De persconferentie was al een paar uur voorbij en ze zaten met z’n allen in de keuken. Ernst, die eerst braaf in Mellbergs kamer had moeten blijven, had naar buiten gemogen en lag zoals gebruikelijk boven op de voeten van zijn baasje.
‘Nou, dat is toch goed verlopen?’ zei Mellberg met een tevreden glimlach. ‘Moet je niet naar huis om te rusten, Paula?’ bulderde hij vervolgens zo luid dat Patrik opveerde.
Paula keek hem kwaad aan. ‘Ik bepaal zelf wel wanneer ik moet rusten.’
‘Hier rondlopen terwijl je vrij bent. En dan met de auto op en neer naar Göteborg. Ik heb het je gezegd, als er iets misgaat…’
‘Ja, we hadden alles helemaal onder controle, volgens mij,’ zei Patrik om een hoogoplopende ruzie te voorkomen. ‘Die jongens zullen nu wel peentjes zweten.’
Eigenlijk was het absurd om de mannen, die ondertussen de vijftig waren gepasseerd, jongens te noemen. Maar als hij aan hen dacht, zag hij in gedachten de vijf jongens op de foto, de jongens in jarenzeventigkleren, die iets waakzaams in hun blik hadden.
‘Net goed voor ze. Vooral voor die John,’ zei Mellberg en hij krabde Ernst achter zijn oor.
‘Patrik?’ Annika stak haar hoofd om de deur en gebaarde dat hij moest komen. Hij stond op en liep achter haar aan de gang in, waar ze hem de draadloze telefoon gaf. ‘Het is Torbjörn. Ze hebben kennelijk iets gevonden.’
Patrik voelde zijn hart sneller kloppen. Hij nam de telefoon aan, liep naar zijn kamer en sloot de deur. Hij luisterde ruim een kwartier naar Torbjörn, terwijl hij af en toe een vraag stelde. Toen hij het gesprek had beëindigd, haastte hij zich weer naar de keuken, waar behalve Paula, Mellberg en Gösta nu ook Annika zat. Hoewel het al laat was, maakte niemand aanstalten om naar huis te gaan.
‘Wat zei hij?’ vroeg Annika.
‘Momentje. Ik pak eerst even een kopje koffie.’ Met overdreven langzame bewegingen liep Patrik naar het koffiezetapparaat en reikte naar de kan, maar voordat hij het oor kon beetpakken stond Annika op. Ze rukte de kan naar zich toe, schonk zo heftig in dat de koffie over de rand gutste en zette het kopje bij Patriks lege plek op tafel.
‘Alsjeblieft. Ga nu zitten en vertel wat Torbjörn heeft gezegd.’
Patrik grijnsde, maar deed wat ze zei. Hij schraapte zijn keel.
‘Torbjörn heeft een duidelijke vingerafdruk gevonden op de achterkant van de postzegel die op de kaart van “G” zat. Daardoor is er een kans dat we een match vinden met de afdruk van een eventuele verdachte.’
‘Hartstikke goed,’ zei Paula en ze legde haar gezwollen benen op een stoel. ‘Maar je ziet eruit als een kat die een kanarie heeft doorgeslikt, dus er is vast nog iets groters gaande.’
‘Helemaal juist.’ Patrik nam een slok van de gloeiend hete koffie. ‘Dat betreft de kogel.’
‘Welke?’ vroeg Gösta en hij boog zich naar voren.
‘Dat is het ’m nou juist. De kogel die onder de plint zat en de kogels die tegen alle regels in uit de keukenmuur zijn gehaald na de poging om Ebba te vermoorden…’
‘Ja, ja.’ Mellberg wuifde met zijn hand. ‘De boodschap is overgekomen.’
‘… die zijn vermoedelijk met hetzelfde wapen afgevuurd.’
Vier paar ogen staarden hem aan. Patrik knikte.
‘Het klinkt onwaarschijnlijk, maar het is waar. Toen in 1974 een onbekend aantal leden van de familie Elvander werd vermoord, is blijkbaar hetzelfde wapen gebruikt als toen er gisteren op Ebba Stark werd geschoten.’
‘Kan het echt na al die jaren om dezelfde dader gaan?’ Paula schudde haar hoofd. ‘Dat klinkt volslagen absurd.’
