over haar lot, een leven van armoede, vooral na de oorlog, en haar vader had – misschien wel daardoor – te veel gedronken. Claire had nooit het idee gehad dat het leven voor haar meer in petto zou hebben. Maar haar huwelijk met Martin had alles veranderd.

En zij was zelf ook veranderd sinds ze in Hongkong woonde. Het had iets te maken met het tropische klimaat, dat haar uiterlijk tot volle wasdom had doen komen, dat alles in harmonie had gebracht. Terwijl de andere Engelse vrouwen in Hongkong leken te verwelken door de hitte, bloeide zij juist op, als een bloem in een kas. In de tropische zon had haar haar de kleur van goud gekregen. Ze transpireerde licht, zodat haar huid vochtig was en niet kletsnat. Ze was afgevallen, waardoor ze een mooi figuur had gekregen, en haar korenblauwe ogen straalden. Martin had al eens gezegd dat de hitte haar goed leek te doen. Als ze bij Gripps aten – een Amerikaans café-restaurant – of bij iemand thuis, merkte ze dat mannen langer naar haar keken dan nodig was, op haar afkwamen om een praatje met haar te maken en hun hand op haar rug legden. Ze raakte er bedreven in op feestjes met mensen te praten en zelfverzekerd iets te bestellen in restaurants. Ze had eindelijk het gevoel een vrouw te zijn, en niet meer het meisje dat ze was toen ze Engeland verliet. Ze begon zich eindelijk zichzelf te voelen.

En de week daarna, na Lockets les, was het porseleinen konijntje in haar tas gevallen.

Weer een week later ging tijdens de pianoles de telefoon en Locket sprong op om hem aan te nemen, blij met elk excuus om te kunnen ophouden met de prelude die ze aan het verprutsen was. Terwijl zij met een schoolvriendinnetje aan het kletsen was, zag Claire een zijden sjaal op een stoel liggen. Het was een prachtige, bedrukte sjaal, het soort dat vrouwen om hun hals dragen. Ze stopte hem in haar tas. Er kwam een wonderbaarlijke kalmte over haar. En toen Locket de kamer weer in kwam en ‘Sorry, mevrouw Pendleton’ mompelde, glimlachte Claire in plaats van het meisje een uitbrander te geven. Toen ze thuiskwam liep ze de slaapkamer in, deed de deur op slot en pakte de sjaal uit haar tas. Het was een Hermès-sjaal, uit Parijs, met afbeeldingen van zebra’s en leeuwen in helder oranje en bruin. Ze knoopte hem om haar hals om te kijken hoe dat stond, en daarna deed ze hem om haar hoofd, waardoor ze leek op een rijke avonturierster op safari. Ze vond dat hij haar glamour gaf.

Een maand later, na een gesprek met mevrouw Chen waarin die haar vertelde dat ze al haar fijne wasgoed naar Singapore stuurde – ‘want de meisjes hier weten niet hoe ze het moeten behandelen, maar dat betekent natuurlijk wel dat ik driemaal zoveel linnengoed moet hebben, erg lastig’ –, merkte Claire dat ze met twee van die schitterende Ierse servetten in haar rokzak naar buiten liep. Ze gaf ze aan Yu Ling om ze met de hand te wassen en te strijken, zodat Martin en zij ze bij het avondeten konden gebruiken. Ze stopte drie schildpadjes van Frans cloisonnéwerk in haar zak toen Locket plotseling naar het toilet moest; alsof dat kind niet aan haar natuurlijke behoeften kon voldoen voordat Claire er was! Een zilveren peper-en-zoutstel kwam in haar tas terecht toen ze door de eetkamer liep, en ze griste een prachtig parfumflesje van Venetiaans glas weg dat in de woonkamer was blijven staan; misschien had Melody Chen een vleugje parfum opgedaan terwijl ze haastig door het huis liep, op weg naar een gala. Het flesje was heimelijk in de zak van Claire’s rok verdwenen.

Op een andere middag wilde ze net vertrekken toen ze Victor Chen in zijn studeerkamer op luide toon hoorde telefoneren. Hij had zijn deur op een kier laten staan.

