Patrik liep snel het politiebureau in, maar stopte abrupt voor het luik bij de receptie. Annika was geconcentreerd aan het werk en keek pas na een poosje op. Toen ze zag dat het Patrik was, glimlachte ze even en ging weer verder.

‘Is Martin nog steeds ziek?’ vroeg Patrik.

‘Ja,’ antwoordde Annika met haar blik op het beeldscherm.

Patrik keek vragend naar haar en draaide zich toen om. Hij kon maar één ding doen.

‘Ik moet even ergens heen,’ zei hij en hij liep weer naar buiten. Hij zag nog net dat Annika haar mond opende, maar hoorde niet of ze ook wat zei.

Patrik keek op zijn horloge. Het was iets voor negenen. Misschien aan de vroege kant om bij iemand aan te bellen, maar inmiddels maakte hij zich zoveel zorgen dat het hem niet kon schelen als hij hen wakker maakte.

Het duurde maar een paar minuten om naar het appartement te rijden waar Martin met zijn gezin woonde. Toen Patrik voor de deur stond, aarzelde hij even. Misschien was er niets aan de hand, misschien lag Martin ziek in bed en maakte hij hem onnodig wakker. Misschien zou Martin zich zelfs beledigd voelen en denken dat Patrik hem kwam controleren. Maar Patriks intuïtie zei iets anders. Martin zou van zich hebben laten horen, ook als hij ziek was. Patrik drukte op de bel.

Hij wachtte een flinke tijd en overwoog nog een keer aan te bellen, maar hij wist dat het appartement niet zo groot was dat ze het geluid niet zouden horen. Uiteindelijk hoorde hij voetstappen dichterbij komen.

Toen de deur openging, schrok Patrik hevig. Martin zag er zonder meer ziek uit. Hij was ongeschoren, zijn haar zat in de war en hij rook licht naar zweet, maar wat hem vooral bijna onherkenbaar maakte, was zijn dode blik.

‘O, ben jij het,’ zei hij.

‘Mag ik binnenkomen?’

Martin haalde zijn schouders op, draaide zich om en slofte weer naar binnen.

‘Is Pia naar haar werk?’ vroeg Patrik en hij keek om zich heen.

‘Nee.’ Martin was bij de balkondeur in de woonkamer gaan staan en gluurde door het raam naar buiten.

Patrik trok zijn wenkbrauwen op. ‘Ben je ziek?’

‘Ik heb me toch ziek gemeld. Heeft Annika dat niet verteld?’ Martins toon was korzelig en hij draaide zich om. ‘Maar misschien wil je een doktersverklaring? Kom je controleren of ik niet lieg en eigenlijk op een klip lig te zonnen?’

Normaal gesproken was Martin de kalmste en goedmoedigste persoon die Patrik kende. Hij had Martin nog nooit zo zien uitvallen en merkte dat zijn bezorgdheid toenam. Het was duidelijk dat er iets goed mis was.

‘Laten we even gaan zitten,’ zei hij met een knikje naar de keuken.

Martins woede zakte even snel weg als hij was opgelaaid en zijn dode blik kwam terug. Hij knikte mat en liep achter Patrik aan. Ze gingen aan de keukentafel zitten en Patrik keek Martin bezorgd aan.

‘Wat is er gebeurd?’

Het was een tijdje stil.

‘Pia gaat dood,’ zei Martin toen en hij keek naar de tafel.

De woorden waren onbegrijpelijk en Patrik kon niet geloven dat hij het goed had gehoord.

‘Wat bedoel je?’

‘Ze is eergisteren opgenomen in het ziekenhuis en wordt daar behandeld. Kennelijk had ze geluk dat er zo snel plek was.’

‘Behandeld? Waarvoor?’ Patrik schudde zijn hoofd. Hij was Pia en Martin afgelopen weekend nog tegengekomen en toen had alles normaal geleken.