‘Ik heb altijd al gedacht dat de moordaanslagen op Ebba en haar man te maken moeten hebben met de verdwijning van dat gezin. En dit bewijst dat.’
Patrik spreidde zijn handen. In zijn hoofd weerklonken soortgelijke vragen als er tijdens de persconferentie waren gesteld. Hij had alleen kunnen antwoorden dat het een theorie was. Pas nu hadden ze bewijs dat het onderzoek gewicht gaf en de verdenkingen versterkte die ze van meet af aan hadden gehad.
‘De man van het Gerechtelijk Laboratorium heeft op grond van de sporen van de velden op de kogel kunnen vaststellen welk type wapen er is gebruikt,’ voegde hij eraan toe. ‘We moeten controleren of iemand hier in de regio een revolver heeft of heeft gehad van het merk Smith & Wesson met kaliber .38.’
‘Als je het van de positieve kant bekijkt, dan betekent dit dat het wapen waarmee de familie Elvander is vermoord niet op de bodem van de zee ligt,’ zei Mellberg.
‘Niet op het moment dat er op Ebba werd geschoten, maar daarna kan het er wel terecht zijn gekomen,’ wees Patrik hem terecht.
‘Dat denk ik niet,’ zei Paula. ‘Als iemand het wapen zo lang heeft bewaard, lijkt het me stug dat hij het nu ergens dumpt.’
‘Daar zou je inderdaad gelijk in kunnen hebben. Misschien ziet de persoon in kwestie het zelfs wel als een trofee en bewaart hij het als een soort herinnering aan wat er is gebeurd. Hoe dan ook blijkt uit deze nieuwe informatie dat we nog beter ons best moeten doen om te achterhalen wat er in 1974 is gebeurd. We moeten de vier mensen die we al hebben gesproken nog een keer verhoren en ons richten op wat er die dag precies heeft plaatsgevonden. En we moeten zo snel mogelijk bij Percy von Bahrn langsgaan. Dat had natuurlijk al gebeurd moeten zijn, maar dat ligt aan mij. Hetzelfde geldt voor die leraar die nog in leven is. Hoe heet hij ook al weer? De man die met Pasen op vakantie was, je weet wel…’ Patrik knipte met zijn vingers.
‘Ove Linder,’ vulde Gösta aan. Hij zag er opeens bedrukt uit.
‘O ja, Ove Linder. Die woont nu toch in Hamburgsund? We moeten morgenvroeg meteen met hem gaan praten. Wellicht heeft hij waardevolle informatie over wat er op de school speelde. Jij en ik kunnen samen naar hem toe gaan.’ Hij reikte naar de pen en het papier die zoals altijd op tafel lagen en begon een overzicht te maken van de taken die meteen moesten worden aangepakt.
‘Eh…’ zei Gösta en hij streek over zijn kin.
Patrik ging door met schrijven.
‘Morgen moeten we met de vijf jongens praten. We moeten ze maar verdelen. Paula, misschien kun jij verdergaan met het geld dat Ebba kreeg?’
Paula’s gezicht lichtte op. ‘Zeker. Ik heb al contact opgenomen met het filiaal van de bank en ze om hulp gevraagd.’
‘Eh, Patrik…’ begon Gösta weer, maar Patrik bleef zonder te luisteren bevelen uitdelen. ‘Patrik!’
Alle blikken richtten zich op Gösta. Het was niets voor hem om zijn stem zo te verheffen.
‘Ja, wat is er? Wat wilde je zeggen?’ Patrik keek Gösta onderzoekend aan en besefte opeens dat hij het niet leuk zou vinden wat zijn collega zo aarzelend naar voren probeerde te brengen.
‘Die leraar, Ove Linder…’
‘Ja?’
‘Iemand heeft al met hem gesproken.’
‘Iemand?’ vroeg Patrik en hij wachtte op het vervolg.
‘Het leek me niet verkeerd als er meer mensen aan deze zaak zouden werken. En je moet toegeven dat ze er heel goed in is informatie boven water te halen. Veel middelen hebben we ook niet. Dus dacht ik dat het geen kwaad kon als we hulp kregen. Zoals je zelf net zei, er zijn dingen die al gedaan hadden moeten zijn, en dat zijn ze op deze manier ook. Dus eigenlijk is het alleen maar goed.’ Gösta hapte naar adem.
