Percy bleef even in de auto zitten en keek uit over het zeegat bij Fjällbacka, maar hij zag de golven of de boten nauwelijks. Het enige wat hij zag, was zijn eigen lot, hoe verleden en heden met elkaar versmolten. Zijn broer en zijn zus waren afgemeten en beleefd geweest toen ze belden. Het behoorde tot de bon ton dat je je keurig gedroeg, ook tegenover degene die jij had verslagen. Percy wist maar al te goed wat er onder hun meelevende zinnen schuilging. Het leedvermaak was hetzelfde, of je nu arm was of rijk.
Ze hadden het kasteel gekocht, vertelden ze, maar dat was voor hem geen nieuws. Hij had al van advocaat Buhrman gehoord dat Sebastian achter zijn rug om was gegaan. Met dezelfde woorden en zinnen als Sebastian legden ze uit dat het kasteel een exclusief conferentieoord zou worden. Het was spijtig dat het zo was gegaan, maar ze wilden dat hij uiterlijk aan het eind van de maand verhuisde. Dat moest natuurlijk wel onder toezicht van hun advocaat gebeuren, zodat Percy niet per ongeluk iets meenam dat onderdeel was van de koop.
Het verbaasde hem dat Sebastian vandaag was gekomen. Percy had hem langs zien komen en de heuvel naar Leons huis op zien rijden. Gebruind, de bovenste knoopjes van zijn overhemd los, een dure zonnebril en achterovergekamd haar. Hij zag er net zo uit als anders. En voor hem was alles ongetwijfeld ook net als anders. Het was gewoon business, zoals hij waarschijnlijk zou zeggen.
Percy wierp een laatste blik op zichzelf in het spiegeltje in de zonneklep. Hij zag er belabberd uit. Hij had rood doorlopen ogen na te weinig slaap en te veel whisky. Zijn huid was grauw en sponsachtig. Maar zijn das was perfect gestrikt. Dat was een erezaak. Hij deed de zonneklep omhoog en stapte uit. Er was geen reden om het onvermijdelijke uit te stellen.
Ia leunde met haar hoofd tegen de koele zijruit. De taxirit naar Landvetter zou een kleine twee uur duren, misschien iets langer als het verkeer tegenzat, en ze zou proberen even te slapen.
Ze had hem een zoen gegeven voordat ze vertrok. Het zou zwaar voor hem zijn om zich alleen te redden, maar ze was niet van plan erbij te zijn wanneer de boel ontplofte. Leon had haar verzekerd dat alles goed zou komen. Hij moest dit doen, zei hij. Anders zou hij nooit rust vinden.
Ze dacht opnieuw aan die autorit over de steile wegen in Monaco. Hij had op het punt gestaan haar te verlaten. De woorden waren uit zijn mond gerold. Hij had zitten zwetsen dat de dingen veranderd waren en dat hij niet langer dezelfde behoeften had, dat ze veel mooie jaren samen gehad hadden, maar dat hij iemand had ontmoet op wie hij verliefd geworden was en dat zij ook iemand zou vinden met wie ze gelukkig zou worden. Ze had haar ogen van de slingerende weg gehaald om hem recht aan te kunnen kijken en terwijl hij platitudes bleef bazelen, had zij aan alles gedacht wat ze uit liefde voor hem had opgegeven.
Toen de auto begon te slingeren, zag ze dat hij zijn ogen opensperde. De stroom zinloze woorden stopte.
‘Je moet naar de weg kijken als je rijdt,’ had hij gezegd. Zijn knappe gezicht weerspiegelde bezorgdheid en ze kon het amper geloven. Voor het eerst in alle jaren dat ze samen waren, was Leon bang. Het gevoel van macht bedwelmde haar en ze trapte het gaspedaal in, voelde hoe haar lichaam door het accelereren tegen de stoel werd gedrukt.
‘Zachter, Ia,’ smeekte Leon. ‘Je gaat te snel!’
