Fjällbacka 1919

 

 

 

 

De Sjölins gaven weer een feest. Dagmar was dankbaar voor elke keer dat ze gasten hadden. De extra inkomsten kwamen goed van pas en het was heerlijk om al die rijke en mooie mensen van dichtbij te mogen zien. Ze leefden zo’n geweldig en zorgeloos leven. Ze aten en dronken lekker en veel, ze dansten, zongen en lachten tot het ochtendgloren. Ze wenste dat haar leven er ook zo uitzag, maar vooralsnog moest ze blij zijn dat ze de gelukkigen mocht bedienen en een poosje in hun nabijheid mocht verkeren.

Dit feest leek heel bijzonder te worden. Ze was samen met het overige personeel ’s ochtends al naar het eiland voor de kust van Fjällbacka gebracht, en de boot had de hele dag heen en weer gevaren om eten, wijn en gasten te vervoeren.

‘Dagmar! Je moet meer wijn uit de aardkelder halen!’ riep mevrouw Sjölin en Dagmar haastte zich weg.

Ze vond het belangrijk om op goede voet te staan met de vrouw des huizes, omdat ze absoluut niet door haar in de gaten gehouden wilde worden. Want dan zou het haar maar al te gauw opvallen dat haar man tijdens de feesten op een bepaalde manier naar Dagmar keek en haar intieme kneepjes gaf. Soms mocht hij verder gaan, als zijn vrouw zich had verontschuldigd en naar bed was gegaan en de overige gasten te dronken waren of zo opgingen in hun eigen pleziertjes dat ze niet zagen wat er om hen heen gebeurde. Na die gelegenheden stopte de dokter haar meestal stiekem wat extra geld toe als het loon werd uitbetaald.

Snel pakte ze vier flessen wijn en haastte zich terug. Ze hield de flessen stevig tegen haar borst gedrukt, maar toen rende ze tegen iemand aan en de flessen vielen op de grond. Twee ervan gingen kapot en vertwijfeld besefte Dagmar dat die vast op haar loon zouden worden ingehouden. Ze begon te huilen en keek naar de man voor zich.

‘Neem me niet kwalijk!’ zei hij in het Deens, maar de woorden klonken vreemd uit zijn mond.

Haar ontzetting en vertwijfeling sloegen om in woede.

‘Waar bent u mee bezig? U snapt toch wel dat u niet zomaar voor de deur kunt gaan staan?’

‘Neem me niet kwalijk,’ herhaalde hij. ‘Ich verstehe nicht.’

Plotseling begreep Dagmar wie hij was. Ze was tegen de eregast van de avond aan gebotst: de Duitse oorlogsheld, de vliegenier die in de oorlog zo dapper had gevochten, maar na de pijnlijke nederlaag van Duitsland zijn brood verdiende als demonstratievlieger. Er was de hele dag over hem gefluisterd. Hij had kennelijk in Kopenhagen gewoond en het gerucht ging dat hij vanwege een schandaal naar Zweden had moeten vertrekken.

Dagmar staarde hem aan. Hij was de knapste man die ze ooit had gezien. Hij leek helemaal niet even dronken als de andere gasten en zijn blik was vast toen hij de hare ontmoette. Lange tijd stonden ze elkaar aan te kijken. Dagmar rechtte haar rug. Ze wist dat ze mooi was. Dat had ze vaak bevestigd gekregen van mannen die hun handen over haar lichaam hadden laten glijden en woordjes in haar oor hadden gekreund. Maar nooit eerder was ze zo blij geweest met haar schoonheid.

Zonder zijn ogen van haar af te wenden boog de vliegenier zich omlaag en begon de scherven van de flessen op te rapen. Voorzichtig liep hij naar een bosje en gooide ze daarin. Toen drukte hij zijn wijsvinger tegen zijn mond, liep naar de kelder en pakte twee nieuwe flessen. Dagmar glimlachte dankbaar en liep naar hem toe om ze aan te nemen. Haar blik viel op zijn handen en ze zag dat zijn linker wijsvinger bloedde.

Ze maakte een gebaar om aan te geven dat ze naar zijn hand wilde kijken en hij zette de flessen op de grond. Het was geen diepe wond, maar hij bloedde toch rijkelijk. Terwijl ze hem recht in de ogen keek, stopte ze zijn vinger in haar mond en zoog voorzichtig het bloed weg. Zijn pupillen werden wijder en ze zag het bekende glanzige vlies over zijn ogen verschijnen. Ze trok zich terug en tilde de flessen op. Toen ze wegliep naar het feestende gezelschap, voelde ze zijn blik in haar rug.