Patrik keek hem onderzoekend aan. Was hij niet goed bij zijn hoofd? Probeerde hij nu te vergoelijken dat hij achter de rug van zijn collega’s om had gehandeld en wilde hij daar een positieve draai aan geven? Toen drong zich een vermoeden aan hem op waarvan hij hoopte dat het niet waar was.
‘Zij – is dat mijn geliefde echtgenote? Is zij degene die met die leraar heeft gesproken?’
‘Eh… ja,’ zei Gösta en hij keek omlaag.
‘Gösta toch.’ Paula klonk alsof ze tegen een klein kind sprak dat stiekem een koekje had gepakt.
‘Is er verder nog iets wat ik moet weten?’ vroeg Patrik. ‘Je kunt nu beter alles vertellen. Wat heeft Erica uitgespookt? En jij zelf trouwens?’
Met een diepe zucht stak Gösta van wal. Hij vertelde over Erica’s bezoeken aan Liza en John, over wat ze van Kjell te weten was gekomen over Johns achtergrond en over het briefje dat ze had gevonden. Hij leek even te aarzelen, maar vertelde uiteindelijk ook over de inbraak bij Erica en Patrik thuis.
Patrik voelde zich ijskoud worden. ‘Wat zeg je me nou?!’
Gösta keek beschaamd naar de vloer.
‘Nu is het genoeg.’ Patrik stond met een ruk op, stoof het politiebureau uit en ging in zijn auto zitten. Hij kookte van woede. Nadat hij het sleuteltje had omgedraaid en de motor was gestart, dwong hij zichzelf een paar keer diep adem te halen. Daarna gaf hij plankgas.
Ebba kon haar blik niet van de foto’s afhouden. Ze had gezegd dat ze even alleen wilde zijn en was met het materiaal over haar familie naar Erica’s werkkamer gegaan. Na een blik op het overvolle bureau te hebben geworpen, was ze maar op de vloer gaan zitten en had de kopieën in een waaiervorm uitgespreid. Dit was haar familie, dit was haar oorsprong. Hoewel ze het goed had gehad in haar adoptiegezin, was ze soms wel jaloers geweest dat zij een familie hadden waar ze bij hoorden. Het enige waar zijzelf bij hoorde was een mysterie. Ze herinnerde zich alle keren dat ze naar de ingelijste foto’s boven de grote ladekast in de woonkamer had gekeken: grootouders, tantes, neven en nichten; ja, mensen die je het gevoel gaven dat je een schakel in een lange keten was. Nu keek ze naar foto’s van haar eigen familie en dat was een fantastisch en vreemd gevoel tegelijk.
Ebba pakte de foto van de Engelenmaakster op. Wat een mooie benaming voor zoiets verschrikkelijks. Ze bracht de afbeelding dichterbij en probeerde te zien of Helga’s blik op enigerlei wijze het kwaad onthulde dat ze had aangericht. Ebba wist niet of de foto voor of na de periode was genomen waarin de kinderen waren vermoord, maar het kind, dat Dagmar moest zijn, was zo klein dat de foto uit 1902 moest stammen. Dagmar droeg een lichte jurk met ruches en was geheel onwetend van het lot dat haar te wachten stond. Waar was ze naartoe gegaan? Was ze de zee in gelopen, zoals zoveel mensen dachten? Was haar verdwijning een natuurlijk einde geweest van een leven dat al aan gruzelementen was geslagen op het moment dat de misdaad van haar ouders werd ontdekt? Had Helga spijt gehad of begrepen welke invloed haar ontmaskering op het leven van haar dochter zou hebben, of was ze er vast van overtuigd geweest dat niemand de kleine, ongewenste kinderen zou missen? In Ebba’s hoofd stapelden de vragen zich op en ze wist dat ze nooit beantwoord zouden worden. Toch voelde ze een grote verwantschap met deze vrouwen.
Ze bekeek de foto van Dagmar nauwkeurig. Het gezicht droeg duidelijke sporen van een hard leven, maar je kon zien dat ze ooit mooi was geweest. Wat was er met oma Laura gebeurd toen Dagmar door de politie was opgepakt en naar het gesticht was gebracht? Laura had verder geen familie, zo had Ebba begrepen. Waren er vrienden geweest die voor haar zorgden of was ze in een kindertehuis of een pleeggezin terechtgekomen?