Ze had geen antwoord gegeven, alleen de druk op het gaspedaal opgevoerd. De kleine sportauto bleef nauwelijks op de weg liggen. Ze had het gevoel dat ze zweefden en precies op dat moment was ze volledig vrij.
Leon had geprobeerd het stuur te grijpen, maar daardoor begon de auto alleen nog maar meer te trekken en hij liet weer los. Keer op keer verzocht hij haar om gas in te houden en de angst in zijn stem maakte haar gelukkiger dan ze in lange tijd was geweest. Nu vloog de auto bijna.
Verderop zag ze de boom en het was alsof een externe kracht bezit van haar nam. Rustig draaide ze het stuur iets naar rechts en reed eropaf. In de verte hoorde ze Leons stem, maar het gebruis in haar oren overstemde alles. Daarna was alles stil om haar heen. Vredig. Ze zouden niet worden gescheiden. Ze zouden altijd samen blijven.
Toen ze ontdekte dat ze leefde, reageerde ze verbaasd. Leon zat met gesloten ogen naast haar. Zijn gezicht zat onder het bloed. Het vuur verspreidde zich snel. De vlammen begonnen aan hun stoelen te likken en reikten naar hen. De lucht prikte in haar neus. Ze moest snel beslissen wat ze zou doen: of ze gaf het op en liet hen door het vuur verslinden, of ze zou hen redden. Ze keek naar Leons knappe gezicht. Het vuur had zijn ene wang bereikt en ze zag gefascineerd hoe het grip kreeg op zijn huid. Toen nam ze een besluit. Hij was nu van haar. En zo was het geweest sinds de dag dat ze hem uit de brandende auto had getrokken.
Ia sloot haar ogen en voelde de kilte van de ruit tegen haar voorhoofd. Ze wilde geen deel uitmaken van wat Leon op het punt stond te doen, maar ze verlangde naar het moment dat ze zouden worden herenigd.
Anna keek rond in de kale kamer die werd verlicht door een kaal peertje. Het rook er naar aarde en naar iets wat lastiger te definiëren was. Ebba en zij hadden alle twee tevergeefs aan de deur gerukt. Die zat op slot en er was geen beweging in te krijgen.
Langs de ene muur stonden vier grote kisten met ijzerbeslag en daarboven hing de vlag. Die hadden ze als eerste gezien toen ze het licht aan hadden gedaan. De vlag was donker van vocht en schimmel, maar de swastika was nog altijd duidelijk op de rood met witte achtergrond te zien.
‘Misschien zit daar iets in wat je aan kunt trekken,’ zei Ebba, terwijl ze haar aankeek. ‘Je beeft helemaal.’
‘Ja, het maakt niet uit wat. Ik vries zowat dood.’ Anna schaamde zich voor haar naaktheid. Het laken liet niet veel te raden over. Ze was iemand die het zelfs vervelend vond om bloot in een kleedkamer te zijn en tegenwoordig, na het ongeluk, had ze daar door alle littekens op haar lichaam nog meer last van. En hoewel gêne op dit moment de minste van haar zorgen was, was het gevoel zo sterk dat het door haar angst en de kou heen drong.
‘Die drie zitten op slot, maar deze is open.’ Ebba wees naar de kist bij de deur. Ze tilde het deksel op en bovenin lag een dikke, grijze wollen deken. ‘Hier!’ zei ze en ze gooide hem naar Anna, die de deken over het laken om zich heen sloeg. Hij rook weerzinwekkend, maar ze was blij met de warmte en de bescherming die hij bood.
‘Er zijn ook conserven,’ zei Ebba en ze pakte een paar stoffige blikken uit de kist. ‘In het ergste geval houden we het hier nog wel even uit.’
Anna keek haar onderzoekend aan. Ebba’s haast blijde toon paste niet bepaald bij de situatie en bij hoe ze er eerder aan toe was geweest, en Anna besefte dat het waarschijnlijk een soort verdedigingsmechanisme was.
