Zijn vader had hem geleerd hoe je een goede deal sloot. Lars-Åke ‘Loevert’ Månsson was een legende geweest en Sebastian had hem zijn hele jeugd bewonderd. Zijn vader had de bijnaam gekregen omdat hij altijd goede zaken deed en zich steeds uit de meest onmogelijke situaties wist te redden. ‘Lars-Åke kan zelfs te loevert spugen zonder een drup speeksel in zijn gezicht te krijgen,’ werd er gezegd.

Volgens Loevert was het eigenlijk heel eenvoudig om mensen te laten doen wat je wilde. Hij hanteerde hetzelfde basisprincipe als bij boksen: je identificeerde het zwakke punt van je tegenstander en vervolgens viel je dat voortdurend aan tot je als overwinnaar je armen in de lucht kon steken. Of, zoals in zijn geval, het grote geld kon binnenhalen. Zijn manier van zakendoen had hem populariteit noch respect gebracht, maar zoals hij zelf altijd zei: ‘Respect voedt geen hongerige monden.’

Dat was ook Sebastians devies geworden. Hij wist heel goed dat veel mensen hem verafschuwden en dat nog meer mensen bang voor hem waren, maar terwijl hij zo met een koud biertje naast zijn zwembad zat, kon hem dat geen barst schelen. Vrienden interesseerden hem niet. Vrienden hebben betekende dat je compromissen moest sluiten en een deel van je macht moest afstaan.

‘Pa? Ik wil met de jongens naar Strömstad, maar ik heb geen geld.’ Jon kwam in zijn zwembroek aanslenteren en keek zijn vader vragend aan.

Sebastian hield een hand boven zijn ogen tegen de zon en nam zijn twintigjarige zoon op. Soms zeurde Elisabeth dat hij Jon en zijn twee jaar jongere zusje Jossan te veel verwende, maar dan snoof hij slechts. Een strenge opvoeding, met regels en dergelijke, was voor de gewone man, niet voor hen. Zijn kinderen moesten leren wat het leven te bieden had en dat je moest pakken wat je wilde hebben. Over een poosje zou hij Jon de firma in loodsen en hem alles bijbrengen wat hijzelf van Loevert had geleerd, maar voorlopig mocht de jongen nog spelen.

‘Pak mijn goldcard maar. Die zit in mijn portemonnee in de hal.’

‘Tof. Bedankt, pa!’ Jon rende snel het huis in alsof hij bang was dat Sebastian van gedachten zou veranderen.

Toen Jon tijdens de tennisweek in Båstad zijn goldcard had geleend, had de rekening zeventigduizend kronen bedragen. Maar dat was peanuts, vooral als het Jon hielp om zijn positie te behouden onder de kameraden die hij op het Lundsberg-internaat had opgedaan. Daar hadden de geruchten over het vermogen van zijn vader er al snel voor gezorgd dat hij bevriend raakte met jongens die in de toekomst invloedrijke mannen zouden worden.

Het was natuurlijk Loevert die Sebastian het belang van de juiste contacten had geleerd. Contacten waren veel en veel waardevoller dan vrienden en zodra Loevert een paar namen van jongens had gehoord die naar het internaat op Valö zouden gaan, had hij zijn zoon daarheen gestuurd. Het enige wat hem ergerde was dat dat Jodenjong, zoals hij hem noemde, daar ook op school zat. De jongen had geen geld en geen achtergrond en zijn aanwezigheid haalde de status van de school omlaag. Maar wanneer Sebastian terugdacht aan die vreemde tijd van zo lang geleden, realiseerde hij zich dat hij Josef de aardigste leerling had gevonden. Josef had een drijfkracht gehad, een bezetenheid, die hij ook in zichzelf zag.

Nu ze door Josefs dwaze idee waren herenigd, moest hij toegeven dat hij bewondering voor Josef voelde, omdat die al het mogelijke wilde doen om zijn doel te bereiken. Dat ze niet hetzelfde doel nastreefden was niet relevant. Hij wist dat het ontwaken hard zou zijn, maar vermoedde dat Josef diep vanbinnen begreep dat dit project voor hem geen gelukkig eind zou krijgen. De hoop is echter het laatste dat sterft en Josef was zich er terdege van bewust dat hij moest doen wat Sebastian zei. Dat moest iedereen.

De gebeurtenissen van de afgelopen tijd waren ontegenzeggelijk interessant. Het gerucht dat er iets was gevonden op het eiland had zich snel verspreid. Toen Ebba terugkeerde waren de praatjes natuurlijk al begonnen. Alles wat de oude geschiedenis nieuw leven kon inblazen werd met open armen ontvangen. En nu was de politie erin gaan wroeten.

Sebastian draaide peinzend zijn bierglas tussen zijn handen rond en drukte het ter verkoeling tegen zijn borst. Hij vroeg zich af wat de anderen van de huidige gebeurtenissen dachten en of zij ook bezoek hadden gehad. Hij hoorde dat de Porsche op de oprit werd gestart. De kwajongen had dus zijn autosleutels gejat die naast zijn portemonnee hadden gelegen. Hij glimlachte. De jongen had pit. Als Loevert nog had geleefd, zou hij trots zijn geweest.