‘Als er geen wonder gebeurt, is het volgens de artsen een kwestie van misschien zes maanden.’

‘Zes maanden behandeling?’

Langzaam tilde Martin zijn hoofd op en keek Patrik recht aan. Patrik deinsde bijna terug bij het zien van het intense verdriet in Martins blik.

‘Zes maanden voordat ze doodgaat. Daarna heeft Tuva geen moeder meer.’

‘Wat… Hoe… Wanneer hebben jullie…?’ Patrik hoorde zichzelf stotteren, maar na wat hij zojuist had gehoord kon hij gewoon niets zinnigs formuleren.

Hij kreeg ook geen antwoord. In plaats daarvan zakte Martin op de tafel in elkaar en begon zo hevig te huilen dat hij ervan beefde. Patrik stond op en sloeg zijn armen om hem heen. Hij wist niet hoeveel tijd er verstreek, maar uiteindelijk nam het huilen af en ontspande Martins lichaam zich een beetje.

‘Waar is Tuva?’ vroeg Patrik met zijn armen nog steeds om Martin heen.

‘Bij Pia’s moeder. Ik kan het… momenteel niet aan.’ Hij begon weer te huilen, maar nu stroomden de tranen rustiger over zijn wangen.

Patrik wreef over Martins rug. ‘Zo ja, laat je maar gaan.’

Het was een cliché en hij voelde zich nogal onnozel, maar wat zei je in een situatie als deze? Was er iets wat goed of fout was? Het was trouwens maar de vraag of het uitmaakte wat hij zei, of Martin zijn woorden zelfs maar hoorde.

‘Heb je al ontbeten?’

Martin snotterde, veegde zijn neus af aan de mouw van zijn ochtendjas en schudde zijn hoofd. ‘Ik heb geen honger.’

‘Dat maakt niet uit. Je moet iets eten.’ Patrik liep naar de koelkast om te kijken wat erin stond. Er was van alles, maar hij vermoedde dat het geen zin had om een uitgebreid ontbijt te bereiden, daarom pakte hij alleen de boter en de kaas. Vervolgens roosterde hij een paar sneetjes wit brood die hij uit de vriezer had gehaald en maakte twee boterhammen klaar. Hij dacht niet dat Martin meer naar binnen zou krijgen. Na enig beraad smeerde hij ook een boterham voor zichzelf. Het was altijd makkelijker om te eten als je gezelschap had.

‘Vertel nu eens hoe de situatie is,’ zei hij toen Martin de eerste boterham op had en wat kleur in zijn gezicht begon te krijgen.

Hortend en stotend vertelde Martin alles wat hij over Pia’s kanker wist en over de schok om de ene dag te denken dat alles goed was en een paar dagen later te horen dat ze in het ziekenhuis moest worden opgenomen voor een zware behandeling die haar waarschijnlijk toch niet zou helpen.

‘Wanneer komt ze weer thuis?’

‘Volgende week, geloof ik. Ik weet het niet precies, ik heb niet…’ Martins hand beefde toen hij de boterham optilde en hij keek beschaamd.

‘Heb je niet met de artsen gepraat? Ben je bij Pia geweest sinds ze in het ziekenhuis ligt?’ Patrik deed zijn best om niet verwijtend te klinken. Dat was het laatste waar Martin op dit moment behoefte aan had, en op de een of andere manier kon Patrik zijn reactie ook wel begrijpen. Hij had genoeg mensen in shock gezien en herkende Martins lege blik en stijve bewegingen.

‘Ik zal even theezetten,’ zei hij voordat Martin kon antwoorden. ‘Of heb je liever koffie?’

‘Koffie,’ zei Martin. Hij kauwde en kauwde maar en leek moeite te hebben met slikken.

Patrik pakte een glas en vulde dat met water. ‘Spoel het hier maar mee weg. De koffie is zo klaar.’

‘Ik ben niet bij haar geweest,’ zei Martin en hij stopte met kauwen.

