20 mei 1953

Toen Claire de donderdag daarop naar de Chens ging, zag ze dat een van de chauffeurs met een krant over zijn hoofd lag te slapen op een bankje in de tuin en hoorde ze de dienstmeisjes vrolijk met elkaar kletsen terwijl ze de ramen zeemden. Daaruit concludeerde ze dat Victor Chen niet thuis was, en er ontsnapte haar een zucht van opluchting.

‘Juffie alles goed? Gevallen!’ zei het dienstmeisje dat opendeed.

‘Ja hoor, dank je.’ Het viel haar voor het eerst op dat deze bediende een hartelijk gezicht had, met heldere, grote ogen en een vriendelijke mond. ‘Het is heel lief van je om ernaar te vragen.’

De vrouw glimlachte onzeker en ging haar voor naar de muziekkamer, waar Locket op haar wachtte.

‘Ik heb gehoord dat u vorige week een ongelukje hebt gehad, mevrouw Pendleton. Is alles goed met u?’ Locket hing over een schaal met koekjes en stopte er kruimelend een in haar mond. ‘Wilt u een glas citroenlimonade?’

‘Dat is heel aardig van je, Locket. Ik voel me een stuk beter, dank je.’ Het meisje begon eindelijk manieren te leren, dacht ze.

‘Mama zei dat u wel in verwachting zou zijn!’ Locket giechelde. ‘En daar moest papa vreselijk om lachen.’

Claire verstijfde. ‘Locket, heb je geoefend?’ vroeg ze met kille stem.

Locket keek op, geschrokken door die plotselinge omslag.

‘Maandag moest ik repeteren voor The mikado…’ begon ze.

‘Hou maar op,’ zei Claire. ‘Laten we maar gewoon beginnen.’

Na de les kwam Melody binnenlopen en ze vroeg Claire om een kopje thee te blijven drinken zodat ze over Lockets vorderingen konden praten. Ze liep met Claire naar de woonkamer en excuseerde zich toen om de bediendes te gaan instrueren.

De Chens hadden een schoorsteenmantel vol foto’s in zilveren lijstjes. Heel Engels, was Claire’s gedachte toen ze die voor het eerst zag staan, behalve dat er allemaal oosterlingen op stonden. Ze liep erheen om ze van dichterbij te bekijken. Op de meeste stonden Victor en Melody met oudere mensen, waarschijnlijk familieleden, op een paar stond alleen Locket, en dan was er een van een vrouw in een zwempak aan het strand. Ze had een sigaret in haar hand en stak haar tong uit naar de camera. Het had een foto uit een modeblad kunnen zijn, en toen Claire zich vooroverboog en aandachtig keek, zag ze tot haar verrassing dat het dezelfde vrouw was die met Will en Melody op de foto stond die ze bij Will thuis had gezien. Ze was half Europees, half Aziatisch, zo slank als een hazewind en betoverend mooi. Onder haar gebloemde badmuts was haar hoekige, knappe gezicht duidelijk te zien.

‘Dat is mijn nichtje Trudy,’ zei Melody, die de kamer binnenkwam met een klein glaasje water in haar hand.

‘Ze is heel mooi,’ zei Claire, die haar best deed niet te nieuwsgierig te klinken.

‘Niet mooi,’ zei Melody onmiddellijk. ‘Ze was niet echt mooi. Ze was half Portugees, Euraziatisch dus, en Europeanen vonden haar altijd knap. Maar Chinezen houden eigenlijk niet van halfbloedjes.’ Claire hoorde iets denigrerends in haar woorden en dat verraste haar. Melody was gewoonlijk zo beschaafd.

‘Maar ze viel letterlijk iedereen op. In haar tijd was ze beroemd in Hongkong. Berucht, zouden sommigen zelfs zeggen. Ze heeft haar terriër een keer meegenomen naar een dinertje, bij wijze van tafelheer. Ze had hem een vlinderdasje omgedaan en liet hem op de stoel naast haar zitten, totdat hij erop plaste. Livy Wong was witheet!’

‘Ze ziet er inderdaad uit als iemand die graag plezier maakt.’

‘Ja, als ze er nog zou zijn, denk ik dat ze de eerste Hongkongse zou zijn geweest die een bikini droeg, en die zou ze dan aandoen naar een picknick in de tuin van de gouverneur of naar een andere gelegenheid waar dat volstrekt ongepast was. Zo’n meisje was ze. Aanstootgevend, maar ze kwam er bijna altijd mee weg. Nergens bang voor.’

‘Is ze er dan niet meer?’ vroeg Claire voorzichtig.

