Josef opende vol verwachting de deur van Sebastians werkkamer. Op het bureau lagen de tekeningen van het terrein waar het museum hopelijk over niet al te lange tijd zou staan.

‘Gefeliciteerd!’ zei Sebastian en hij kwam op hem toe gelopen. ‘De gemeente heeft besloten het project te steunen.’ Hij sloeg Josef hard op de rug.

‘Mooi,’ zei Josef. Eigenlijk had hij ook niet anders verwacht. Hoe zouden ze nee kunnen zeggen tegen zo’n fantastische mogelijkheid? ‘Wanneer kunnen we aan de slag?’

‘Kalm aan, zeg. Volgens mij besef je niet hoe groot deze klus is. We moeten beginnen met de productie van de vredessymbolen, daarna moeten we de bouw plannen, berekeningen maken en niet te vergeten een heleboel poen zien binnen te halen.’

‘Maar de weduwe Grünewald heeft ons toch de grond gegeven en we hebben diverse donaties ontvangen. En aangezien jij degene bent die gaat bouwen, neem ik toch aan dat jij bepaalt wanneer we kunnen beginnen?’

Sebastian lachte. ‘Alleen omdat mijn firma de bouw doet, is het nog niet gratis. Ik moet salarissen betalen en er moet materiaal worden ingekocht. Het gaat heel wat kosten om dit te bouwen.’ Hij tikte met zijn vinger op de tekeningen. ‘Ik moet onderleveranciers inschakelen en die doen niets uit goedheid. Zoals ik.’

Josef slaakte een zucht en ging op een stoel zitten. Hij stond op zijn zachtst gezegd sceptisch tegenover Sebastians beweegredenen.

‘We beginnen met het graniet,’ zei Sebastian en hij legde zijn voeten op het bureau. ‘Ik heb een paar leuke ontwerpschetsen voor de vredessymbolen gekregen. Daarna hebben we alleen nog maar mooi marketingmateriaal en een goede verpakking nodig en dan kunnen we de troep gaan verkopen.’ Hij zag Josefs gezicht en grijnsde breed.

‘Lach jij maar. Voor jou gaat het alleen om geld. Begrijp je de symbolische waarde van het project dan niet? Het was de bedoeling dat het graniet een deel van het Derde Rijk zou worden, maar in plaats daarvan is het een getuigenis van het verlies van de nazi’s en van de overwinning van de goede krachten. En wij kunnen daar iets mee doen, en in het verlengde daarvan dit scheppen.’ Josef wees naar de tekening. Hij was zo boos dat hij bijna beefde.

Sebastians grijns werd nog breder. Hij spreidde zijn handen. ‘Niemand dwingt je ertoe met mij samen te werken. Ik kan onze afspraak nu verscheuren en dan ben je vrij om naar iemand anders te gaan.’

Het was een verleidelijke gedachte en heel even overwoog Josef te doen wat Sebastian zei. Toen zakte hij terug op zijn stoel. Hij moest dit volbrengen. Tot nog toe had hij zijn leven verkwist. Hij had niets om aan de buitenwereld te laten zien, niets dat de herinnering aan zijn ouders zou eren.

‘Je weet heel goed dat jij de enige bent tot wie ik me kan wenden,’ zei hij uiteindelijk.

‘We zijn een team.’ Sebastian haalde zijn voeten van het bureau en boog zich naar voren. ‘We kennen elkaar al heel lang. We zijn als broers en je kent me. Ik wil een broeder altijd helpen.’

‘Ja, we zijn een team,’ zei Josef. Hij keek Sebastian onderzoekend aan. ‘Heb je gehoord dat Leon terug is?’

‘Ik heb zoiets opgevangen. Opmerkelijk dat hij is teruggekomen. En Ia. Dat had ik nooit gedacht.’

‘Ze hebben kennelijk het huis bij het Brandpark gekocht. Dat stond te koop.’

‘Ze hebben geld genoeg, dus waarom niet. Misschien wil Leon ook wel in het project investeren. Heb je het hem gevraagd?’

Josef schudde fel zijn hoofd. Hij zou alles doen om de bouw van het museum te bespoedigen. Alles, behalve in zee gaan met Leon.