‘Het zijn die verdomde Britten,’ zei hij, waarna hij verderging in het Kantonees. Toen hoorde ze: ‘Kan niet toelaten…’ en daarna een paar onverstaanbare woorden die nog het meest op vloeken leken. ‘Ze willen onrust stoken, zaken oprakelen die beter verborgen kunnen blijven, en dat allemaal in hun eigen belang. De Krooncollectie is nooit hun eigendom geweest. Het is onze geschiedenis, het zijn onze kunstvoorwerpen, die zij gewoon hebben ingepikt. Hoe zouden zij het vinden als Chinese ontdekkingsreizigers jaren geleden naar hun land waren gekomen en er met al hun schatten vandoor waren gegaan? Het is een schande. Downing Street zit hierachter, dat kan ik je wel vertellen. Dit is nergens voor nodig.’ Hij was zeer geagiteerd en Claire bleef onwillekeurig staan, met ingehouden adem, en probeerde nog meer van het gesprek op te vangen. Ze stond daar totdat Pai langsliep en verbaasd naar haar keek. Claire deed alsof ze naar het Chinese schilderij in de gang had staan kijken, maar ze voelde Pais blik op haar rusten toen ze wegliep. Ze liet zichzelf uit en ging naar huis.

Toen Claire twee weken later les kwam geven, deed er een nieuw meisje open en bleek Pai weg te zijn.

‘Dit is Su Mei,’ vertelde Locket terwijl ze de kamer binnenliepen. ‘Ze komt uit China, van een boerderij. Ze is net aangekomen. Wilt u iets drinken?’

Het nieuwe meisje was klein en donker, en zou knap zijn geweest als ze geen grote zwarte moedervlek op haar rechterwang had gehad. Ze keek strak naar de grond.

‘Haar familie wilde haar niet meer hebben, omdat ze met die vlek in haar gezicht moeilijk uit te huwelijken is. Die zou ongeluk brengen.’

‘Heeft je moeder je dat verteld?’ vroeg Claire.

‘Ja,’ zei Locket. Ze aarzelde. ‘Nou ja, ik heb het haar aan de telefoon horen zeggen, en ze zei dat ze Su Mei daarom voor weinig geld kon aannemen. Die weet helemaal niets! Ze wilde buiten in de bosjes naar de wc gaan en Ah Wing heeft haar geslagen en gezegd dat ze net een beest was. Ze heeft nog nooit water uit een kraan zien komen!’

‘Ik wil wel een bitter lemon, alsjeblieft, als jullie dat hebben,’ zei Claire, om van onderwerp te veranderen.

Locket zei snel iets tegen het meisje, dat zonder wat te zeggen de kamer uit liep.

‘Pai bestal ons,’ zei Locket, haar ogen groot van verontwaardiging. ‘Dus mammie moest haar ontslaan. Pai heeft gehuild en gehuild en met haar vuisten op de vloer geslagen. Mammie zei dat ze hysterisch was en ze heeft haar een klap in het gezicht gegeven om haar te kalmeren. Ze moesten meneer Wong roepen om haar naar buiten te dragen. Hij heeft haar als een zak aardappels over zijn schouder gehangen en ze stompte met haar vuisten tegen zijn rug.’

‘O!’ zei Claire, en ze sloeg haar hand voor haar mond.

Locket keek haar verbaasd aan. ‘Mammie zegt dat alle bedienden stelen.’

‘O ja?’ zei Claire. ‘Wat erg. Maar ik weet niet of dat helemaal klopt, hoor, Locket.’ Ze dacht aan de manier waarop Pai naar haar had gekeken toen ze haar in de gang had zien staan, en het was of haar borst werd ingesnoerd.

‘Weet je waar ze naartoe is gegaan?’ vroeg ze aan Locket.

‘Geen idee,’ zei het meisje vrolijk. ‘Opgeruimd staat netjes, vind ik.’

Claire keek naar het onbewogen gezicht van het meisje, dat niet werd geplaagd door een slecht geweten.

‘Er zullen wel opvanghuizen zijn voor mensen zoals zij.’ Claire’s stem trilde. ‘Ze is toch niet dakloos? Heeft ze familie in Hongkong?’

‘Ik zou het niet weten.’

‘Hoe kan dat nou? Ze woonde bij jullie!’

‘Ze was een dienstmeisje, mevrouw Pendleton.’ Locket keek haar nieuwsgierig aan. ‘Weet u dat soort dingen dan wel van uw bedienden?’

Claire zweeg beschaamd. Het bloed steeg haar naar de wangen.

‘Nou,’ zei ze. ‘Genoeg gepraat. Heb je de toonladders nog geoefend?’

Locket hamerde op de toetsen terwijl Claire strak naar de korte, dikke vingertjes van het meisje keek en probeerde niet met haar ogen te knipperen om haar opwellende tranen in bedwang te houden.