Plotseling herinnerde Ebba zich dat ze vaak over haar oorsprong had nagedacht toen ze in verwachting was geweest van Vincent. Het was immers ook zijn geschiedenis. Vreemd genoeg waren al die overpeinzingen na zijn geboorte verdwenen. Enerzijds had ze überhaupt geen tijd gehad om over wat dan ook na te denken, anderzijds had hij met zijn geur, het donshaar in zijn nek en de kuiltjes bij zijn knokkels haar hele bestaan overgenomen. Al het andere leek totaal onbelangrijk. Zelfs zij was onbelangrijk geworden. Mårten en zij waren gereduceerd, of misschien eerder verheven, tot figuranten in de film over Vincent. Ze had haar nieuwe rol heerlijk gevonden, maar daardoor was de leegte toen hij verdween des te groter geweest. Nu was ze een moeder zonder kind, een nutteloze figurant in een film die opeens geen hoofdrolspeler meer had. Maar de foto’s die voor haar lagen, gaven haar opnieuw een context.
Beneden hoorde ze Erica in de keuken rommelen terwijl de kinderen kabaal maakten en schreeuwden. En hier zat zij, omringd door haar familieleden. Ze waren allemaal dood, maar het bood toch veel troost om te weten dat ze hadden bestaan.
Ebba trok haar knieën op tot aan haar kin en sloeg beschermend haar armen om zich heen. Ze vroeg zich af hoe het met Mårten ging. Ze had bijna niet aan hem gedacht sinds ze hier was en als ze heel eerlijk was, liet hij haar al sinds Vincents dood koud. Iets anders had ook niet gekund; ze had meer dan genoeg aan haar eigen verdriet. Maar het was alsof de nieuwe context haar voor het eerst deed beseffen dat Mårten deel van haar uitmaakte. Door Vincent waren ze voor altijd met elkaar verbonden. Met wie anders dan Mårten kon ze de herinneringen delen? Hij had zich aan haar zijde bevonden en haar buik gestreeld terwijl die steeds dikker werd, hij had bij de echoscopie Vincents hart op de monitor zien kloppen. Hij had tijdens de bevalling het zweet van haar voorhoofd geveegd, haar rug gemasseerd en haar water gegeven – die lange, verschrikkelijke en tegelijk prachtige dag dat ze zo had gevochten om Vincent op de wereld te zetten. Hij had tegengestribbeld, maar toen hij er uiteindelijk was en hen met half dichtgeknepen ogen scheel had aangekeken, had Mårten haar hand beetgepakt en die stevig vastgehouden. Hij had niet geprobeerd zijn tranen te verbergen, maar zijn wangen met zijn mouw afgeveegd. Daarna hadden ze samen Vincents huilnachten, zijn eerste glimlach en zijn eerste tandjes meegemaakt. Ze hadden Vincent aangemoedigd terwijl hij schommelend leerde kruipen, en Mårten had zijn eerste wankelende stapjes gefilmd. Zijn eerste woordjes, zijn eerste zin en zijn eerste dagen op de crèche, gelach en tranen, goede dagen en slechte dagen. Mårten was de enige die het echt zou begrijpen als ze erover vertelde. Iemand anders was er niet.
Terwijl ze daar zo op de vloer zat, voelde ze haar hart warmer worden. Het stukje dat koud en hard was geweest, begon langzaam te ontdooien. Ze zou hier vannacht nog blijven. Daarna zou ze naar huis gaan. Naar Mårten. Het was tijd het schuldgevoel los te laten en te gaan leven.
Anna stuurde de boot de haven uit en wendde haar gezicht naar de zon. Dat ze even zonder man en kinderen was, gaf haar een onverwacht gevoel van vrijheid. Ze had de boot van Erica en Patrik mogen lenen omdat de benzine van de Buster op was, en ze genoot ervan de vertrouwde kajuitsloep te sturen. Het avondlicht gaf de berg die de haven van Fjällbacka omsloot een gouden glans. Ze hoorde gelach vanuit Café Bryggan en te oordelen naar de muziek werd er vanavond gedanst. Niemand leek zich nog op de dansvloer te hebben gewaagd, maar na nog een paar biertjes zou het er stampvol zijn.
