5 juli 1953
In de verte zag ze hem aankomen, een lange, magere gestalte met een stok. Ze kon zich niet voorstellen dat dat de mysterieuze man was die tot voor twee weken zoveel begeerte in haar had opgewekt.
Maar toen hij naderbij kwam, ze zijn bleke, smalle gezicht en slordige haardos zag en hij tegen haar praatte, voelde ze zijn aantrekkingskracht weer net zo hard.
‘Claire,’ zei hij, en hij gaf haar een kus op haar wang. ‘Ga zitten.’ Hij gedroeg zich als een vriendelijke oom. Ze voelde zich afgewezen. Hij was altijd degene die de toon van hun ontmoetingen bepaalde.
Ze zaten op een bankje dat uitkeek over de haven. Ze hadden op de Peak afgesproken, omdat ze – om andere redenen dan in het verleden – hoopten daar niemand tegen het lijf te lopen die ze kenden, en ze hadden gelijk gehad. Ze waren alleen in de schemering. Er stond een warm, aangenaam briesje.
‘Ik kwam hier wel eens met Trudy,’ zei hij. ‘Diezelfde ijzeren reling was er toen al. Ik heb hem toen aangeraakt en ik kan hem nu weer aanraken, maar de omstandigheden zijn heel anders. Ik ben heel anders. Heb jij wel eens dat soort gedachten?’
Hij was veranderd, alsof er een grote last van zijn schouders was gevallen. Ze voelde zijn lichtheid.
‘Wat ga je nu doen?’ vroeg hij, alsof ze niets had gezegd.
‘Dat weet ik niet,’ zei ze. ‘Ik heb mijn ouders getelegrafeerd, maar die staan niet te springen om me weer in huis te nemen. Het heeft iets met de kosten te maken, en met het pensioen van mijn vader. Ik heb geen baan en ik denk ook niet dat ik er een zal vinden. Dus ik weet het niet.’ Ze vertelde hem dit zonder bijbedoelingen. Ze wilde niet dat hij zich ergens toe verplicht zou voelen.
‘Ik snap het,’ zei hij.
‘En jij?’ vroeg ze.
‘Ik weet het ook niet. Het lijkt ondenkbaar om hier te blijven, maar net zo ondenkbaar om weg te gaan.’
‘Ja.’
‘Daar zitten we dan,’ zei hij. ‘Twee mensen die geen plek hebben om naartoe te gaan.’
‘Denk je dat ik Locket les moet blijven geven?’
‘Hebben ze niets gezegd?’
‘Nee, we hebben elkaar sinds het feest niet meer gesproken.’
Hij dacht even na. ‘Nou, als ze niet hebben gezegd dat je ermee moet ophouden, zou ik gewoon gaan als ik jou was. Maar ja’ – hij grijnsde –, ‘ik ben natuurlijk nogal dwars van aard.’
‘Wat heb je meegenomen uit het graf in Macau?’ Dat had ze zich al eerder afgevraagd.
‘O, dat,’ zei hij. ‘Trudy had een bankkluisje en ze had me verteld dat Dominick en ik daar toegang toe hadden. Na haar dood heb ik een brief van haar notaris gekregen waarin stond dat ik de sleutel na de oorlog kon komen ophalen, als ze officieel dood was verklaard. Voor de oorlog had ze me verteld dat er nog een sleutel van het kluisje was, maar ik had nooit de moeite genomen daarnaar te gaan zoeken. En toen de notaris me de sleutel had gegeven, wist ik niet waar ik die zou laten. Toen besloot ik hem in de tombe van Dominick te verbergen. Ik dacht dat daar toch nooit iemand zou komen en het leek me de juiste plek. Een beetje dramatisch, maar wel gepast. En ik ging altijd op mijn gevoel af.’
‘Een paar bankboekjes, financiële documenten. Maar waar het haar om ging was dat ik de brieven en papieren in handen zou krijgen waaruit bleek wat ze tijdens de oorlog voor Otsubo had gedaan en wat voor rol anderen hadden gespeeld.’
‘Onder wie Victor Chen?’
‘Ja,’ zei hij enkel.
‘En wat heb je met de inhoud van het kluisje gedaan?’
‘Naar de juiste mensen gestuurd. Anoniem.’
‘Maar Victor wist dat jij erachter zat.’