‘We hebben geen water,’ zei ze. De zin bleef in de lucht hangen. Zonder water zouden ze zich niet lang kunnen redden, maar Ebba bleef in de kist graven en leek niet te luisteren.
‘Kijk eens!’ zei ze en ze hield een kledingstuk omhoog.
‘Een naziuniform? Waar komen deze dingen vandaan?’
‘Als ik me niet vergis woonde hier tijdens de oorlog de een of andere gestoorde kerel. Dit moet van hem zijn geweest.’
‘Wat ziek,’ zei Anna. Ze beefde nog steeds. De warmte van de deken drong langzaam in haar lichaam door, maar ze was tot op het bot verkleumd en het zou wel even duren voor ze het weer warm had.
‘Hoe komt het dat je hier bent?’ vroeg Ebba plotseling en ze draaide zich naar Anna om. Het was alsof ze nu pas besefte hoe vreemd het was dat ze zich hier samen bevonden.
‘Mårten moet mij ook hebben aangevallen.’ Anna trok de deken dichter om zich heen.
Ebba fronste haar wenkbrauwen.
‘Waarom? Was dat zonder reden of was er iets gebeurd wat…?’ Ze sloeg haar hand voor haar mond en haar blik werd hard. ‘Ik heb het dienblad in de slaapkamer gezien. Waarom ben je hier gisteren eigenlijk heen gegaan? Ben je blijven eten? Wat is er gebeurd?’
De woorden ketsten als kogels tegen de harde muren en bij elke vraag deinsde Anna terug alsof ze een oorvijg had gekregen. Ze hoefde niets te zeggen. Ze wist dat het antwoord op haar gezicht geschreven stond.
Ebba’s ogen vulden zich met tranen. ‘Hoe kón je? Je weet wat we hebben meegemaakt, hoe het voor ons is.’
Anna slikte en slikte, maar haar mond was kurkdroog en ze wist niet hoe ze moest uitleggen wat ze had gedaan en hoe ze om vergeving moest vragen. Met betraande ogen bleef Ebba haar een hele tijd aankijken. Daarna ademde ze diep in en liet de lucht langzaam naar buiten komen. Rustig en beheerst zei ze: ‘We hebben het er nu niet over. We moeten samenwerken om hieruit te komen. Misschien kunnen we in de kisten iets vinden om de deur mee open te breken.’ Ze draaide zich om en haar hele lichaam was stijf van ingehouden woede.
Anna nam het aanbod van een tijdelijke vrede dankbaar aan. Als ze hier niet uit kwamen, was er hoe dan ook geen reden om iets op te helderen. Voorlopig zou niemand hen missen. Dan en de kinderen waren weg en Ebba’s ouders zouden zich pas over een paar dagen zorgen gaan maken. De enige die overbleef was Erica. Meestal wond ze zich op als ze Anna niet te pakken kreeg en meestal ergerde Anna zich daaraan, maar nu wilde ze heel graag dat Erica zich zorgen zou maken en vragen ging stellen en zo halsstarrig volhield als ze soms deed wanneer ze niet het juiste antwoord kreeg. Lieve, lieve Erica, wees even lastig, nieuwsgierig en angstig als anders, bad Anna in stilte in het licht van het kale peertje.
Ebba was tegen het hangslot van de volgende kist gaan schoppen. Het leek geen millimeter te willen wijken, maar ze bleef trappen en ten slotte kwam er beweging in het beslag.
‘Kom eens helpen,’ zei ze, en met vereende krachten trokken ze het slot eraf. Ze bogen zich voorover en pakten ieder een uiteinde van het deksel om het omhoog te dwingen. Te oordelen naar het stof en het vuil had de kist jaren dicht gezeten en ze moesten al hun kracht gebruiken. Uiteindelijk schoot het deksel met een ruk open.
Ze keken in de kist en staarden elkaar toen aan. Anna zag haar eigen ontzetting weerspiegeld in Ebba’s gezicht. Een gil weerkaatste tussen de muren van de kale kamer. Ze wist niet of die van haarzelf afkomstig was of van Ebba.