‘Ik heb trouwens Percy gisteren gesproken,’ zei Sebastian laconiek.

‘Hoe gaat het met hem?’ Josef was blij dat ze van onderwerp veranderden. ‘Heeft hij zijn kasteel nog steeds?’

‘Ja, gelukkig voor hem is Fygelsta onvervreemdbaar familie-erfgoed. Als hij de erfenis met zijn broer en zijn zus had moeten delen, was hij allang failliet geweest. Maar nu lijkt de kas toch echt leeg en daarom belde hij me. Hij had tijdelijk hulp nodig, zoals hij het noemde.’ Sebastian tekende aanhalingstekens in de lucht. ‘De belastingdienst zit kennelijk achter hem aan en die kun je nu eenmaal niet paaien met adellijke voorvaderen en een mooie naam.’

‘Ga je hem ook helpen?’

‘Je hoeft niet zo bang te kijken. Ik weet het nog niet. Maar zoals ik net al zei, ben ik altijd bereid een broeder te helpen en Percy is net zo goed een broeder als jij, vind je ook niet?’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Josef en hij keek uit over het water achter het raam. Ze waren inderdaad broeders, voor altijd verenigd door duisternis. Hij richtte zijn blik weer op de tekeningen. De duisternis zou worden verdreven met behulp van licht. Dat zou hij voor zijn vader doen en voor zichzelf.

 

‘Wat is er met Martin aan de hand?’ Patrik stond in de deuropening van Annika’s kamer. Hij moest het gewoon vragen. Er was iets mis en dat baarde hem zorgen.

Annika keek hem aan en vouwde haar handen op haar schoot. ‘Ik kan niets zeggen. Als Martin er klaar voor is, vertelt hij het je wel.’

Patrik zuchtte en terwijl er van alles door zijn hoofd ging, nam hij plaats op de bezoekersstoel bij de deur.

‘Wat denk jij van deze zaak?’

‘Ik denk dat je gelijk hebt.’ Annika was zichtbaar opgelucht dat Patrik over iets anders begon. ‘De brand en de verdwijning hebben met elkaar te maken. En gezien de vondst onder de vloer lijkt het aannemelijk dat iemand bang was voor wat Ebba en haar man zouden vinden als ze verdergingen met de renovatie.’

‘Mijn dierbare echtgenote interesseert zich al langer voor de verdwijning.’

‘En nu ben jij bang dat ze haar neus in jouw zaken gaat steken,’ vulde Annika aan.

‘Ja, dat zou je kunnen zeggen, maar misschien is ze deze keer zo verstandig zich er niet mee te bemoeien.’

Annika glimlachte en Patrik realiseerde zich dat hij het zelf ook niet geloofde.

‘Ze beschikt ongetwijfeld over een heleboel interessante achtergrondinformatie, want ze kan heel goed research plegen. Als ze zich bij haar naspeuringen een beetje in toom houdt, heb je vast wat aan haar,’ zei Annika.

‘Jawel, maar ik ben bang dat ze zich niet in toom weet te houden.’

‘Ze kan best goed voor zichzelf zorgen. Waar wil je trouwens beginnen?’

‘Ik weet het niet precies.’ Patrik sloeg zijn benen over elkaar en friemelde enigszins afwezig aan een schoenveter. ‘We moeten iedereen spreken die destijds met het internaat te maken had. Gösta is bezig de contactgegevens van de leraren en de leerlingen te verzamelen. Het belangrijkste is natuurlijk dat we met de vijf jongens gaan praten die die paaszaterdag op het eiland waren. Ik heb Gösta gevraagd een prioriteitenlijst op te stellen en aan de hand daarvan te bepalen met wie we zullen beginnen. Verder dacht ik dat jij en ik op basis van Gösta’s bevindingen achtergrondcontroles kunnen uitvoeren. Ik heb niet al te veel vertrouwen in zijn administratieve vermogens, dus eigenlijk had jij die klus ook moeten krijgen. Maar hij is wel degene die het meest van de zaak weet.’

‘Hij lijkt op z’n zachtst gezegd betrokken. Voor de verandering,’ zei Annika. ‘En ik denk dat ik wel weet waarom. Ik heb gehoord dat Gösta en zijn vrouw het meisje Elvander een poosje in huis hebben gehad.’