‘Hij wist dat ik de enige was die aan dat soort informatie kon komen.’
‘Zit je in de nesten?’
‘Ik denk het niet,’ zei hij. ‘Maar ik heb het wel vaker mis gehad.’
Ze zaten naast elkaar, wat tot hun verbazing heel plezierig was.
‘Het punt is dat Victor in zekere zin gelijk had,’ zei hij. ‘De Britse staat had geen recht op al die onvervangbare Chinese kunstschatten. Die waren door diefstal verkregen, ook al zouden de Britten het zelf niet zo willen noemen. Maar de manier waarop hij het heeft aangepakt…’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Die man kan de dingen maar op één manier doen.
En zo heb ik Trudy tenminste niet helemaal in de steek gelaten. Otsubo tekende geen verlofbrieven meer toen hij besefte dat hij niets wijzer van me zou worden. Maar er is geen enkel moment geweest dat ik niet naar buiten had gekund en er was ook geen belangrijke reden om in Stanley te blijven. Ik had nog voor een jaar verlofbrieven. Trudy had me vrij kunnen krijgen als ik dat had gewild. Dat is een van de dingen die ik het meest betreur: dat het gewoon geleidelijk is… doodgebloed. Ze verdiende beter. En ik weet eigenlijk niet precies wat er met haar is gebeurd. Ik weet het niet. Ik neem aan dat ik er wel achter zou kunnen komen, want er zijn mensen zat die me er dolgraag alles over willen vertellen. Victor, onder anderen.’
‘Maar wat had jij kunnen doen?’
‘Alles was beter geweest dan wat ik heb gedaan,’ zei hij. ‘Alles was beter geweest dan de onzinnige dingen waarmee ik me in het kamp bezighield: comités oprichten, actievoeren voor warm water of meer lakens!’ Zijn stem werd schril, zijn toon heftig. ‘Ik ben een lafaard geweest, een lafaard! En ik heb niets gedaan om haar te helpen. De vrouw van wie ik hield. Níéts heb ik gedaan. Behalve me verschuilen achter mijn zogenaamde integriteit.’
‘Heeft Trudy wel eens…’ Claire kon de vraag niet afmaken.
‘Ze heeft nooit iets gezegd. Ze heeft me nooit verwijten gemaakt of iets van me geëist. Ze is altijd geweest wie ze zei dat ze was. Ze deed zich nooit anders voor, dat was het mooie van haar.’
Hij rechtte zijn rug. ‘Ze deed alsof ze me geloofde toen ik zei dat ik haar niet kon helpen. Maar ze was heel scherpzinnig. Ze doorzag de situatie en ze heeft er nooit iets over gezegd. Ze vergaf het me.’
Hij stond op, liep naar een boom en brak er afwezig een blad van af. Dat scheurde hij doormidden en de restanten scheurde hij nogmaals door. Toen strooide hij de stukjes op de grond.
‘Hongkong is altijd zo verdomd groen,’ zei hij. ‘Verlang jij ook wel eens naar wat minder kleurigheid? Naar het Engelse grijs, naar een beetje mist?’
Claire knikte. Langzamerhand kwam zijn hele verhaal eruit, en daar wilde ze hem de ruimte voor geven.
Hij vervolgde: ‘Soms haat ik haar daarom. Omdat ze me niet ter verantwoording heeft geroepen. Omdat ze me de kans heeft gegeven laf te zijn. Alles welbeschouwd was dat wreed.’
Trudy zou een man die huilde verachtelijk vinden, wist hij.
‘Ik zie steeds een beeld voor me,’ zei hij langzaam. ‘Het beeld van Trudy, die als een kip zonder kop rondrent, volkomen in paniek, zonder te weten wat ze moet beginnen, zonder aanknopingspunt, ten einde raad. Ik heb het gevoel dat ze ten einde raad was. Maar ze heeft mij niet om hulp gevraagd. Na die eerste keer niet meer. Toen ik nee had gezegd heeft ze het nooit meer gevraagd.’
Claire wilde zijn hand pakken, die op het handvat van zijn stok rustte. Hij kwam haar niet tegemoet en ze besloot haar hand over de zijne te leggen.
‘En ze had niemand meer die ze in vertrouwen kon nemen. Ze was moederziel alleen. En dat was mijn schuld.’