‘Hallo, ben jij Kjell?’ Sven Niklasson kwam hem met uitgestoken hand tegemoet en stelde zich voor.
‘Heb je geen fotograaf bij je?’ Kjell keek rond in de kleine ruimte bij de bagageband.
‘Er komt iemand uit Göteborg. Hij is met zijn eigen auto en we zien hem daar.’
Sven trok een kleine trolley achter zich aan naar de parkeerplaats. Kjell vermoedde dat hij het gewend was om vlug te pakken en licht te reizen.
‘Zullen we toch niet de politie in Tanum waarschuwen?’ vroeg Sven toen hij op de passagiersstoel in Kjells grote combi plaatsnam.
Kjell dacht na terwijl hij de parkeerplaats af reed en na het rechte stuk rechts afsloeg.
‘Ja, laten we dat maar doen. Je moet alleen wel met Patrik Hedström praten. Niemand anders.’ Hij keek Sven met een schuin oog aan. ‘Meestal kan het jullie toch niet schelen welk politiedistrict op de hoogte is?’
Sven glimlachte en keek door de zijruit naar het landschap om hen heen. Hij bofte. De Trollhättebrug was in de zomerzon op zijn mooist.
‘Je weet nooit wanneer je een gunst van ze nodig hebt. Ik heb al met de politie van Göteborg afgesproken dat we erbij mogen zijn als ze in actie komen, omdat wij ze hebben getipt. Zie het puur als beleefdheid dat de politie van Tanum ook mag weten wat er gaande is.’
‘De politie van Göteborg is vast niet van plan even beleefd te zijn, dus ik mag Hedström er bij gelegenheid wel op wijzen hoe genereus je bent.’ Kjell grijnsde. Zelf was hij buitengewoon dankbaar dat Sven Niklasson hem erbij liet zijn. Dit was niet alleen een scoop, maar ook een gebeurtenis die de Zweedse politiek volledig op zijn kop zou zetten en de hele bevolking zou schokken. ‘Bedankt dat je mij erbij laat zijn,’ mompelde hij en hij voelde zich plotseling gegeneerd.
Sven haalde zijn schouders op. ‘We hadden dit niet kunnen afsluiten als ik die gegevens niet van jou had gekregen.’
‘Dus jullie zijn erin geslaagd de cijfers te interpreteren?’ Kjell barstte van nieuwsgierigheid. Sven had tijdens hun telefoongesprek niet alle details kunnen vertellen.
‘Het was een belachelijk simpele code.’ Sven lachte. ‘Mijn kids hadden hem binnen een kwartier kunnen kraken.’
‘Hoe dan?’
‘Eén komt overeen met A, twee met B. Enzovoort.’
‘Je maakt een grapje.’ Kjell keek naar Sven en reed bijna van de weg af.
‘Nee, was dat maar waar. Het zegt wel iets over hoe gestoord zij denken dat wij zijn.’
‘Wat kwam eruit?’ Kjell probeerde in gedachten de combinatie te zien, maar zijn geheugen voor cijfers was op school al slecht geweest. Tegenwoordig kon hij nog maar amper zijn eigen telefoonnummer onthouden.
‘Stureplan. Dat plein in Stockholm. Gevolgd door een datum en een tijdstip.’
‘Jezusmina,’ zei Kjell en hij sloeg op de rotonde bij Torp rechts af. ‘Het had een complete ramp kunnen worden.’
‘Ja, maar de politie heeft vanochtend vroeg de mensen opgepakt die de aanslag zouden plegen. Nu kunnen ze niemand vertellen dat de politie en wij op de hoogte zijn. Daarom had het opeens zo’n haast. Het duurt niet lang meer voordat de verantwoordelijke partijleden merken dat die lui niets van zich laten horen en dat ze ze ook niet te pakken kunnen krijgen, en dan zullen ze wel heel gauw op hun tellen gaan passen. Deze types hebben overal in de wereld contacten en het is geen enkel probleem voor ze om te verdwijnen. En dan zijn onze kansen verkeken.’