‘Heeft Ebba bij Gösta gewoond?’

‘Dat wordt in elk geval gezegd.’

‘Dat verklaart zijn vreemde gedrag toen we op het eiland waren.’ Patrik zag voor zich hoe Gösta naar Ebba had gekeken. Hoe zorgzaam hij voor haar was geweest en hoe hij haar had aangeraakt.

‘Dat is vast de reden dat hij de zaak nooit heeft kunnen vergeten. Ze hebben zich waarschijnlijk aan het meisje gehecht.’ Annika’s blik ging naar de grote ingelijste foto van Leia die op haar bureau stond.

‘Ja, dat klink logisch,’ zei Patrik. Er was zoveel wat hij niet wist, wat hij nog over de gebeurtenissen op Valö te weten moest komen. Plotseling voelde de taak die voor hem lag overweldigend groot. Was het echt mogelijk om zo’n oude zaak na zoveel jaren op te lossen? En hoeveel haast had het?

‘Denk je dat de brandstichter het nog een keer zal proberen?’ vroeg Annika, alsof ze zijn gedachten had gelezen.

Patrik dacht na over haar vraag. Toen schudde hij zijn hoofd.

‘Ik weet het niet. Misschien. Maar we kunnen geen risico nemen. We moeten er zo snel mogelijk achter zien te komen wat er die paaszaterdag is gebeurd. Wie het ook was die Ebba en Mårten kwaad wilde doen, die persoon moet worden tegengehouden voordat hij of zij opnieuw toeslaat.’

 

Anna stond naakt voor de spiegel en de tranen brandden achter haar oogleden. Ze herkende zichzelf niet. Langzaam bracht ze haar hand omhoog en wreef over haar haar. Toen het na het ongeluk weer was gaan groeien, was het donkerder en grover geweest dan vroeger, en het was nog steeds een stuk korter dan het lange haar dat ze vroeger altijd had gehad. De kapper zou het misschien kunnen fatsoeneren, maar ze zag er het nut niet zo van in. Een nieuw kapsel zou haar lichaam niet veranderen.

Met bevende hand volgde ze de littekens die over haar lijf liepen en een willekeurige kaart vormden. Ze waren een stuk lichter geworden, maar zouden nooit helemaal verdwijnen. Lusteloos kneep ze in een vetrol in haar taille. Het had haar nooit veel moeite gekost om slank te blijven en ze had altijd eerlijk kunnen zeggen dat ze trots was op haar lichaam. Nu keek ze er met afschuw naar. Vanwege de verwondingen had ze niet veel kunnen bewegen en het had haar geen barst kunnen schelen wat ze allemaal naar binnen werkte. Anna liet haar blik op haar gezicht rusten, maar kon het nauwelijks aan om naar zichzelf te kijken. Dankzij Dan en de kinderen had ze zich teruggevochten naar het leven, was ze omhooggeklommen uit een duisternis die dieper was geweest dan ze ooit had meegemaakt, zelfs niet in de tijd met Lucas. Het was de vraag of het dat waard was geweest. Ze wist het antwoord nog steeds niet.

Ze schrok op toen ze de deurbel hoorde. Ze was alleen thuis, dus zij was de enige die open kon doen. Na een laatste blik op haar naakte lichaam schoot ze in haar huispak dat op de vloer lag en rende naar beneden. Toen ze zag dat Erica voor de deur stond, slaakte ze een zucht van verlichting.

‘Hoi, wat ben jij aan het doen?’ vroeg Erica.

‘Niks bijzonders. Kom verder. Waar zijn de kinderen?’

‘Thuis. Kristina past op, ik had het een en ander te doen. En toen bedacht ik dat ik best even bij jou langs kon gaan voordat ik haar weer moet aflossen.’

‘Gezellig,’ zei Anna en ze liep naar de keuken om wat te drinken te maken. Ze zag het spiegelbeeld met de witte vetrollen voor zich, maar duwde dat snel weg en pakte een paar chocoladekoekjes uit de koelkast.

‘Daar zou ik eigenlijk van af moeten blijven,’ zei Erica en ze vertrok haar gezicht. ‘Ik zag mezelf dit weekend toevallig in bikini en dat was geen leuk gezicht.’