Melody wendde haar blik af, nam een slokje uit haar glas en trok een grimas.

‘Nee. Ze was een oorlogsslachtoffer, zou je kunnen zeggen.’

‘Moeilijk te geloven dat ze er niet meer is,’ zei Claire terwijl ze naar de foto keek. ‘Ze ziet er zo levenslustig uit.’

‘Ze was een en al levenslust,’ beaamde Melody. ‘Haar vader was een neef van mijn vader, dus ze was mijn achternichtje.’

‘Hadden jullie een hechte band?’

‘In zekere zin,’ zei Melody. ‘Waarschijnlijk vond ze mij doodsaai. We waren heel verschillend. En we hadden nog veel meer neven en nichten in Hongkong. Onze ouders kwamen uit grote gezinnen. Ze trok veel op met een neef van ons beiden – Dominick – maar ook hij is in de oorlog gestorven. Ze waren boezemvrienden. Iedereen kende die twee. Het Geduchte Duo.’

‘En…’ Claire wist niet zo goed wat ze moest zeggen, maar dat gaf niet. Melody was in een spraakzame bui.

‘En ze heeft me een schitterende ring met een smaragd gegeven, die ik bij speciale gelegenheden altijd draag omdat hij zo bijzonder is.’ Ze stak haar hand uit en keek ernaar alsof ze de ring om had.

‘Die heb ik gezien, op jullie dinertje. Hij is inderdaad prachtig. Wat genereus van haar.’

‘Ik ben blij dat ik een herinnering aan haar heb,’ zei Melody. ‘Familie is toch belangrijk, vind je niet?’ De dienstmeisjes kwamen binnen met een zilveren dienblaadje.

‘Thee?’

‘Ja, graag, met veel melk erin.’

Melody schonk voor Claire een kopje in, maar voor zichzelf niet. Zij bleef met kleine slokjes uit haar glaasje drinken.

‘Victor behandelt me alsof ik een tere bloem ben,’ zei ze opeens. ‘Maar ik ben niet zo breekbaar als hij denkt. Hij heeft me naar Californië gestuurd, weet je. Ik stelde hem steeds vragen en ik denk dat hij dat irritant vond.’

‘Dat was vast niet terecht,’ zei Claire.

‘En toen ik terugkwam, was alles veranderd,’ zei Melody zacht.

Zo ging het de hele middag door: Melody bleef maar praten, alsof ze alle tijd van de wereld had om met haar dochters pianolerares te keuvelen. Ze had het nog niet één keer over Locket of haar vorderingen gehad.

‘Heb je wel eens teruggedacht aan iemand die dood is?’ vroeg Melody. ‘Aan hoe het was toen diegene nog leefde? Als ik aan Trudy en Dominick denk, heb ik soms het gevoel dat er altijd een zwarte wolk boven hun hoofd heeft gehangen, alsof ze tot de ondergang gedoemd waren en ik dat destijds gewoon niet heb gezien. Alsof ze van het begin af aan ten dode waren opgeschreven.’ Melody zweeg en haar ogen glansden vochtig.

‘Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat Trudy dood is. Haar vader was getrouwd met een Portugese. Dat was zo’n typische vrouw. Weet je dat ze is verdwenen toen Trudy nog klein was? Het werd naar buiten gebracht als een ontvoering, maar mijn moeder heeft altijd gedacht dat ze het hier gewoon zat was en op de boot naar Amerika is gestapt.

Wie had kunnen denken dat haar vader zo’n talent voor zaken had? Ik geloof dat hij het het best heeft gedaan van de hele familie.’

‘Leeft hij nog?’ vroeg Claire.

‘Natuurlijk niet,’ zei Melody. ‘Hij is gestorven, net als al het andere ellendige wrakhout van de oorlog: zij die zich niet aan de juiste kant schaarden, die weigerden het spelletje mee te spelen.’

Claire knikte.

‘Heb jij naasten die zijn gestorven?’ vroeg Melody. ‘Ik weet dat dat een rare vraag is, nadat we een oorlog hebben meegemaakt, maar sommige mensen hebben geluk gehad en hebben niemand verloren.’

‘Wel familie,’ zei Claire, ‘maar niemand met wie ik een hechte band had.’ Een oom die ze eenmaal had ontmoet; er was een foto van hem op haar achtste verjaardag. Tijdens de oorlog waren er een paar kennissen gestorven. En dan was er een meisje van de lagere school geweest dat op vakantie was gegaan naar Wales en daar was verdronken. De school had iedereen een dag vrij gegeven en toen de leerlingen terugkwamen hadden velen een zwart lint om hun arm geknoopt. Daar had Claire niet aan gedacht en ze had zich buitengesloten gevoeld, alsof iedereen op de hoogte was van iets wat haar niet was verteld.