‘Het plan was in zekere zin geniaal,’ zei Kjell. Hij kon de gedachte aan wat er had kunnen gebeuren niet loslaten. De beelden in zijn hoofd waren scherp. Het zou een tragedie zijn geweest.
‘Ja, we mogen ondanks alles dankbaar zijn dat ze nu hun ware gezicht laten zien. Veel mensen die in John Holm geloven zullen verdomd hard wakker worden geschud. Godzijdank. Het is te hopen dat het een hele tijd duurt voor we weer zoiets meemaken. Al vrees ik dat wij mensen soms een veel te kort geheugen hebben.’ Hij zuchtte en wendde zich vragend tot Kjell. ‘Wil jij die Hedman bellen?’
‘Hedström. Patrik Hedström. Ja, dat wil ik wel doen.’ Met één oog op de weg toetste hij het nummer in van het politiebureau van Tanum.
‘Wat maken jullie een kabaal!’ zei Patrik grijnzend toen hij de keuken binnenstapte. Erica had hem luidkeels geroepen en hij was onmiddellijk toegesneld.
‘Ga even zitten,’ zei Gösta. ‘Je weet hoe vaak ik het oude onderzoeksmateriaal heb doorgeploegd. De jongens vertelden dan wel allemaal precies hetzelfde, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat er iets niet klopte.’
‘En nu hebben we ontdekt wat dat is.’ Erica sloeg met een tevreden gezicht haar armen over elkaar.
‘En dat is?’
‘De makreel.’
‘De makreel?’ Patrik keek haar met kleine ogen aan. ‘Sorry, maar kunnen jullie dat misschien toelichten?’
‘Ik heb de vis niet gezien die de jongens hadden gevangen,’ zei Gösta. ‘En om de een of andere onverklaarbare reden heb ik er tijdens de verhoren nooit bij stilgestaan.’
‘Waarbij?’ vroeg Patrik ongeduldig.
‘Dat je pas na midzomer op makreel kunt vissen,’ zei Erica duidelijk, alsof ze tegen een kind sprak.
Langzaam drong het tot Patrik door wat dit betekende. ‘Tijdens de verhoren zeiden alle jongens dat ze op makreel hadden gevist.’
‘Inderdaad. Een van hen had het verkeerd kunnen zeggen, maar dat ze allemaal hetzelfde vertelden, wijst erop dat ze er samen over hadden overlegd. En omdat ze er niet genoeg verstand van hadden, kozen ze de verkeerde vis.’
‘Dankzij Erica realiseerde ik me dat opeens,’ zei Gösta. Hij keek lichtelijk beschaamd.
Patrik wierp haar een kushandje toe. ‘Je bent geweldig!’ zei hij en hij meende het.
Op hetzelfde moment ging de telefoon en hij zag op het display dat het Torbjörn was.
‘Ik moet opnemen, maar hartstikke goed gedaan alle twee!’ Hij stak zijn duim omhoog, liep naar zijn kamer en deed de deur achter zich dicht.
Aandachtig luisterde hij naar wat Torbjörn te vertellen had en kladde wat notities op het eerste het beste papiertje dat hij op zijn bureau vond. Hoe vreemd zijn vermoeden ook was geweest, hij had het nu bevestigd gekregen. Terwijl hij naar Torbjörn luisterde, overwoog hij wat dit betekende. Toen ze het gesprek beëindigden wist hij weliswaar meer, maar tegelijk was zijn verwarring veel groter dan eerst.
Het geluid van zware voetstappen drong door de deur heen en hij deed open om de gang in te kunnen kijken. Paula kwam met haar grote buik voor zich uit naar hem toe gelopen.
‘Ik kan er niet tegen om aldoor thuis te zitten wachten. De vrouw van de bank met wie ik heb gesproken heeft beloofd vandaag terug te bellen, maar dat heeft ze nog niet gedaan…’ Ze moest even stoppen om op adem te komen.
