12 mei 1953

Later had ze alleen nog maar vage herinneringen aan Macau. De hitte natuurlijk, en een goed Portugees restaurant met houten banken en bouwvallige gepleisterde muren, warm, knapperig brood, karaffen rode wijn, een gerecht dat Afrikaanse kip heette en de dan taat, de glanzende gele eiertaartjes. ‘You say pataca, I say potato,’ zong Will voor haar. Hij was in deze kleine kolonie heel anders dan in Hongkong. Verder herinnerde ze zich de begraafplaats, hun terugkeer naar het hotel en het feit dat Will al die tijd gespannen was. In het grafhuisje was het koel en donker geweest en had de penetrante geur van wierook gehangen. Toen ze binnenstapten, waren er wolken stof opgestoven.

‘Hier ligt Dominick,’ had Will gezegd.

‘Wie is Dominick?’

‘Een man die, denk ik, onbegrepen was. Niet in de laatste plaats door mij. Althans, dat denk ik als ik in mijn meest vergevensgezinde stemming ben. Maar het is een droevig verhaal. Uiteindelijk wilde zijn familie niets meer met hem te maken hebben en daarom is hij hier bijgezet, alleen en niet bij zijn familie in Hongkong. Hij kwam niet uit Macau, maar hier is hij terechtgekomen. Een balling tegen wil en dank.’

‘Is hij in de oorlog gestorven?’

‘Zoiets. Misschien als gevolg van de oorlog?’ zei Will op vragende toon. ‘Wie weet. Het lag niet zo simpel.’ Hij streek met zijn vingers langs het stoffige altaar.

‘En uiteindelijk doet het er niet toe. Hier ligt hij, en bijna iedereen is vergeten wat hij heeft gedaan.’

Toen spoog hij op de stenen kist.

Hij had iets meegenomen uit het kleine mausoleum, iets wat hij zo onopvallend in zijn zak had laten glijden dat ze niet durfde te vragen wat het was. Maar daarna deden ze niets ongewoons meer – ze aten lekker, deden een dutje na de lunch, dronken champagne in de hotelbar en liepen wat rond om Macau te bezichtigen –, dus Claire nam aan dat het bezoek aan de begraafplaats de reden voor de reis was geweest. Hij werd weer zijn oude, sarcastische zelf. Ze gingen terug naar Hongkong en hij praatte niet meer over de begraafplaats.