‘Dat is niet zo raar. Je bent in shock,’ zei Patrik, terwijl hij koffie in het filter schepte.

‘Ik laat haar in de steek. Nu ze me het hardst nodig heeft, laat ik haar in de steek. En Tuva. Ik wist niet hoe snel ik haar naar Pia’s moeder moest brengen. Alsof zij het nu niet moeilijk heeft. Pia is tenslotte haar dochter.’ Martin leek weer te gaan huilen, maar ademde toen diep in en uit. ‘Ik snap niet waar Pia de kracht vandaan haalt. Ze heeft me verschillende keren gebeld en maakt zich zorgen om mij. Dat is toch de omgekeerde wereld? Zij wordt bestraald en krijgt chemo en weet ik wat niet allemaal. Ze moet doodsbang en doodziek zijn. En toch maakt ze zich zorgen om mij!’

‘Dat is ook helemaal niet zo vreemd,’ zei Patrik. ‘Weet je wat we doen? Jij gaat je douchen en scheren en tegen de tijd dat je klaar bent, heb ik de koffie klaar.’

‘Nee, ik…’ begon Martin, maar Patrik stak een hand op.

‘Of je gaat nu zelf douchen, of ik sleep je naar de badkamer en schrob je schoon. Ik kan je wel vertellen dat dat een ervaring is die ik kan missen als kiespijn en ik hoop dat dat voor jou ook geldt.’

Martin moest ondanks zichzelf lachen. ‘Je komt niet bij me in de buurt met een stuk zeep. Ik doe het zelf.’

‘Goed zo,’ zei Patrik en hij draaide zich om en begon in de kastjes naar bekers te zoeken. Hij hoorde Martin opstaan en naar de badkamer lopen.

Tien minuten later stapte er een nieuwe man de keuken binnen.

‘Zo ken ik je weer,’ zei Patrik en hij schonk dampend hete koffie in twee bekers.

‘Ik voel me nu een beetje beter. Bedankt,’ zei Martin en hij ging zitten. Zijn gezicht was nog steeds geteisterd en bleek, maar zijn groene ogen stonden levendiger. Zijn rode, natte haar stond rechtovereind. Hij leek op een overjarige Kalle Blomkvist, de meesterdetective van Astrid Lindgren.

‘Ik heb een voorstel,’ zei Patrik, die had nagedacht toen Martin in de badkamer was. ‘Je moet al je tijd gebruiken om Pia te steunen. Bovendien zul je veel verantwoordelijkheid voor Tuva op je moeten nemen. Neem vanaf vandaag vakantie, dan zien we wel hoe het zich allemaal ontwikkelt en hoe lang je vakantie verlengd moet worden.’

‘Ik heb nog maar drie weken.’

‘Dat komt wel goed,’ zei Patrik. ‘Je hoeft je nu niet druk te maken over de praktische kant.’

Martin keek hem met een lege blik aan en knikte. Er schoot een beeld van Erica en het auto-ongeluk door Patriks hoofd. Voor hetzelfde geld had hij er zo bij gezeten. Het had geen haar gescheeld of hij was alles kwijtgeraakt.

 

Ze had de hele nacht liggen nadenken. Nadat Patrik naar zijn werk was gegaan, was ze op de veranda gaan zitten om in alle rust haar gedachten op een rijtje te zetten, terwijl de kinderen even lekker voor zichzelf speelden. Ze hield van het uitzicht over de scherenkust van Fjällbacka en was heel erg dankbaar dat het haar uiteindelijk was gelukt om Anna’s en haar ouderlijk huis te redden, zodat de kinderen hier konden opgroeien. Wat het onderhoud betreft was het geen makkelijk huis. Het hout had veel te verduren van de wind en het zoute water en er moest altijd wel iets worden gerepareerd of verbeterd.

