59
HOLLY ZAT AAN de bar van de Ederle Inn een spritz te drinken. Ze dronk zelden alleen, maar die avond was ze, nadat ze was teruggekeerd uit de bergen, bij de Elstons langsgegaan. De stress eiste nu duidelijk zijn tol bij beide ouders. Het uniform van de majoor hing los om zijn lichaam, zijn gezicht was uitgemergeld en zijn handen beefden toen hij water in een glas schonk.
‘Wat kan ik doen?’ had hij gevraagd toen ze hem het laatste nieuws had verteld. ‘Hoe kan ik ze ervan overtuigen dat ze haar die dingen niet moeten aandoen?’
‘U kunt niets doen, sir,’ had Holly vriendelijk gezegd. ‘Maar we hebben er nog steeds alle vertrouwen in dat de carabinieri haar zullen vinden.’
‘Je probeert het goede te doen,’ zei hij. ‘Niemand luistert.’ Hij hief zijn ogen ten hemel. ‘U niet en niemand niet.’ Het had even geduurd voordat Holly besefte dat hij het niet tegen haar had maar tegen God.
‘Sir, ik heb vandaag Joe Nicholls opgezocht,’ zei ze.
Hij richtte zijn blik op haar. ‘Nicholls. Een goede soldaat. Een goed mens.’
‘Hij zei dat u de laatste keer dat u hem bezocht ergens boos over was.’
‘Is dat zo?’ Hij schudde zijn hoofd, alsof hij zijn geheugen wakker wilde schudden.
‘Kunt u me vertellen wat dat was?’
Hij staarde haar aan en het kwam haar voor alsof hij een poos lang heel ergens anders was met zijn gedachten. Toen verscherpte zijn blik zich weer en kwam hij terug bij haar. ‘O, bezuinigingen, bureaucratie. Het soort dingen waarover ik me druk maakte. Het lijkt nu allemaal zo onbelangrijk.’
‘Is er iets...’ begon Holly voorzichtig haar woorden wegend. ‘Dat wil zeggen, kunt u misschien een reden bedenken waarom ze Mia hebben uitgekozen? Waarom ze haar hebben meegenomen in plaats van de dochter van een andere officier?’
Hij staarde haar weer aan, opgaand in zijn eigen privéhel.
‘Sir?’ had ze zachtjes aangedrongen.
Hij had alleen maar hulpeloos zijn schouders opgehaald. ‘Vraag het Hem, de Grote Man, God. Hij is de enige die het weet.’
Ze dronk haar Aperol op. Het was geen sterk drankje. Misschien zou ze er nog eentje nemen.
‘Hallo.’
Ze keek om. Het was de luitenant die ze in Asiago had ontmoet, die het bevel had gevoerd over de Skyhook-eenheid. ‘Hé, hallo.’
Hij stapte met grote passen op haar af, duidelijk blij haar weer tegen te komen. ‘Bill Coyne. Ik wilde net een biertje bestellen. Wil jij er ook één?’
‘Ja, hoor,’ zei ze met een zucht. ‘Waarom niet?’ En om te verklaren waarom ze daar alleen zat, zei ze: ‘Ik kom net bij majoor Elston vandaan.’
‘Ben je nog iets te weten gekomen? Van de eenheid bedoel ik? Iets wat heeft geholpen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Niets.’
Hij ging naast haar zitten. ‘Weet je nog dat je vroeg of we ooit betrokken waren geweest bij iets controversieels?’
‘Ja?’ zei ze met toegenomen interesse.
‘Nou ja, het was niet echt controversieel, daarom dacht ik er ook niet aan toen je het vroeg. Maar het was wel geheim, misschien helpt dat?’
‘Dat zou kunnen,’ zei ze voorzichtig. ‘Op welke manier was het geheim?’
‘Weet je nog dat ik je vertelde dat we min of meer de Talibantaxi waren? Dat we de slechteriken oppakten en terugbrachten naar de basis? Er werd gezegd dat sommigen van hen werden geselecteerd voor een soort transportprogramma genaamd Project Exodus.’
‘Wat is dat?’
‘Een SAP.’
Een Special Access Project. Dat betekende dat er niet meer dan de noodzakelijke informatie over werd verspreid.
‘Wat het ook was, het was behoorlijk omvangrijk,’ voegde hij eraan toe. ‘Want het ging niet alleen om die gevangenen. Op weg naar huis kwam ik door Bagram en toen zag ik een Globemaster op de landingsbaan staan die volgeladen werd en klaargemaakt voor vertrek. Ik ging kijken omdat ik dacht dat ik en de jongens daarmee een lift naar huis zouden krijgen.’
Ze knikte. De Boeing C-17 Globemaster was een van de grootste troepentransportvliegtuigen van de Amerikaanse luchtmacht.