Ze wierp een blik op de tas met de stalen. Die stond op de bodem van de boot en ze controleerde of de rits goed dichtzat. Ebba had de stoffen al gezien en er meteen een paar aangewezen die Mårten ook moest bekijken. Haar woorden hadden bij Anna de gedachte opgeroepen nog dezelfde avond naar Valö te gaan. Eerst had ze geaarzeld. Het eiland was geen veilige plek, dat had ze de dag tevoren zelf ervaren, en een impulsief tochtje daarheen leek eerder op iets wat ze in haar oude leven zou hebben gedaan, toen ze bijna nooit over de consequenties van haar daden nadacht. Maar voor de verandering wilde ze doen wat spontaan in haar opkwam. Wat kon er nou helemaal gebeuren? Ze zou erheen, de stalen laten zien en weer naar huis gaan. Het was gewoon een manier om de tijd te verdrijven, hield ze zichzelf voor. Misschien vond Mårten het wel fijn als hij even gezelschap kreeg. Ebba had besloten nog een nacht bij Erica te blijven zodat ze al het materiaal over haar familie wat grondiger kon doorlezen. Anna vermoedde dat het een smoesje was. Ebba stond logischerwijs niet te springen om terug te keren naar het eiland.
Toen ze de steiger naderde, zag ze dat Mårten op haar stond te wachten. Ze had gebeld om te zeggen dat ze wilde komen en hij had kennelijk op de uitkijk gestaan.
‘Dus jij durft terug te keren naar het Wilde Westen,’ zei hij lachend terwijl hij de voorsteven beetpakte.
‘Ik daag het lot graag uit.’ Anna wierp Mårten het touw toe en hij meerde de boot met geoefende hand af. ‘Je bent al een echte zeerot geworden,’ zei ze en ze wees naar de dubbele halve steek die hij om een van de buitenste palen van de steiger legde.
‘Ja, als je aan de scherenkust woont, moet je wel.’ Hij stak een hand uit om haar aan land te helpen. Om de andere zat een verband.
‘Dank je. Wat heb je met je hand gedaan?’
Mårten keek naar het verband alsof hij het voor het eerst zag. ‘Ach, dat soort dingen gebeurt als je aan het renoveren bent. Verwondingen zijn onderdeel van het werk.’
‘Heel macho, hoor,’ zei Anna. Ze betrapte zich erop dat ze schaapachtig glimlachte. Even had ze last van een slecht geweten omdat ze min of meer met Ebba’s echtgenoot stond te flirten, maar het was onschuldig en niet serieus, al kon ze niet ontkennen dat hij waanzinnig aantrekkelijk was.
‘Geef deze maar aan mij.’ Mårten nam de zware tas met de stalen van haar schouder en Anna volgde hem dankbaar naar het huis.
‘Normaal gesproken zou ik hebben voorgesteld om in de keuken te gaan zitten, maar daar tocht het momenteel een beetje,’ zei Mårten toen ze binnenkwamen.
Anna lachte. Haar hart voelde licht. Het was een bevrijding om met iemand praten die niet aldoor aan haar ongeluk dacht.
‘De eetkamer wordt ook een beetje lastig. Daar zit geen vloer in,’ ging hij met een knipoog verder.
De sombere Mårten die ze eerder had ontmoet, leek volledig te zijn verdwenen, maar misschien was dat niet zo gek. Ook Ebba had minder zwaarmoedig geleken toen Anna haar bij Erica had gezien.
‘Als je het niet erg vindt om op de vloer te zitten, kunnen we het beste naar de slaapkamer gaan.’ Hij liep zonder haar antwoord af te wachten naar boven.
‘Het voelt eigenlijk een beetje gek om nu met dit soort dingen bezig te zijn, na alles wat er gisteren is gebeurd,’ zei ze verontschuldigend tegen zijn rug.
‘Het geeft niet. Het leven gaat door. Wat dat betreft lijken we op elkaar, Ebba en ik. We zijn allebei praktisch ingesteld.’
‘Maar dat jullie durven te blijven!’
Mårten haalde zijn schouders op. ‘Soms moet je wel,’ zei hij en hij zette de tas midden in de kamer.