Tegenwoordig hadden ze geen grote financiële problemen. Ze had er jarenlang hard voor gewerkt, maar nu verdiende ze echt goed aan haar boeken. Ze had haar gewoonten niet drastisch veranderd, maar het gaf haar een rustig gevoel om te weten dat ze zich geen zorgen hoefde te maken als de verwarmingsketel kapotging of de gevel een opknapbeurt nodig had.

Veel mensen hadden die buffer niet, daar was ze zich terdege van bewust, en als er nooit genoeg geld was en er plotseling geen banen meer waren, was het makkelijk om een zondebok te zoeken. Dat verklaarde ongetwijfeld een deel van het succes van de Vrienden van Zweden. Na het gesprek met John had ze de politicus en de ideeën waar hij voor stond niet uit haar hoofd kunnen krijgen. Ze had gehoopt een onsympathieke man te treffen, die openlijk voor zijn mening uitkwam. In plaats daarvan had ze iets veel gevaarlijkers gezien. Een welsprekende persoon, die op een vertrouwenwekkende manier eenvoudige antwoorden kon geven. Die de kiezers kon helpen de zondebok te identificeren en hun vervolgens beloofde die te laten verdwijnen.

Erica huiverde. Ze was ervan overtuigd dat John Holm iets verborg. Misschien had het te maken met de gebeurtenissen op Valö, misschien ook niet. Daar moest ze achter zien te komen en ze wist wie ze daarvoor moest spreken.

‘Jongens, we gaan een eindje rijden!’ riep ze richting de woonkamer. Haar woorden werden met gejubel ontvangen. Alle drie de kinderen vonden het heerlijk om een tochtje met de auto te maken.

‘Mama moet eerst nog wel even bellen. Trek jij ondertussen je schoenen maar vast aan, Maja, dan kom ik zo om Anton en Noel te helpen.’

‘Dat kan ik wel doen,’ zei Maja en ze nam haar beide broers bij de hand en trok ze mee naar de hal. Erica glimlachte. Maja ging zich elke dag een beetje meer als een moedertje gedragen.

Een kwartier later waren ze met de auto op weg naar Uddevalla. Ze had gebeld om zich ervan te vergewissen dat Kjell aanwezig was, zodat ze de kinderen niet onnodig meesleepte. Eerst had ze overwogen om alles telefonisch uit te leggen, maar vervolgens had ze beseft dat hij het briefje met eigen ogen moest zien.

Onderweg naar Uddevalla zongen ze allerlei kinderliedjes, waardoor Erica een hese stem had toen ze zich bij de receptie meldde. Even later kwam Kjell hen halen.

‘Kijk eens aan, zijn jullie met z’n allen gekomen?’ zei hij en hij keek de drie kinderen aan, die verlegen terugblikten.

Hij omhelsde Erica en zijn baard schuurde licht tegen haar wang. Erica glimlachte. Ze vond het fijn hem te zien. Ze hadden elkaar een paar jaar geleden tijdens een moordonderzoek leren kennen toen was gebleken dat haar overleden moeder Elsy en Kjells vader in de Tweede Wereldoorlog bevriend waren geweest. Erica en Patrik mochten Kjell allebei heel graag en ze had veel respect voor hem als journalist.

‘Geen oppas vandaag.’

‘Dat geeft niet. Ik vind het leuk om jullie te zien,’ zei Kjell met een vriendelijke blik naar de kinderen. ‘Ik geloof dat ik een mand met speelgoed heb waar jullie mee kunnen spelen terwijl ik met jullie moeder praat.’

‘Speelgoed?’ De verlegenheid was op slag verdwenen en Maja beende snel achter Kjell aan op jacht naar de beloofde mand.

‘Hier is hij, maar ik zie dat het vooral krijtjes en papier zijn,’ zei Kjell, terwijl hij alles op de vloer kieperde.

‘Ik kan niet beloven dat er geen vlekken op het vloerkleed komen,’ zei Erica. ‘Ze gebruiken nog steeds meer dan alleen het papier.’