De lucht was nog steeds zwaar van vochtigheid, zoals altijd in Hongkong. Langzaam rolde er een zweetdruppel langs Claire’s rug naar beneden.
Ze probeerde hem met haar wilskracht te dwingen naar haar te kijken, te erkennen dat ze er was en dat ze hierin ook een rol had, maar hij staarde uitdrukkingsloos naar de haven. Langzaam daagde het haar: zijn nieuwe lichtheid was niet alleen opluchting omdat er een last van zijn schouders was gevallen. Het was ook een leegte.
Als hij in de auto stapt die hem zal terugbrengen naar Stanley, ziet hij Trudy op de stoep van het Toa naar hem zwaaien. Ze kijkt weemoedig. Haar amberkleurige haar wordt van achteren belicht door de ondergaande zon, die wegzinkt achter het silhouet van Hongkong. Een zwangere madonna. Ze werpt hem een kus toe en knipoogt dan plotseling. Daar heeft hij een hekel aan: dat ze van elk gewichtig moment een grapje maakt. Maar zo leeft ze nu eenmaal, dat is haar manier van overleven. Zo zit ze in elkaar. Ze heeft hem nooit iets anders voorgespiegeld. Ze heeft hem gewaarschuwd.
Arbogast heeft doorgeslagen, vertelde ze hem tijdens zijn verlof, en hij had geknikt. ‘Ja, ik heb hem naderhand gezien.’
‘Maar de informatie die hij heeft gegeven klopte niet,’ zei ze, en er klonk angst door in haar stem. ‘Otsubo is laaiend. Er waren trouwens wel aanwijzingen dat de spullen daar waren geweest, in een oud pakhuis in Mong Kok. Maar iemand anders was er blijkbaar eerder bij.’
‘Hoe wist Otsubo dat Arbogast de locatie misschien kende?’ vroeg hij.
Ze aarzelde. ‘Van Victor, denk ik,’ zei ze ten slotte. ‘Hoewel ik daar geen bewijs voor heb. Die man heeft overal een vinger in de pap.’
‘Wees maar voorzichtig,’ zei hij.
‘Dat ben ik ook.’ Ze knikte. ‘Otsubo is me trouwens toch zat. Ik denk dat onze tijd samen wel voorbij is.’
‘En wat betekent dat voor jou?’ vroeg hij, angstvallig zijn opluchting maskerend.
Ze lachte. ‘Niets goeds, vrees ik. Het betekent gewoon dat ik nog net zo erg bij hem onder de plak zit als altijd maar dat ik geen manier meer heb om hem over zijn slechte buien heen te krijgen.’
‘Wil je nu met me mee het kamp in?’
‘Daar heb je hem weer met zijn kamp! Je kunt dit vogeltje niet in een kooitje stoppen, liefste. Ik ben gewend geraakt aan die duistere, gevaarlijke vrijheid met alle bijbehorende vernederingen.’
‘Maar je zou kunnen…’
‘Ik ben bezig te zorgen voor een nieuwe… weldoener,’ zei ze langzaam. ‘Of, liever gezegd, er wordt voor gezorgd. Dus maak je geen zorgen.’
Plotseling stonden zijn ogen vol hete tranen. Hij was als de dood dat zij ze zou zien.
‘Ik moest maar eens gaan,’ zei hij.
‘Ja.’
Hij draaide zich om. Ze pakte zijn arm en keek hem indringend aan.
‘Elke keer dat ik afscheid van je neem, vraag ik me af of het au revoir of adieu is. Begrijp je wat ik bedoel?’
Hij knikte.
‘Je hebt te veel macht over me,’ zei ze luchtig. ‘Ik moet me inspannen om te doen alsof het onbelangrijk is, alsof jij onbelangrijk bent. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?’
Hij kijkt naar haar, zijn geliefde. Haar gezicht bloost en haar anders zo smalle enkels zijn opgezet door haar zwangerschap. Hij kijkt naar deze vrouw, die zich overal doorheen slaat en sinds een halfjaar een ongewenst kind draagt, en hij merkt dat hij haar deze laatste misstap niet kan vergeven. Het is gemakkelijker om te besluiten dat ze een slecht mens is en terug te gaan naar het kamp, om het slachtoffer uit te hangen en zijn wonden te likken. En dat doet hij dan ook. Niet iets om trots op te zijn, maar wel een manier om te overleven. En hij beseft dat het daar inmiddels om draait.