‘Ach kom, je ziet er hartstikke goed uit,’ zei Anna en ze kon er niets aan doen dat ze bitter klonk. Erica had niets te klagen.

Ze maakte een karaf limonade klaar en Erica volgde haar naar het kleine terras achter het huis.

‘Wat een mooie tuinmeubelen. Zijn ze nieuw?’ Ze wreef met haar hand over het witgeverfde hout.

‘Ja, we zagen ze staan bij Paulssons, naast de oude levensmiddelenzaak, weet je wel?’

‘Jij weet altijd precies de goede spullen te vinden,’ zei Erica en ze raakte er steeds meer van overtuigd dat Anna positief op haar plan zou reageren.

‘Dank je. En waar kom jij nu vandaan, zei je?’

‘Van de vakantiekolonie,’ zei Erica. Ze vertelde in grote lijnen wat daar was gebeurd.

‘Wat spannend. Ze hebben dus bloed gevonden, maar geen lichamen? Dan moet daar in elk geval iets zijn gebeurd.’

‘Ja, dat zou je wel zeggen.’ Erica nam een koekje. Ze pakte een mes om het in tweeën te delen en alleen de helft te nemen, maar legde toen het mes terug en nam een grote hap.

‘En nou voluit grijnzen,’ zei Anna en heel even voelde ze de warmte van haar jeugd door haar lichaam stromen.

Erica wist precies wat ze bedoelde. In een brede grijns ontblootte ze haar tanden, die onder de chocoladecrème zaten.

‘Moet je nu eens kijken,’ zei ze en ze pakte twee rietjes van het dienblad en stopte die in haar neus. Daarbij keek ze scheel en bleef ze glimlachen zodat haar bruine tanden zichtbaar waren.

Anna begon te giechelen. Ze wist nog goed hoe leuk ze het vroeger had gevonden als haar grote zus malle dingen deed. Erica was meestal heel volwassen geweest, eerder een moedertje dan een grote zus.

‘Ik durf er wat om te verwedden dat jij niet meer met je neus kunt drinken,’ zei Erica.

‘Natuurlijk kan ik dat wel,’ zei Anna beledigd en ze stopte twee rietjes in haar neusgaten. Ze boog zich naar voren, stopte de rietjes diep in het glas en ademde in met haar neus. Toen de limonade in haar neusgaten kwam, begon ze ongecontroleerd te hoesten en te niezen en Erica schaterde het uit.

‘Wat zijn jullie aan het doen?’

Dan stond plotseling op het terras en toen ze zijn gezicht zagen, kwamen ze helemaal niet meer bij. Ze wezen naar elkaar en probeerden iets te zeggen, maar ze moesten zo hard lachen dat ze geen woord konden uitbrengen.

‘Ik begrijp dat ik nooit meer onaangekondigd moet thuiskomen.’ Dan liep hoofdschuddend weg.

Uiteindelijk slaagden ze erin te kalmeren en Anna merkte dat de harde klomp in haar buik begon op te lossen. Erica en zij hadden in de loop van de jaren regelmatig aanvaringen gehad, maar niemand kon zo tot haar diepste wezen doordringen als haar zus. Niemand kon haar zo boos maken als Erica, maar er was ook niemand die haar zo blij kon maken. Ze waren door een onzichtbare band voor eeuwig met elkaar verbonden en terwijl ze de lachtranen wegveegde, besefte ze hoezeer ze haar zus nodig had.

‘Nu hij je zo heeft gezien denk ik niet dat hij vanavond nog toenadering zal zoeken,’ zei Erica.

Anna snoof. ‘Ik weet niet of dat veel uitmaakt. Maar ik heb het liever over iets anders. Het voelt een beetje incestueus om over je seksleven te praten als je partner een relatie heeft gehad met je eigen zus…’

‘Mijn god, dat was honderd jaar geleden. Als ik eerlijk ben, weet ik niet eens meer hoe hij er in zijn nakie uitzag.’

Anna stopte demonstratief haar vingers in haar oren en Erica schudde lachend haar hoofd.

‘Oké, het is al goed. We hebben het ergens anders over.’