‘Ziet het er hier uit alsof een paar vlekken meer of minder veel verschil maken?’ zei Kjell en hij ging achter zijn bureau zitten.

Erica keek naar het smoezelige vloerkleed en zag dat hij gelijk had.

‘Ik heb John Holm gisteren gesproken,’ zei ze, terwijl ze aan de andere kant van het bureau ging zitten.

Kjell keek haar onderzoekend aan.

‘Wat voor indruk kreeg je van hem?’

‘Innemend. Maar levensgevaarlijk.’

‘Dat heb je waarschijnlijk goed gezien. In zijn jongere jaren was John lid van een van de ergste groepen binnen de skinheadbeweging. Daar heeft hij ook zijn vrouw ontmoet.’

‘Ik kan me hem niet goed met een geschoren kop voorstellen.’ Erica draaide zich om om te kijken of alles goed ging met de kinderen, maar tot nog toe gedroegen ze zich voorbeeldig.

‘Ja, hij heeft zijn imago behoorlijk opgepoetst. Maar het is mijn overtuiging dat die lui niet van opvatting veranderen. Ze worden in de loop van de jaren alleen slimmer en leren hoe ze zich moeten gedragen.’

‘Heeft hij een strafblad?’

‘Nee, hij is nooit ergens voor opgepakt, al schijnt het in zijn jeugd niet veel te hebben gescheeld. Ik denk trouwens geen moment dat Johns houding is veranderd sinds hij met de nazistische marsen meeliep. Maar ik durf wel te stellen dat het volledig zijn verdienste is dat de partij in het parlement zit.’

‘Op welke manier?’

‘Om te beginnen heeft hij heel slim gebruikgemaakt van de verdeeldheid die er na de schoolbrand in Uppsala onder de verschillende nationaalsocialistische groeperingen was ontstaan.’

‘Toen drie nazi’s voor brandstichting werden veroordeeld?’ zei Erica en ze herinnerde zich de zwarte koppen van een aantal jaren geleden.

‘Ja, precies. Behalve de verdeeldheid binnen en tussen de verschillende groeperingen was er plotseling ontzettend veel media-aandacht en de politie hield ze in de gaten. Toen stapte John naar voren. Hij riep de slimmere koppen van de verschillende groepen bij elkaar en stelde voor om samen te werken, wat ertoe leidde dat de Vrienden van Zweden de belangrijkste partij werd. Vervolgens heeft hij jarenlang, in elk geval voor het oog, grote schoonmaak onder de leden gehouden en voortdurend de boodschap verkondigd dat hun politiek de politiek van de gewone man is. Ze hebben zich voorgedaan als een arbeiderspartij, die de stem van de kleine man vertegenwoordigt.’

‘Is het niet moeilijk om binnen zo’n partij de eensgezindheid te bewaren? Er zijn toch vrij veel extremisten?’

Kjell knikte. ‘Ja, sommige mensen hebben de partij verlaten. Die vonden dat John zich te slap opstelde en de oude idealen verkwanselde. Kennelijk bestaat er een onuitgesproken regel dat er niet openlijk over het immigratiebeleid wordt gesproken. Te veel verschillende opvattingen kunnen verdeeldheid veroorzaken. De meningen lopen uiteen van “alle immigranten moeten op het eerste het beste vliegtuig naar hun vaderland worden gezet” tot “er moeten strengere eisen worden gesteld aan de mensen die hier willen komen wonen”.’

‘Tot welke categorie behoort John?’ vroeg Erica, terwijl ze zich omdraaide om de tweeling, die inmiddels rumoerig begon te worden, tot stilte te manen.

‘Officieel tot de tweede, maar officieus…? Laat ik het zo zeggen: het zou me niet verbazen als hij thuis een nazi-uniform in de kast heeft hangen.’

‘Hoe is hij in die kringen terechtgekomen?’