Anna hurkte neer, pakte de stoffen en legde ze naast elkaar op de vloer. Ze vertelde enthousiast welke stoffen ze voor meubels, gordijnen en kussens konden gebruiken en welke goed bij elkaar pasten. Na een poosje hield ze stil en ze keek Mårten aan. Zijn ogen waren niet op de stoffen gericht, maar op haar gezicht.
‘Je bent wel heel erg geïnteresseerd,’ zei ze ironisch, maar ze voelde dat ze bloosde. Zenuwachtig streek ze haar haar achter haar oren. Mårten bleef haar aankijken.
‘Heb je honger?’ vroeg hij.
Ze knikte langzaam. ‘Ja, best wel.’
‘Mooi zo.’ Mårten stond snel op. ‘Misschien kun jij ondertussen de boel opruimen? Ik ben zo terug.’
Hij verdween naar de keuken en Anna bleef achter tussen de stoffen, die om haar heen op de mooie, pas geschuurde houten vloer lagen. De zon viel schuin door het raam naar binnen en ze besefte dat het later was dan ze had gedacht. Even had ze het gevoel dat ze naar de kinderen moest, maar toen wist ze weer dat er niemand op haar wachtte. Het huis was leeg. Het enige wat lonkte was een eenzame maaltijd voor de tv, dus ze kon net zo goed blijven. Mårten was tenslotte ook alleen en het was gezelliger om samen te eten. Bovendien was hij al iets aan het klaarmaken en het zou onbeleefd zijn om weg te gaan nu ze al ja had gezegd.
Zenuwachtig begon ze de stoffen op te vouwen. Toen ze daarmee klaar was en ze op een stapel op de ladekast bij de muur had gelegd, hoorde ze Mårtens voetstappen op de trap en het gerinkel van glazen. Even later stapte hij met een dienblad in zijn handen de kamer in.
‘Ik heb even gekeken wat er nog was. Wat koud vlees en een paar stukjes kaas, en ik heb brood geroosterd. Maar met een lekker rood wijntje erbij is het vast wel te doen.’
‘Zeker weten. Maar ik houd het bij één glas. Het zou een schandaal worden als ik onderweg naar huis werd opgepakt wegens varen onder invloed.’
‘Nee, aan een schandaal wil ik niet meewerken.’ Mårten zette het dienblad neer.
Anna voelde haar hart harder kloppen. Eigenlijk zou ze niet moeten blijven om kaas te eten en wijn te drinken met iemand van wie haar handpalmen vochtig werden. Toch was dat precies wat ze wilde. Ze reikte naar een sneetje brood.
Twee uur later wist ze dat ze langer zou blijven. Het was geen bewuste keuze en ze hadden het er niet over gehad, maar het hoefde ook niet te worden uitgesproken. Toen de schemering viel, stak Mårten kaarsen aan en in het schijnsel van de flakkerende vlammen besloot Anna in het nu te leven. Heel even wilde ze het verleden het verleden laten. Door Mårten voelde ze zich weer levend.
Ze was dol op het avondlicht. Het was zoveel flatteuzer en vergevingsgezinder dan het onbarmhartige zonlicht overdag. Ia keek in de spiegel naar haar gezicht en haalde langzaam haar hand over de vlakke trekken. Wanneer was ze zich druk gaan maken om haar uiterlijk? Ze herinnerde zich dat ze toen ze jong was andere dingen een stuk belangrijker had gevonden. Daarna was de liefde het enige van betekenis geweest, en Leon was het gewend dat alles om hem heen mooi was. Sinds het moment waarop hun beider lot verbonden raakte, had Leon steeds grotere en gevaarlijker uitdagingen opgezocht. Zelf had ze sterker en met meer overgave liefgehad. Leons wensen hadden haar leven gestuurd en daarna was er geen weg terug geweest.
Ia boog zich dichter naar de spiegel toe, maar kon geen spijt in haar blik ontdekken. Zolang Leon net zozeer aan haar gebonden was als zij aan hem, had ze alles opgeofferd, maar op een gegeven moment had hij zich steeds meer teruggetrokken en leek hij het lot dat hen verenigde te zijn vergeten. Door het ongeluk had hij ingezien dat alleen de dood hen kon scheiden. De pijn die ze had ervaren toen ze hem uit de auto trok was niets vergeleken met wat ze zou hebben gevoeld als hij haar had verlaten. Dat zou ze niet hebben overleefd, niet na alles wat ze voor hem had opgegeven.