Anna haalde haar vingers weer uit haar oren. ‘Vertel eens wat meer over Valö. Hoe is de dochter? Hoe heet ze ook alweer? Emma?’

‘Ebba,’ antwoordde Erica. ‘Ze woont daar met haar man. Mårten. Ze willen het huis opknappen en er een bed and breakfast beginnen.’

‘Denk je dat dat wat wordt? Het seizoen duurt niet echt lang.’

‘Ik heb geen flauw idee, maar ik kreeg de indruk dat het ze niet om het geld te doen is. Volgens mij zit er iets anders achter.’

‘Misschien kan het ook wel. De plek heeft potentieel.’

‘Ik weet het. En daar kom jij in beeld.’ Erica wees naar haar zus en haar stem klonk enthousiast.

‘Ik?’ zei Anna. ‘Op welke manier ben ik erbij betrokken?’

‘Op geen enkele, althans niet op dit moment, maar dat kan veranderen. Ik heb namelijk een fantastisch plan bedacht!’

‘Je bent zoals gewoonlijk de bescheidenheid zelve,’ snoof Anna, maar ze merkte dat haar nieuwsgierigheid was gewekt.

‘Eigenlijk begonnen Ebba en Mårten erover. Ze zijn heel handig en de renovatie zelf is op zich geen probleem, maar ze hebben behoefte aan iemand die ze kan helpen een passende stijl te vinden en de juiste sfeer te creëren. En jij hebt precies wat nodig is: je hebt verstand van styling en antiek en je hebt een goede smaak. Je bent gewoon perfect.’ Erica hapte naar adem en nam een slok limonade.

Anna kon haar oren nauwelijks geloven. Dit zou een manier kunnen zijn om erachter te komen of ze als freelance interieurstyliste aan de slag kon; het zou haar eerste klus kunnen worden. Ze voelde een glimlach om haar lippen verschijnen.

‘Wat heb je tegen ze gezegd? Denk je dat ze iemand in de arm willen nemen? Kunnen ze dat betalen? Wat voor stijl willen ze, denk je? Het hoeven helemaal geen dure spullen te zijn, ik zou het zelfs leuk vinden om boerenveilingen af te lopen om goedkope meubelen en andere spullen op de kop te tikken. Ik kan me zo voorstellen dat een enigszins ouderwetse, romantische stijl heel geschikt zou zijn en ik weet waar je mooie stoffen kunt kopen en…’

Erica stak haar hand op.

‘Hé, even kalm aan! Het antwoord is nee, ik heb het niet over jou gehad. Ik heb alleen gezegd dat ik misschien iemand wist die ze kon helpen. Ik heb geen idee hoe groot hun budget is, maar als je ze belt en ze zijn geïnteresseerd, dan kunnen we een afspraak maken en erheen gaan.’

Anna was wat rustiger geworden en keek Erica onderzoekend aan.

‘Je zoekt alleen een excuus om daar weer te kunnen neuzen.’

‘Misschien wel… Maar het lijkt me ook een schitterend idee als jij ze leert kennen. Volgens mij is dit echt iets voor jou.’

‘Ik heb er inderdaad over gedacht iets voor mezelf te beginnen.’

‘Maar dan is dit je kans! Ik geef je het nummer, dan kun je ze meteen bellen.’

Anna voelde iets in haar binnenste ontwaken. Enthousiasme. Dat was waarschijnlijk het woord dat het best beschreef wat ze voelde. Voor het eerst in heel lange tijd voelde ze echt enthousiasme.

‘Oké, kom maar op voordat ik van gedachten verander,’ zei ze en ze pakte haar mobieltje.

 

Het interview bleef aan hem knagen. Het was vreselijk frustrerend om steeds op je woorden te moeten letten en geen duidelijke taal te kunnen spreken. De journalist die hij vanochtend had gesproken was een idioot. Mensen waren over het algemeen idioten. Ze zagen de werkelijkheid niet zoals die was, wat zijn verantwoordelijkheid alleen maar groter maakte.

‘Denk je dat het de partij kwaad zal doen?’ John draaide zijn wijnglas tussen zijn handen rond.

Zijn vrouw haalde haar schouders op. ‘Het zal vast niet zo’n vaart lopen. Het is geen landelijke krant.’ Ze schoof haar haar achter haar oren en zette haar bril op om de grote stapel documenten te gaan lezen die voor haar lag.