‘Na jouw telefoontje van gisteren heb ik wat diepgaander naar zijn achtergrond gekeken. Ik wist al dat John in een bijzonder vermogend gezin is opgegroeid. Zijn vader heeft in de jaren veertig een exportfirma opgericht en na de oorlog heeft hij het bedrijf verder uitgebreid. De zaken gingen uitstekend, maar in 1976…’ Kjell laste een kunstmatige pauze in en Erica ging rechter op haar stoel zitten.

‘Ja?’ zei ze.

‘Toen was er een schandaal in de chique kringen van Stockholm. Johns moeder Greta verliet zijn vader Otto voor een Libanese zakenman met wie zijn vader zaken had gedaan. Toen bleek ook dat Ibrahim Jaber, zoals de man heette, Otto het grootste deel van zijn vermogen afhandig had gemaakt. Berooid en in de steek gelaten heeft Otto zich vervolgens eind juli 1976 achter zijn bureau door het hoofd geschoten.’

‘Wat gebeurde er met Greta en John?’

‘De dood van Otto betekende nog niet het einde van de tragedie. Jaber bleek al een vrouw en kinderen te hebben. Hij was helemaal niet van plan om met Greta te trouwen en pikte het geld in en verliet haar. Een paar maanden later duikt Johns naam voor het eerst op in nationaalsocialistisch verband.’

‘En de haat is nooit verdwenen,’ zei Erica. Ze reikte naar haar handtas, pakte het papiertje en gaf het aan Kjell.

‘Dit vond ik gisteren bij John thuis. Ik weet niet wat het betekent, maar misschien is het iets.’

Kjell lachte. ‘Definieer “vond” eens voor me.’

‘Je lijkt Patrik wel,’ zei Erica en ze glimlachte. ‘Het lag daar gewoon. Het is vast een kladbriefje dat niemand zal missen.’

‘Laat eens kijken.’ Kjell schoof de bril die op zijn voorhoofd had gezeten naar beneden. ‘Gimle,’ las hij hardop en hij fronste zijn wenkbrauwen.

‘Ja, wat betekent dat? Ik heb het woord nooit eerder gehoord. Is het een afkorting?’

Kjell schudde zijn hoofd. ‘Gimle is de wereld die in de Scandinavische mythologie op Ragnarök volgt. Een soort hemel of paradijs. Het is een bekend en veel gebruikt begrip in neonazikringen. Het is ook de naam van een cultuurvereniging. Die beweert partijpolitiek ongebonden te zijn, maar of dat klopt weet ik niet. In elk geval zijn ze populair bij zowel de Vrienden van Zweden als de Dansk Folkeparti.’

‘Wat doen ze?’

‘Ze ijveren, zoals ze zelf zeggen, voor het herscheppen van het nationaliteitsgevoel en de gemeenschappelijke identiteit. Ze interesseren zich voor oude Zweedse tradities, volksdansen, Oudzweedse poëzie, archeologische monumenten en dergelijke, wat goed past bij de ideeën van de Vrienden van Zweden over het in stand houden van de Zweedse tradities.’

‘Zou Gimle betrekking kunnen hebben op die vereniging?’ Erica wees naar het papiertje.

‘Dat durf ik echt niet te zeggen. Hij kan er van alles mee bedoelen. Het is ook moeilijk om te weten wat al die cijfers betekenen. 1920211851612114. En daarna staat er 5 08 1400.’

Erica haalde haar schouders op. ‘Ik heb ook geen flauw idee. Het kunnen natuurlijk ook volstrekt onbelangrijke telefoonkrabbels zijn. Het lijkt in elk geval in alle haast te zijn opgeschreven.’

‘Misschien heb je gelijk,’ zei Kjell. Hij zwaaide met het papiertje. ‘Mag ik dit houden?’

‘Ja, natuurlijk. Ik maak er nog wel even een foto van met mijn mobieltje. Je weet nooit of ik een geniale inval krijg en de code kraak.’