Patrik legde kalmerend een hand op haar schouder. ‘Doe in vredesnaam rustig aan,’ zei hij, terwijl hij wachtte tot haar ademhaling weer normaal was. ‘Heb je puf voor een overleg?’
‘Zeker weten.’
‘Waar ging jij zo opeens naartoe?’ Plotseling dook Mellberg achter Paula op. ‘Rita was heel ongerust toen jij zomaar vertrok en ik moest van haar achter je aan.’ Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.
Paula sloeg haar ogen ten hemel. ‘Er is niets met me aan de hand.’
‘Het komt goed uit dat je er bent. We moeten het een en ander doornemen.’
Patrik ging naar de vergaderruimte en vroeg onderweg of Gösta ook kwam. Na een korte aarzeling draaide hij zich om en liep terug naar de keuken.
‘Kom er ook maar bij zitten,’ zei hij met een knikje naar Erica. Zoals verwacht vloog ze uit haar stoel omhoog.
Het was krap in de kamer, maar Patrik had er een speciale bedoeling mee de zaak hier te bespreken, te midden van de spullen van de Elvanders. Die herinnerden hen er als het ware aan waarom het zo belangrijk was alle losse eindjes met elkaar te verbinden.
In het kort vertelde hij aan Paula en Mellberg dat ze de dozen bij Schroot-Olle hadden opgehaald en een hele tijd bezig waren geweest om alles door te nemen.
‘Een paar stukjes zijn op hun plek gevallen en we moeten samen verder zien te komen. Allereerst kan ik vertellen dat de mysterieuze “G” die de kaarten aan Ebba heeft gestuurd onze eigen Gösta Flygare is.’ Hij wees naar Gösta, die kleurde.
‘Gösta toch…’ zei Paula.
Mellbergs gezicht werd knalrood en het leek alsof hij zou ontploffen.
‘Ja, ik weet dat ik het had moeten zeggen, maar dat heb ik al met Hedström besproken.’ Gösta keek Mellberg strak aan.
‘Gösta weet niets van de laatste kaart en die is ook duidelijk anders dan de eerdere,’ zei Patrik, terwijl hij tegen de tafel leunde. ‘Ik had een mogelijke verklaring bedacht en toen ik Torbjörn zojuist sprak, kon hij mijn vermoeden bevestigen. De vingerafdruk die Torbjörn op de achterkant van de postzegel heeft veiliggesteld, en die logischerwijs van degene is die hem erop heeft geplakt en de kaart heeft gestuurd, kwam overeen met een vingerafdruk op het zakje waarin Mårten de kaart kwam brengen.’
‘Maar alleen jullie en Mårten hebben dat zakje toch vastgehouden? Dan is het dus…’ Erica werd bleek en Patrik zag dat er van alles door haar heen schoot.
Koortsachtig begon ze in haar tas naar haar mobieltje te zoeken en terwijl alle blikken op haar waren gericht drukte ze op een snelkeuzenummer. Terwijl de telefoon overging was het stil in de kamer, daarna hoorden ze een stem die duidelijk als een voicemail klonk.
‘Shit,’ riep Erica uit en ze toetste een ander nummer in. ‘Nu bel ik Ebba.’
De telefoon bleef maar overgaan zonder dat er iemand opnam.
‘Verdomme,’ vloekte ze en ze toetste een derde nummer in.
Patrik maakte geen aanstalten verder te gaan voordat ze klaar was. Hij vond het ook best zorgwekkend dat Anna de hele dag haar telefoon niet had opgenomen.
‘Wanneer is ze daarheen gegaan?’ vroeg Paula.