Maar nu kon ze hier niet langer blijven. Ze begreep niet waarom Leon per se terug had willen komen en ze had het niet moeten toestaan. Waarom zou je het verleden bezoeken als dat zoveel verdriet met zich meebracht? Toch had ze opnieuw zijn wens vervuld, maar nu was het genoeg. Ze kon niet blijven toekijken terwijl hij zichzelf in het verderf stortte. Het enige wat ze kon doen was naar huis gaan en wachten tot hij haar achternakwam, zodat ze verder konden gaan met het leven dat ze samen hadden opgebouwd. Hij kon zich in zijn eentje niet redden en nu zou hij genoodzaakt zijn dat in te zien.
Ia rekte zich uit en wierp een aarzelende blik op Leon, die met zijn rug naar haar toe op het terras zat. Daarna begon ze haar spullen in te pakken.
Erica stond in de keuken toen ze de voordeur open hoorde gaan. Het volgende moment kwam Patrik naar binnen gestoven.
‘Wat heb jij verdomme uitgespookt?’ schreeuwde hij. ‘Hoe haal je het in je hoofd om te verzwijgen dat er hier is ingebroken?’
‘Nou, ik ben er niet helemaal zeker van…’ probeerde ze, hoewel ze wist dat het zinloos was. Patrik was precies zo boos als Gösta had voorspeld.
‘Gösta zei dat je vermoedde dat John Holm erachter zat en toch heb je niets gezegd. Die mensen zijn gevaarlijk!’
‘Praat alsjeblieft iets zachter. De kinderen slapen net.’ Eigenlijk vroeg ze het net zozeer voor zichzelf. Ze verafschuwde conflicten en haar hele lichaam ging op slot zitten als iemand tegen haar schreeuwde. Vooral wanneer Patrik dat deed, misschien wel juist omdat hij zo zelden zijn stem tegen haar verhief. En het was nu nog erger omdat ze hem ergens wel gelijk moest geven.
‘Ga zitten, dan praten we erover. Ebba zit boven in mijn werkkamer naar het materiaal te kijken.’
Ze zag Patrik worstelen om zijn boosheid onder controle te krijgen. Hij haalde een paar keer diep adem en ademde door zijn neus uit. Hij leek te kalmeren, maar was nog steeds een beetje bleek toen hij knikte en aan tafel plaatsnam.
‘Ik hoop dat je een heel goede verklaring hebt, zowel hiervoor als voor het feit dat Gösta en jij achter mijn rug om zijn gegaan.’
Erica ging tegenover Patrik zitten en staarde een tijdje naar het tafelblad. Ze overwoog hoe ze haar woorden zo kon kiezen dat ze volledig eerlijk tegenover haar man was en toch zelf in een zo gunstig mogelijk daglicht kwam te staan. Toen haalde ze diep adem en vertelde dat ze contact had opgenomen met Gösta, omdat ze van Patrik had begrepen dat Gösta zich persoonlijk bij de verdwijning van de familie Elvander betrokken voelde. Ze gaf toe dat ze het niet tegen Patrik had willen zeggen, omdat ze wist dat hij er bezwaar tegen zou hebben en dat ze daarom Gösta ertoe had overgehaald elkaar een tijdlang te helpen. Patrik keek niet blij, maar hij leek in elk geval naar haar verhaal te willen luisteren. Toen ze vertelde dat ze bij John was geweest en daarna had ontdekt dat iemand had geprobeerd in haar computer te komen, werd hij bleek.
‘Je mag blij zijn dat ze niet het hele apparaat hebben meegenomen. Ik neem aan dat het te laat is om iemand te laten komen die vingerafdrukken kan veiligstellen?’
‘Ja, dat heeft nu niet veel zin meer. Ik heb er na die tijd achter gezeten en de kinderen komen ook overal met hun plakvingers.’
Patrik schudde gelaten zijn hoofd.
‘Ik weet ook niet of John er daadwerkelijk iets mee te maken heeft,’ zei Erica. ‘Ik ben daar alleen maar van uitgegaan omdat het gebeurde nadat ik toevallig dat briefje had meegenomen.’