‘Ken je Reggie en Regina Arbogast?’ vroeg Melody, van de hak op de tak springend.

‘Ik ben bij hen thuis geweest, maar “kennen” is een groot woord,’ zei Claire. Ze deed haar best de vreemde wendingen in het gesprek bij te benen.

‘Ze gaan een kroningsfeest geven. Of eigenlijk twee. Het eerste feestje is wat kleiner, wat intiemer. Het is de bedoeling dat ze naar de kroning gaan luisteren op de radio. Daarna laten ze de filmrollen invliegen uit Engeland en dan laten ze voor een grotere groep mensen de tv-uitzending zien. Dat wordt meer een soort cocktailparty, geloof ik. Het wordt vast leuk. Heb jij al plannen voor de kroning?’

‘Op het moment nog niet.’

‘Ik ben iets aan het organiseren, dus Will en jij moeten zeker komen,’ zei Melody opeens.

‘Martin, bedoel je,’ zei Claire verrast.

‘Ach ja, Martin, natuurlijk,’ reageerde Melody vlot. ‘Sorry.’

‘Ja, Martin,’ herhaalde Claire.

Melody leek te verwachten dat ze nog iets zou zeggen. Het daglicht was aan het verdwijnen en door het raam viel geen zonlicht meer naar binnen, waar Claire eerder die middag stofdeeltjes in had zien dansen.

‘Ik geloof dat het al laat is,’ zei ze. Het was de vreemdste middag die ze ooit had meegemaakt, met al die onsamenhangende verhalen. ‘Ik moet er eens vandoor.’

Op dat ogenblik kwam Will binnenstappen.

‘Hé, jij daar!’ riep Melody met onvaste stem. ‘Jij bent alles aan het oprakelen!’ Haar toon was luchtig, maar opeens had Claire het door. Het inzicht breidde zich uit door haar bewustzijn als een snelgroeiende inktvlek: de Chens waren bang van Will. Ze hadden hem in dienst genomen om hem in de buurt te houden, betaalden hem voor werk dat hij niet deed omdat ze geen andere keuze hadden. Ze zag haar minnaar in een ander daglicht. Hij was degene die welwillend was geweest. Hij bepaalde hun lot.

‘Ik moet Victor spreken,’ zei hij, Claire negerend.

‘Hij is er niet,’ antwoordde Melody.

‘Komt hij zo thuis?’

‘Je kunt ook met mij praten, Will,’ zei Melody. ‘We kennen elkaar lang genoeg.’

‘Dit heeft niets met u te maken, mevrouw Chen.’

‘Ach, hou toch op met die schertsvertoning, Will!’ riep Melody uit. ‘Dat gemevrouw en gemeneer, en “Waar kan ik u vandaag naartoe brengen?” Heb je ons de hele tijd uitgelachen? En wat jij hebt gedaan! En die arme Trudy!’

Claire had nu pas door dat Melody behoorlijk dronken was en dat ze de hele middag sterkedrank had gedronken en geen glaasjes water.

‘Praat niet over haar, Melody. Jij hebt het recht niet om haar naam ooit nog te noemen.’

‘En jij dan? Heb jij dat recht wel?’ Melody’s stem werd schril. ‘Alsof jij ook maar enig recht hebt. De vrouw van wie je beweerde te houden!’

Will verbleekte van woede. ‘Melody, dit is je reinste flauwekul.’ Hij had moeite zich te beheersen. ‘Dit is niet aan jou. Houd je erbuiten.’

‘Will,’ zei Melody, ‘dit loopt uit de hand. Victor is laaiend. Je moet hiermee ophouden. Ik zeg het je als iemand met wie je ooit bevriend was. Je moet hier een eind aan maken.’

‘Het is te laat, Melody,’ zei Will. ‘Ik kan het niet meer terugdraaien.’

Terwijl ze aan het praten waren, liet Claire zichzelf stilletjes uit en bleef met bonzend hart staan wachten in een hoekje van de oprit.

Toen Will even later naar buiten kwam, keek hij boos en had hij zijn handen diep in zijn zakken gestoken.

Claire stapte naar voren en vroeg: ‘Wie is Trudy?’

Hij schrok. ‘Niet nu,’ zei hij. ‘Niet nu, Claire. Kom mee. Laten we gaan zwemmen.’