‘Een interview verspreidt zich zomaar. Ze loeren als haviken op ons en zoeken de minste of geringste aanleiding om te kunnen aanvallen.’

Liv keek hem van over de rand van haar leesbril aan. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je verbaasd bent? Je weet toch wie in dit land de macht hebben bij de media?’

John knikte. ‘Je hoeft niet voor eigen parochie te preken.’

‘Bij de volgende verkiezingen zal het heel anders zijn. Dan zullen de mensen echt kunnen zien hoe de maatschappij in elkaar steekt.’ Ze glimlachte triomfantelijk en bladerde verder in de papieren.

‘Ik wou dat ik jouw geloof in de mensheid had. Soms vraag ik me af of de mensen het ooit zullen begrijpen. Zijn de Zweden te lui en te dom geworden? Zijn ze te gedegenereerd en hebben ze zich te veel met anderen vermengd om te begrijpen dat het ongedierte zich verspreidt? Er stroomt misschien te weinig zuiver bloed door onze aderen, waardoor we het idee hebben dat we niets hebben om voor te leven.’

Liv stopte met lezen. Haar ogen gloeiden toen ze haar man aankeek.

‘Nu moet je goed luisteren, John. Zolang ik jou ken, heb je een heel duidelijk doel voor ogen gehad. Je hebt altijd geweten wat je moet doen, wat jouw taak is. Als niemand luistert – ja, dan moet je harder praten. Als iemand je standpunt in twijfel trekt – ja, dan moet je met betere argumenten komen. We zitten eindelijk in het parlement en het volk, hetzelfde volk waar je nu aan twijfelt, heeft ervoor gezorgd dat we daar zijn gekomen. Wat boeit het dat de een of andere flutjournalist de manier waarop wij tot onze begroting komen aan de kaak stelt? Wij weten dat we gelijk hebben en dat is het enige wat telt.’

John keek haar glimlachend aan. ‘Je klinkt precies zo als toen ik je op de jongerenvereniging leerde kennen. Al moet ik zeggen dat je er met haar beter uitziet dan zonder.’ Hij liep naar haar toe en kuste haar op haar hoofd.

Behalve haar snel oplaaiende humeur en agitatorische retoriek leek zijn beheerste vrouw, die altijd keurig netjes gekleed ging, in niets op de skinhead in militaire kleding op wie hij ooit verliefd was geworden. Maar hij hield nu nog meer van haar.

‘Het is maar een artikel in een plaatselijke krant.’ Liv kneep in zijn hand die hij op haar schouder had laten liggen.

‘Ja, dat is ook zo,’ zei John, maar de bezorgdheid bleef. Hij moest volbrengen wat hij zich had voorgenomen. Het ongedierte moest worden uitgeroeid en hij was degene die die opdracht had gekregen. Hij had alleen graag meer tijd gehad.

 

De tegels in de badkamer voelden heerlijk fris tegen haar voorhoofd. Ebba deed haar ogen dicht en liet de koelte haar vullen.

‘Kom je zo naar bed?’

Ze hoorde Mårtens stem vanuit de slaapkamer, maar antwoordde niet. Ze wilde niet naar bed. Elke keer dat ze naast Mårten ging liggen had ze het gevoel dat ze verraad pleegde tegenover Vincent. De eerste maand had ze niet in hetzelfde huis kunnen zijn als hij. Ze kon niet eens naar Mårten kijken, en als ze haar eigen blik in de spiegel ontmoette, wendde ze haar hoofd af. Het enige wat zich om haar heen bevond was schuld.

Haar ouders hadden vierentwintig uur per dag voor haar gezorgd alsof ze een baby was. Ze hadden met haar gepraat, ze hadden smekend gezegd dat Mårten en zij elkaar nodig hadden. Uiteindelijk was ze hen gaan geloven, of had ze het gewoon opgegeven, omdat dat eenvoudiger was.