‘Toevallig,’ snoof Patrik.
‘Maar dat heb ik inmiddels aan Kjell gegeven, dus er is niets aan de hand.’
‘Dat weten zij toch niet?’ Patrik keek haar aan alsof ze niet goed wijs was.
‘Nee, dat is zo. Maar daarna is er niets meer gebeurd.’
‘Is Kjell al verder gekomen? Je had me dat trouwens meteen moeten vertellen, het kan met de zaak te maken hebben.’
‘Geen idee. Dat moet je hem maar vragen,’ zei ze ontwijkend.
‘Het zou goed zijn geweest als ik dit eerder had geweten. Gösta heeft in elk geval het een en ander verteld over wat jullie aan de weet zijn gekomen.’
‘Ja, en morgen gaan we naar Schroot-Olle en dan krijgen we de spullen van het gezin.’
‘Schroot-Olle?’
‘Heeft Gösta dat niet verteld? We hebben bedacht wat er met de persoonlijke bezittingen van de Elvanders moet zijn gebeurd. Schroot-Olle was tijdens de internaatperiode kennelijk een soort manusje-van-alles bij de vakantiekolonie en toen Gösta hem ernaar vroeg, was zijn reactie: “Nou nou, het heeft wel heel lang geduurd voordat jullie over die spullen belden!”’ Erica lachte luid.
‘Dus die hebben al die tijd bij Schroot-Olle gelegen?’
‘Ja, en morgen om tien uur gaan Gösta en ik erheen om alles door te nemen.’
‘Niets daarvan,’ zei Patrik. ‘Ik ga met Gösta mee.’
‘Maar ik…’ begon ze. Toen besefte ze dat ze het maar beter kon opgeven. ‘Oké, jij je zin.’
‘Nu bemoei je je niet meer met deze zaak,’ zei hij waarschuwend, maar tot haar opluchting zag ze dat zijn boosheid was weggeëbd.
Ze hoorden voetstappen op de trap. Ebba kwam naar beneden en Erica stond op om verder te gaan met de afwas.
‘Vrede?’ vroeg ze.
‘Vrede,’ zei Patrik.
Hij zat in het donker naar haar te kijken. Het was haar schuld. Anna had zijn zwakte gebruikt en hem ertoe verleid zijn beloften aan Ebba te verbreken. Hij had beloofd Ebba in goede en slechte tijden lief te hebben, tot de dood hen scheidde. Dat hij nu had begrepen dat zij de schuld droeg van wat er was gebeurd, veranderde daar niets aan. Hij hield van haar en wilde haar vergeven. In zijn nette pak had hij voor haar gestaan en gezegd dat hij haar trouw zou zijn. Ze was heel mooi geweest in haar simpele witte jurk en ze had hem recht aangekeken, zijn woorden gehoord en ze in haar hart bewaard. Nu had Anna alles kapotgemaakt.
Ze maakte een knorrend geluidje en boorde haar hoofd in het kussen. Ebba’s kussen. Mårten wilde het wegrukken, zodat Anna’s geur het niet zou bezoedelen. Ebba gebruikte altijd dezelfde shampoo en de kussensloop rook vaak net als haar haar. Hij zat op het bed en balde zijn vuisten. Ebba had daar moeten liggen, met haar mooie gezicht in het maanlicht, zodat er schaduwen om haar neus en ogen ontstonden. Het hadden Ebba’s borsten moeten zijn die daar op- en neergingen, naakt boven de rand van het dekbed. Hij staarde naar Anna’s borsten. Die waren heel anders dan die van Ebba – dat waren slechts kleine knopjes – en daaronder liepen de littekens slingerend naar haar buik. Eerder die nacht hadden ze ruw gevoeld en nu walgde hij van de aanblik. Voorzichtig stak hij zijn hand uit, pakte het dekbed beet en trok het over haar lichaam. Haar weerzinwekkende lichaam, dat zich tegen het zijne had gedrukt en de herinnering aan Ebba’s huid had gewist.
Bij die gedachte kreeg hij braakneigingen. Hij moest dit ongedaan maken zodat Ebba terug kon komen. Hij bleef een poosje stil zitten. Toen pakte hij zijn eigen kussen en liet dat langzaam boven Anna’s gezicht zakken.