Erica hield de telefoon nog altijd tegen haar oor. ‘Gisteravond, en sindsdien kan ik haar niet te pakken krijgen. Maar ik bel nu met de postboot. Zij hebben Ebba vanochtend een lift gegeven en misschien weten zij iets. (…) Hallo? Ja, met Erica Falck (…) Inderdaad. Jullie hebben Ebba meegenomen. (…) Hebben jullie haar op Valö afgezet? Hebben jullie daar ook een andere boot zien liggen? (…) Een kajuitsloep? (…) Die lag aangemeerd bij de steiger van de vakantiekolonie. (…) Oké. Bedankt.’
Erica beëindigde het gesprek en Patrik zag dat haar hand licht trilde.
‘Onze boot, waar Anna gister mee naar Valö is gegaan, ligt daar nog steeds. Dus Ebba en zij zijn samen met Mårten op het eiland en niemand neemt op.’
‘Er is vast niets aan de hand. En misschien is Anna later vandaag vertrokken,’ zei Patrik. Hij probeerde rustiger te klinken dan hij zich voelde.
‘Maar Mårten zei dat ze maar een uurtje was gebleven. Waarom heeft hij daarover gelogen?’
‘Daar is vast een goede verklaring voor. Als we hier klaar zijn, gaan we er meteen heen om het uit te zoeken.’
‘Waarom zou Mårten zijn eigen vrouw een dreigbrief sturen?’ vroeg Paula. ‘Betekent dat dat hij ook achter de moordpogingen zit?’
Patrik schudde zijn hoofd. ‘Daar kunnen we op dit moment niets over zeggen. Daarom moeten we alles wat we te weten zijn gekomen doornemen om te zien of er hiaten zijn die we kunnen invullen. Gösta, vertel wat je over de getuigenissen van de jongens hebt ontdekt.’
‘Graag,’ zei Gösta. Hij vertelde over de makreel en waarom de verklaringen van de jongens niet klopten.
‘Het bewijst dat ze hebben gelogen,’ zei Patrik. ‘En als ze hierover hebben gelogen, hebben ze ongetwijfeld over alles gelogen. Waarom zouden ze er anders onderling over hebben overlegd en zoiets hebben verzonnen? Ik denk dat we ervan uit mogen gaan dat ze bij de verdwijning van het gezin betrokken waren en nu hebben we nog meer informatie om ze onder druk te zetten.’
‘Maar wat heeft dat met Mårten te maken?’ vroeg Mellberg. ‘Hij was er destijds niet bij, maar volgens Torbjörn is in 1974 hetzelfde wapen gebruikt als bij de schoten die onlangs zijn afgevuurd.’
‘Dat weet ik niet, Bertil,’ zei Patrik. ‘Eén ding tegelijk.’
‘Dan is er nog het ontbrekende paspoort,’ zei Gösta en hij ging rechterop zitten. ‘Ja, de pas van Annelie ontbreekt. Misschien betekent dat dat ze er op de een of andere manier bij betrokken was en later naar het buitenland is gevlucht.’
Patrik wierp een blik op Erica. Ze zag bleek. Hij begreep dat ze aldoor aan Anna moest denken.
‘Annelie? De zestienjarige dochter?’ vroeg Paula. Op hetzelfde moment ging haar mobiel. Ze nam op en luisterde met zowel verbazing als vastberadenheid in haar blik. Na een tijdje rondde ze het gesprek af en keek de anderen aan.
‘Ebba’s adoptieouders hebben Patrik en mij toch verteld dat iemand tot Ebba’s achttiende elke maand geld voor haar op een rekening zette? Het was ze nooit gelukt te achterhalen van wie het kwam, maar we dachten dat het te maken kon hebben met wat er op Valö is gebeurd. Daarom heb ik geprobeerd het uit te zoeken…’ Ze hapte naar adem en Patrik herinnerde zich dat Erica dat tijdens haar zwangerschap ook vaak had gedaan.
‘Kom ter zake!’ Gösta zat nu nog rechter op zijn stoel. ‘Ebba had geen familieleden die voor haar wilden zorgen en die zullen waarschijnlijk ook geen geld hebben gestuurd. Dus het enige wat ik kan bedenken is dat iemand een slecht geweten had en daarom geld naar het deerntje overmaakte.’