‘Goed idee.’ Hij schoof het papiertje naar haar toe en ze nam een foto. Daarna knielde ze neer op het vloerkleed om de rommel op te ruimen die de kinderen hadden gemaakt.

‘Heb je enig idee wat je ermee kunt doen?’

‘Nee, nog niet. Maar ik ga in elk geval in de archieven naar meer informatie zoeken.’

‘Weet je dan zeker dat het geen gewone krabbels zijn?’ zei ze.

‘Nee, maar het lijkt me de moeite waard om er wat tijd in te steken.’

‘Bel je me als je iets ontdekt? Dan doe ik dat ook.’ Ze begon de kinderen richting de gang te duwen.

‘Natuurlijk, we houden contact,’ zei hij en hij stak zijn hand uit naar de telefoon.

 

Het was zo typisch. Als Gösta een keer te laat kwam had je meteen de poppen aan het dansen, maar Patrik kon de halve ochtend wegblijven zonder dat er een haan naar kraaide. Erica had de vorige avond gebeld en over haar bezoekjes aan Ove Linder en John Holm verteld en Gösta wilde graag zo snel mogelijk met Patrik naar Leon. Hij zuchtte over alle onrechtvaardigheden in het leven, en ging verder met de lijst die voor hem lag.

Een tel later ging de telefoon en hij stortte zich op de hoorn.

‘Hallo, Flygare hier.’

‘Gösta,’ zei Annika. ‘Ik heb Torbjörn aan de lijn. Hij heeft de uitslag van de eerste bloedanalyse. Hij vroeg naar Patrik, maar misschien kun jij hem te woord staan?’

‘Natuurlijk.’

Gösta luisterde aandachtig en schreef alles op, hoewel hij wist dat Torbjörn ook een kopie van zijn rapport zou faxen. De rapporten stonden meestal vol ingewikkelde termen en het was makkelijker om alles te begrijpen als Torbjörn mondeling verslag deed.

Op het moment dat hij de verbinding verbrak, werd er op zijn open deur geklopt.

‘Annika zei dat Torbjörn heeft gebeld. Wat wilde hij?’ Patriks stem klonk enthousiast, maar zijn ogen stonden bedroefd.

‘Is er iets gebeurd?’ vroeg Gösta zonder antwoord te geven op Patriks vraag.

Patrik ging moeizaam zitten. ‘Ik ben bij Martin geweest.’

‘Hoe was het met hem?’

‘Martin heeft de komende tijd vrij. Om te beginnen drie weken. Daarna moeten we zien hoe het verder gaat.’

‘Wat is er aan de hand?’ Gösta voelde zijn bezorgdheid groeien. Hij koeioneerde Martin Molin weliswaar soms, maar hij mocht de jongen graag. Er was niemand die Martin niet aardig vond.

Toen Patrik vertelde wat hij over Pia’s toestand wist, slikte Gösta hard. Arme jongen. En dan hun dochtertje dat nog maar een paar jaar oud was en veel te vroeg haar moeder zou verliezen. Hij slikte nog een keer, wendde zich af en knipperde koortsachtig met zijn ogen. Hij kon niet op zijn werk gaan zitten janken.

‘We zullen voorlopig zonder Martin verder moeten,’ eindigde Patrik. ‘Wat zei Torbjörn?’

Gösta veegde onopvallend zijn ogen af en schraapte zijn keel voordat hij zich met de aantekeningen in zijn hand omdraaide.

‘Het Gerechtelijk Laboratorium bevestigt dat het mensenbloed is. Maar het is zo oud dat ze geen DNA-sporen hebben gevonden die met Ebba’s bloed kunnen worden vergeleken, en het is onzeker of het bloed van één of meer personen afkomstig is.’

‘Oké. Dit had ik ook ongeveer verwacht. En de kogel?’

‘Torbjörn heeft hem gisteren naar een bevriende wapendeskundige gestuurd. Die heeft een snelle analyse gedaan, maar helaas is er geen match met een kogel van andere onopgeloste misdrijven.’