‘Maar deze vlucht was voor mensen in oranje overals en met geboeide armen. Het waren er zo’n honderd tot honderdvijftig, ze zaten geknield in een rij op de landingsbaan en werden bewaakt door een paar van onze mannen.’
‘Oranje overals,’ herhaalde ze peinzend. ‘Net als Mia.’
‘Ja... Zou er een verband kunnen zijn?’
Ze dacht na. Stel dat hij getuige was geweest van een soort verplaatsingsprogramma van gevangenen, dan zag ze nog steeds niet in hoe dat iets te maken zou kunnen hebben met de ontvoering van Mia. ‘Waar ging de Globemaster heen?’
‘Naar de luchtmachtbasis in Aviano, even verderop. Daarom dacht ik ook dat hij ons naar huis zou brengen.’
‘Waar ging hij daarna heen?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik zag hem met de deuren open op de landingsbaan staan toen we landden. Ik denk dat ze al waren overgeplaatst. Waarschijnlijk naar een CIA-gevangenis ergens in Libië. Dat is wat er gebeurt, nietwaar?’
Ze nam nog een biertje en luisterde naar de verhalen die Bill Coyne vertelde over Afghanistan. Maar ze was er maar half bij met haar hoofd.
Als majoor Elston betrokken was geweest bij een uitleveringsprogramma, hoe oppervlakkig ook, zou dat dan een reden kunnen zijn om zijn dochter een nagebootste uitlevering te laten ondergaan?
Er zat een zekere logica in. Maar hoe langer ze erover nadacht, hoe minder waarschijnlijk het haar leek. Ten eerste hadden de ontvoerders nooit aangevoerd dat er een specifiek verband was tussen Mia en de uitleveringen. Ten tweede zou het moeilijk zijn speciale eenheden of een geheime dienst te vinden die niet op de een of andere manier betrokken waren geweest bij het wegvoeren of transporteren van gevangenen. Zo was de Afghaanse opstand de kop ingedrukt: door duizenden of zelfs tienduizenden verdachten op te pakken, hen te verhoren om bewijs te vergaren voor het feit dat ze een band hadden met de Taliban en zo beetje bij beetje een beeld te creëren van de vijand. Wat Bill Coyne had beschreven klonk meer als de routineuze verplaatsing van gevangenen binnen de gevangenisbureaucratie dan een vorm van ontvoering.
Zo op het oog leken de motieven van de ontvoerders veel aannemelijker: dat Mia alleen maar was uitgekozen omdat ze uitermate geschikt was voor wat ze in gedachten hadden. Ze was fotogeniek, een vrouw, jong, maar voor militaire begrippen volwassen: de perfecte afgevaardigde van Amerika zelf. Door iets anders te denken, joeg Holly alleen maar herenschimmen na.
Maar het gaf haar wel een excuus om terug te gaan naar Carver. Ze kon hem op de man af vragen naar Exodus en hem nog een kans geven uit te leggen hoe het kwam dat het rapport van Mazzanti samenviel met de ontvoering.
Ze bedankte Coyne voor de biertjes en ging naar de Staf Commando. Zoals ze al had verwacht, was het er nog steeds druk. Ze stond op het punt naar binnen te gaan toen ze Carver zelf zag. Hij liep samen met een andere man buiten het Commandoblok. Hij rookte een sigaar. Ze realiseerde zich dat de andere man majoor Elston was. Des te beter: dan kon ze met hen allebei praten.
‘U zou er ook één moeten nemen,’ zei Carver terwijl hij nog een sigaar uit zijn zak haalde. ‘Om de veilige terugkeer van uw dochter te vieren.’
Ze was gevonden! ‘Sir, is ze terug?’ vroeg Holly meteen terwijl ze op hen afstapte.
Carver draaide zich om en fronste toen hij haar zag. ‘Is wie terug, tweede luitenant?’
‘Mia. Ik dacht dat u zei...’ Verward hield Holly haar mond.
‘Wat u aan het afluisteren was, was een privégesprek,’ zei Carver op ijzige toon. ‘Maar om alle misverstanden de wereld uit te helpen: ik bood majoor Elston een sigaar aan zodat hij het kan vieren wannéér zijn dochter weer veilig en wel bij hem thuis is. En ik heb er alle vertrouwen in dat dat het geval zal zijn.’ Hij richtte zich weer tot majoor Elston. Holly hoorde hem zachtjes ‘Dom blondje’ mompelen.
‘Het spijt me, sir,’ zei ze terwijl ze zich diep schaamde voor haar vergissing. ‘Ik had het verkeerd verstaan. Ik wilde niet...’ Maar hij was al doorgelopen en had zijn peptalk hervat, waarbij hij zijn arm zorgzaam om de schouders van de majoor had geslagen.