‘Ik heb geen idee wat het motief was,’ zei Paula. Ze leek het leuk te vinden om over informatie te beschikken die verder nog niemand had. ‘Maar het geld kwam van Aron Kreutz.’
Het werd zo stil in de kamer dat je de auto’s op straat kon horen. Gösta was de eerste die de stilte verbrak.
‘Het geld was afkomstig van de vader van Leon? Maar waarom…?’
‘Dat moeten we uitzoeken,’ zei Patrik. Om het raadsel van het verdwenen gezin op te lossen leek die vraag plotseling belangrijker dan alle andere.
In zijn jaszak begon iets te zoemen en Patrik keek op het display om te zien wie er belde. Kjell Ringholm van de Bohusläningen. Vermoedelijk had hij nog wat vragen naar aanleiding van de persconferentie. Dat moest maar even wachten. Patrik drukte het gesprek weg en richtte zijn aandacht weer op zijn collega’s.
‘Gösta. Jij en ik gaan naar Valö. Voordat we de vijf jongens gaan verhoren, moeten we uitzoeken of Anna en Ebba niets mankeert en Mårten een paar vragen stellen. Paula, wil jij kijken of je iets meer over Leons vader kunt vinden?’ Hij was even stil toen zijn blik op Mellberg viel. Waar zou hij zo min mogelijk schade kunnen aanrichten? Op zich deed Mellberg bij voorkeur zo weinig mogelijk, maar hij moest zich niet aan de kant gezet voelen. ‘Bertil, zoals gebruikelijk ben jij de meest aangewezen persoon om de druk van de media te hanteren. Vind je het erg om op het bureau te blijven voor het geval de pers contact zoekt?’
Mellbergs gezicht lichtte op. ‘Natuurlijk niet. Ik heb jarenlange ervaring met journalisten. Dus dat is een fluitje van een cent.’
Patrik zuchtte inwendig. De prijs om alles soepeltjes te laten verlopen was hoog.
‘Mag ik niet mee naar Valö?’ vroeg Erica. Ze had haar mobieltje nog altijd krampachtig vast.
Patrik schudde zijn hoofd. ‘Geen denken aan.’
‘Maar ik zou echt mee moeten gaan. Stel dat er iets is gebeurd…’
‘Dit is niet bespreekbaar,’ zei Patrik en hij hoorde zelf dat hij onnodig scherp klonk. ‘Sorry, maar het is echt beter als wij dit afhandelen,’ voegde hij eraan toe, en hij omhelsde haar.
Erica knikte onwillig en liep toen de kamer uit om naar huis te gaan. Hij volgde haar met zijn blik, pakte zijn telefoon en belde Victor. Nadat de telefoon acht keer was overgegaan, sloeg de voicemail aan.
‘Er wordt niet opgenomen bij de Reddingsbrigade. Dat zul je altijd zien. Net nu onze boot kennelijk bij Valö ligt.’
Bij de deur was een kuchje te horen.
‘Ik kan helaas nergens naartoe. Ik krijg de auto niet aan de praat.’
Patrik keek zijn echtgenote twijfelend aan. ‘Wat gek. Misschien kun jij haar even brengen, Gösta. Dan kan ik hier wat dingen afronden. We moeten hoe dan ook op een boot wachten.’
‘Dat is best,’ zei Gösta, zonder Erica aan te kijken.
‘Goed, dan zie ik je straks in de haven. Probeer jij Victor te bereiken?’
‘Natuurlijk,’ zei Gösta.
Opnieuw zoemde er iets in zijn zak en Patrik keek in een reflex op het display. Kjell Ringholm. Hij kon net zo goed opnemen.
‘Oké, dan doet iedereen wat hij of zij moet doen,’ zei hij en hij drukte op ‘Opnemen’ terwijl de anderen de kamer uit liepen. ‘Met Hedström,’ zei hij zuchtend. Hij mocht Kjell graag, maar op dit moment had hij geen tijd voor journalisten.