‘Hopen kan een mens altijd,’ zei Patrik.

‘Ja, dat is waar. Hoe dan ook, de kogel heeft een diameter van negen millimeter.’

‘Negen millimeter? Dat maakt het er niet bepaald eenvoudiger op.’ Patrik zakte onderuit op de stoel.

‘Nee, maar Torbjörn zei dat er duidelijke groeven op zitten; dus die kennis van hem gaat de kogel nader onderzoeken om te kijken of hij kan bepalen wat voor type wapen er is gebruikt. En als we het wapen hebben, kan de kogel daarmee worden vergeleken.’

‘Dan zitten we alleen nog maar met het kleine detail dat we het wapen moeten vinden.’ Patrik keek Gösta nadenkend aan. ‘Hoe grondig hebben jullie het huis en de omgeving afgezocht?’

‘Je bedoelt in 1974?’

Patrik knikte.

‘We hebben ons uiterste best gedaan,’ zei Gösta. ‘We hadden niet veel mensen, maar we hebben het eiland uitgekamd. Als er ergens een wapen was weggegooid, hadden we het moeten vinden.’

‘Vermoedelijk ligt het op de bodem van de zee,’ zei Patrik.

‘Ik denk dat je gelijk hebt. Ik ben trouwens begonnen de leerlingen van de school te bellen, maar dat heeft tot nog toe niets opgeleverd. Bij de meeste mensen wordt niet opgenomen, maar dat is niet zo vreemd; het is tenslotte vakantie en ze zijn waarschijnlijk op reis.’

‘In elk geval mooi dat je een begin hebt gemaakt,’ zei Patrik en hij haalde zijn hand door zijn haar. ‘Noteer je de namen van de mensen die interessant lijken? Dan kunnen we later kijken of we ze een bezoekje moeten brengen.’

‘Ze wonen verspreid over heel Zweden,’ zei Gösta. ‘Het wordt vreselijk veel heen en weer gereis als we ze persoonlijk willen spreken.’

‘Daar hebben we het nog wel over als we weten om hoeveel mensen het gaat.’ Patrik stond op en liep naar de deur. ‘Zullen we na de lunch naar Leon Kreutz gaan? Die woont gelukkig dichtbij.’

‘Prima. Hopelijk levert dat meer op dan de gesprekken van gisteren. Josef was nog net zo gesloten als in mijn herinnering.’

‘Ja, we moesten de woorden inderdaad uit zijn mond trekken. En die Sebastian is een gladjanus,’ zei Patrik en hij beende weg.

Gösta draaide zich weer om en bereidde zich er geestelijk op voor een nieuw nummer te bellen. Om de een of andere reden had hij een hekel aan telefoneren. Het was dat het om Ebba ging, anders zou hij er alles aan hebben gedaan om deze klus door iemand anders te laten opknappen. Hij was blij dat Erica een deel van de telefoontjes voor haar rekening nam.

‘Gösta? Kun je even komen?’ riep Patrik.

In de gang stond Mårten Stark. Zijn gezicht stond verbeten en hij had een plastic zakje in zijn hand, waar iets in zat dat op een ansichtkaart leek.

‘Mårten wil ons iets laten zien,’ zei Patrik.

‘Ik heb het meteen in een plastic zakje gestopt,’ zei Mårten. ‘Maar ik had het natuurlijk al aangeraakt, dus misschien heb ik toch sporen vernietigd.’

‘Heel goed van je,’ zei Patrik geruststellend.

Gösta keek door het plastic naar de kaart. Het was een heel gewone kaart met een schattig poesje op de voorkant. Hij draaide hem om en las de korte regels.

‘Wat krijgen we nou?’ barstte hij uit.

‘Het lijkt erop dat “G” zijn ware gezicht begint te tonen,’ zei Patrik. ‘Dit is zonder meer een doodsbedreiging.’