Epiloog
Duisternis.
Niet het eenvoudige zwart van de Ernaanse nachtelijke hemel, met zijn afwezigheid van zon en sterren. Niet de isolerende duisternis van de oceaanbodem, met mijlen van water om elk binnendringend straaltje weg te filteren. Zelfs niet de totale lichtloosheid van het binnenste van een spelonk, waarin men een hand voor ogen kon houden, niet alleen zonder die te zien, maar ook zonder te geloven dat die werkelijk bestond. Hierbij vergeleken waren dat slechts schaduwen, afspiegelingen van duisternis die konden worden aangetast door een enkele lucifer, lamp of kaarsvlam. Dit was een zwart dat het licht verslond, zoals het het leven verslond.
Er bewoog iets in dat zwart. Nijd. Afgunst. Haat. Honger. Afspiegelingen van de duisternis in de menselijke ziel, hier een onafhankelijk leven leidend. Soms smolten er een paar samen om entiteiten voort te brengen die net zo koud en meedogenloos waren als het oord duister was. Soms stoven ze alle uiteen en was de enige zweem van bewustzijn in dat zwarte rijk het gefluister van haat dat als een dolende wind door de duisternis woei. Soms zelden kwamen ze alle te zamen en vormde zich een Tegenwoordigheid die zo machtig, zo verdorven, zo uiterst misdadig van aard was, dat als zijn bestaan stabiel was geweest het een dreiging zou hebben gevormd voor al het leven op Erna. Zij die ervan wisten noemden het het Duister, het Kwaad, de Verzwelger, en baden tot hun verscheidene goden en demonen dat geen mens er ooit een ware naam aan zou geven want een mensennaam had de macht om zich te handhaven en dat was de enige macht die de Ongenaamde miste.
In deze duisternis kwam een vreemdeling binnen. Hoewel het lichaam dat hij droeg zo zwart was als de nacht, was het helder als lampvuur vergeleken bij de duisternis die hem omgaf. Een ogenblik bleef hij staan en de stemmen van dat verloren oord wervelden om hem heen als wilde muziek, troosteloos en dissonant.
Wie is daar
Wie komt hier
Wie stoort Ons
Wie
Wie
Wie
'Mijn naam is Calesta,' verkondigde de demon. Verscheidene stemmen schenen even samen te vloeien, toen was hun gefluister weer gescheiden van elkaar. 'Ik verlang een audiëntie.' Calesta? Calesta Iezu
Mens-ding Zo'n honger Woede
Haat haat haat Wat moet je, Iezu?
'U hebt een pact gesloten met een mens.' Er fladderde iets langs zijn gezicht, maar hij deinsde niet terug. Het lichaam dat hij droeg was slechts een illusie en hij vreesde niet voor de veiligheid ervan. 'Negenhonderd jaar geleden, met een man genaamd Gerald Tarrant. Weet u nog?'
Ach, ja Bloed Honger Beloftes
De stemmen werden nu anders, alsof alle afzonderlijke noten werden opgenomen in één groot akkoord. Hij voelde iets om hem heen cirkelen, hem bestuderend. Wij herinneren het ons. Wij voeden ons.
'Hij heeft dat pact verbroken.'
Stilte. Zo'n volslagen stilte dat hij zich een ogenblik afvroeg of de stemmen hem hadden verlaten.
Wat gaat jou dat aan, Iezu? Een andere stem nu, krijsend en haatdragend. Ga terug naar mensoorden. Dit pact is van Ons.
'Hij heeft u verraden!' siste de demon. 'Kan u dat niets schelen? U hebt hem het leven geschonken op voorwaarde dat hij u zou dienen en kijk nu eens wat hij gedaan heeft! Duizenden zullen het leven behouden vanwege hem. Miljoenen zullen in vrede leven die anders zouden hebben geleden. Een hele beschaving is weggerukt van de rand van verval. Door hem! Maakt u dat niets uit? Kan u dat niets schelen?'
Pact is van Ons
Van Ons
Van Ons!
Verbroken?
Voorwaarden
Onleven
Verbroken
Van Ons!
De duisternis kwam in beweging. In die beweging vormde zich een persoonlijkheid die de fladderende stemmen in vastheid en macht zo ver overtrof dat die als daaromheen zoemende insecten waren. Zijn stem, toen hij sprak, was zwaar en diep en galmde door de duisternis.
Ons pact met Gerald Tarrant gaat de Iezu's niets aan.
'Ik dacht dat u wel wilde weten wat er gebeurd was.'
Wij vinden het een belediging dat u van Onze onwetendheid uitgaat.
'Hij leeft nog steeds,' daagde Calesta uit.
Dat is Onze zaak, niet de uwe.
'En het pact dan? De overeenkomst...'
Wij kennen de overeenkomst. Hij kent de overeenkomst.
'Hij tart u! Hij verraadt alles waarvoor u hem het leven gaf.'
Bent u bezorgd om Ons, Iezu? Of eenvoudig gedreven door uw eigen behoefte aan wraak? Wij weigeren een werktuig in de handen van uw soort te worden.
De demon verstijfde. 'Wij hebben een gemeenschappelijk belang, u en ik. Als u —'
Wij hebben niets gemeen met een lichamelijke.
De demon maakte een sissend geluid. Als vonken spatte de woede van hem af. 'Ik ben net zo min lichamelijk als u,' snauwde hij. 'En als u er tevreden mee bent om Gerald Tarrant misbruik van u te laten maken als u een werktuig in zijn handen wilt zijn het zij zo. Ik had gedacht dat u wel wat meer pit zou hebben, maar kennelijk heb ik me vergist.'
Ga naar huis, mens-ding. Wij beslissen Zelf wel wat er met Gerald Tarrant gebeurt.
Met een woedende vloek liet de demon zijn lichaam oplossen, de duisternis van dat geheime rijk verruilend voor de aangenamere duisternis van de menselijke ziel. Lange tijd na zijn vertrek bleef het stil, terwijl de verscheidene entiteiten de woordenwisseling overpeinsden. Toen, met stemmen die te snel in elkaar overgingen om door het menselijke oor te kunnen worden onderscheiden, een waterval van geluid:
Verraden Pact
Goede diensten
Honger
Bloed
Verbroken
Beloften
Leven
Onleven
Verraden
Verraden
Verraden
Wraak?
Honger
Opnieuw begonnen ze samen te vloeien en er wortelde een nieuwe gedachte. Die Iezu, peinsde een stem, weet niet wat hij in werkelijkheid is. Nee, stemde een andere stem in. Dat weten geen van de Iezu's. Hem helpen? Hem vernietigen? Hem negeren? Wacht, raadde een zware stem aan. Kijk eerst eens of zijn eigen soort hem steunt. Kijk eerst eens of zij partij kiest. En Tarrant?
Er bewoog iets nieuws in die eeuwigdurende duisternis. Iets zo machtigs dat het zwart een woeste draaikolk werd waar alle andere stemmen plotsklaps ingezogen werden. Iets zo kwaadwilligs, zo vijandigs, dat de onbeduidende haat en nijd van de mensheid erin verloren gingen, verslonden door een Kwaad zo enorm dat het zich voedde met de essentie van het leven zelf. Het bestond slechts een ogenblik, deze Macht, en toen begon die weer in afzonderlijke elementen uiteen te vallen. Maar het ogenblik was lang genoeg.
Tarrant, zei de Verzwelger, zal zich tegenover Mij moeten verantwoorden.