Langzaam en tegen haar zin had ze toenadering tot hem gezocht. Ze was weer naar huis gegaan. De eerste weken hadden ze in stilte geleefd, bang voor wat er zou gebeuren als ze met elkaar gingen praten en dingen zeiden die nooit teruggenomen konden worden. Vervolgens waren ze alledaagse dingen tegen elkaar gaan zeggen: ‘Mag ik de boter even?’ ‘Heb je de was gedaan?’ Ongevaarlijke, onschuldige dingen, die geen beschuldigingen konden uitlokken. Na verloop van tijd waren de zinnen langer geworden en hadden ze meer veilige gespreksonderwerpen gevonden. Ze hadden het over Valö gehad. Mårten had als eerste voorgesteld om hierheen te verhuizen. Maar ook zij had het als een mogelijkheid beschouwd om alles achter te laten wat hen aan een ander leven deed denken. Een leven dat misschien niet perfect was geweest, maar wel gelukkig.

Nu ze zo met gesloten ogen en haar hoofd tegen de tegels van de badkamer zat, twijfelde ze er voor het eerst aan of ze er goed aan hadden gedaan. Het huis was verkocht, het huis waar Vincent zijn hele korte leven had gewoond. Waar ze hem hadden verschoond, waar ze ’s nachts met hem op hun arm heen en weer hadden gelopen, waar hij had leren kruipen, lopen en praten. Het was niet langer van hen en ze vroeg zich af of ze een besluit hadden genomen of dat ze gewoon waren gevlucht.

Nu waren ze hier. In een huis waar ze misschien niet eens veilig waren en waar de hele eetkamervloer was opengebroken omdat haar familie daar waarschijnlijk was uitgeroeid. Het deed haar meer dan ze wilde toegeven. In haar jeugd had ze niet zo vaak nagedacht over haar oorsprong. Maar ze kon het verleden niet langer wegduwen. Toen ze de grote, vreemde vlek onder de planken zag, had ze in een ontstellend moment van helderheid beseft dat het geen mysterie was. Het was echt. Haar vader en moeder waren waarschijnlijk precies op die plek doodgegaan en op de een of andere vreemde manier voelde dat werkelijker dan dat iemand misschien had geprobeerd Mårten en haar te vermoorden. Ze wist niet hoe ze zich tot die werkelijkheid moest verhouden en erin moest leven, maar ze kon nergens anders heen.

‘Ebba?’

Ze hoorde aan zijn stem dat hij zou opstaan en naar haar toe zou komen als ze niet antwoordde. Daarom haalde ze haar hoofd van de muur en riep in de richting van de deur: ‘Ik kom er zo aan!’

Zorgvuldig poetste ze haar tanden terwijl ze zichzelf in de spiegel bekeek. Deze avond wendde ze haar hoofd niet af. Ze keek naar de vrouw met de dode blik, naar de moeder zonder kind. Toen spuugde ze in de wastafel en veegde haar mond af aan de handdoek.

‘Wat duurde dat lang.’ Mårten had een opengeslagen boek in zijn hand, maar ze zag dat hij op dezelfde bladzij was als de vorige avond.

Ze antwoordde niet, tilde alleen het dekbed op en kroop eronder. Mårten legde het boek op het nachtkastje en deed het bedlampje uit. De rolgordijnen die ze hadden opgehangen toen ze hier kwamen wonen zorgden ervoor dat het pikzwart was in de kamer, hoewel het buiten nooit helemaal donker werd.

Ebba lag roerloos naar het plafond te staren. Ze voelde hoe Mårtens hand naar de hare tastte. Ze deed alsof ze zijn zoekende hand niet opmerkte, maar hij trok hem niet terug zoals hij anders altijd deed. In plaats daarvan ging zijn hand verder naar haar dij, kroop langzaam onder haar T-shirt en streelde haar buik. Ze voelde zich misselijk worden terwijl zijn hand doelbewust verder omhoogbewoog en voorzichtig haar borsten beroerde. Dezelfde borsten die Vincent melk hadden gegeven, dezelfde tepels waar zijn mondje hongerig aan had gezogen.

Een galsmaak vulde haar mond en ze schoot het bed uit, rende naar de badkamer en kreeg net op tijd de klep van de wc omhoog voordat haar maag zich omdraaide. Toen ze klaar was, zakte ze krachteloos neer op de vloer. Ze hoorde Mårten in de slaapkamer huilen.