 

Sinds ze Valö de vorige dag had verlaten, waren er allerlei ideeën voor de inrichting de revue gepasseerd en vanochtend was ze bijna uit bed gesprongen. Dan had gelachen om haar enthousiasme, maar in zijn ogen was te zien hoe ongelooflijk blij hij voor haar was.

Het zou nog een hele tijd duren voordat ze serieus aan de slag kon, maar Anna was al ongeduldig. Het huis had een bepaalde aantrekkingskracht op haar, en dat kwam misschien doordat Mårten zo open en enthousiast op haar voorstellen had gereageerd. Hij had met iets van bewondering in zijn ogen naar haar gekeken en voor het eerst sinds lange tijd had ze zich interessant en capabel gevoeld. Toen ze belde om te vragen of ze terug kon komen om maten op te nemen en foto’s te maken, had hij gezegd dat ze meer dan welkom was.

Terwijl ze de afstand tussen de ramen in Ebba’s en Mårtens slaapkamer opmat, merkte Anna dat ze hem miste. De sfeer in het huis was anders als hij er niet was. Ze wierp een blik op Ebba, die bezig was de deurpost te verven.

‘Is het niet eenzaam hier?’

‘Dat valt best mee. Ik hou wel van de rust.’

Het antwoord kwam onwillig en de stilte in de kamer was zo drukkend dat Anna zich genoodzaakt voelde om nog iets te zeggen.

‘Heb je contact met iemand van je familie? Je biologische familie, bedoel ik.’ Ze kon haar tong wel afbijten. De vraag kon absoluut als onbeschaamd worden opgevat en zou Ebba misschien nog gereserveerder maken.

‘Er is niemand meer.’

‘Maar heb je onderzoek gedaan naar de geschiedenis van je familie? Je bent vast weleens nieuwsgierig geweest naar je ouders.’

‘Tot nog toe niet.’ Ebba stopte met verven en hield de kwast in de lucht. ‘Maar sinds ik hier woon, denk ik er natuurlijk wel over na.’

‘Erica heeft een heleboel materiaal.’

‘Ja, dat vertelde ze. Ik was van plan een keertje bij haar te gaan kijken, maar het is er nog niet van gekomen. Het voelt hier zo veilig. Ik zit als het ware aan het eiland vast.’

‘Ik kwam Mårten onderweg tegen. Hij was op weg naar het dorp.’

Ebba knikte. ‘Ja, hij reist heel wat af om boodschappen te doen, de post te halen en alle andere zaken te regelen. Ik zal proberen me te vermannen, maar…’

Anna stond op het punt om naar het kind te vragen dat Ebba en Mårten hadden verloren, maar ze kon het niet. Haar eigen verdriet was nog steeds te groot en ze was nog niet in staat om met iemand anders over zo’n verlies te praten. Maar ze vroeg zich wel af hoe het zat. Voor zover ze had kunnen zien waren er nergens in het huis sporen van een kind. Geen foto’s, geen spullen die erop wezen dat ze ooit ouders waren geweest. Er was alleen iets in hun ogen wat Anna herkende. Ze zag die blik elke dag in de spiegel.

‘Erica zei dat ze zou proberen uit te zoeken wat er met hun spullen is gebeurd. Misschien zitten er persoonlijke bezittingen tussen,’ zei ze, terwijl ze de maat van de vloer opnam.

‘Ja, ik ben het met haar eens dat het best vreemd is dat alles zomaar is verdwenen. Ze woonden hier en dan moeten ze toch allerlei spullen hebben gehad. Het lijkt me bijvoorbeeld heel leuk om spullen te vinden uit de tijd dat ik klein was. Kleren en speelgoed. Dingen die ik heb bewaard van…’ Ze stopte en ging weer verder met verven en de kamer vulde zich met het suizende geluid van de kwast. Ze boog met regelmatige tussenpozen voorover en doopte de kwast in een pot met witte verf die steeds leger raakte.

Toen ze Mårtens stem van beneden hoorden, verstijfde ze.

‘Ebba?’

‘Ik ben boven!’

‘Heb je nog iets nodig uit de kelder?’

Ebba liep naar de overloop om te antwoorden. ‘Een blik witte verf. Anna is hier ook.’

‘Ik zag de boot,’ riep Mårten terug. ‘Ik ga de verf halen, zet jij ondertussen koffie?’

‘Oké.’ Ebba draaide zich om naar Anna. ‘Jij hebt vast ook wel zin in een kopje.’

‘Lekker,’ zei Anna en ze begon de duimstok op te vouwen.

‘Ga gerust nog even door. Ik roep wel als de koffie klaar is.’

‘Prima, dan doe ik dat.’ Anna vouwde de duimstok weer uit en ging verder met meten. Ze noteerde de maten nauwkeurig op een schets. Dat zou haar werk vergemakkelijken als ze echt met het inrichten aan de slag ging.

Ze werkte een poosje geconcentreerd door en hoorde dat Ebba in de weer was in de keuken. Een kop koffie ging er nu wel in. Het liefst ergens in de schaduw. De hitte op de bovenverdieping begon zo langzamerhand ondraaglijk te worden en haar hemdje zat allang aan haar rug vastgeplakt.

Plotseling hoorde ze een luide knal gevolgd door een doordringende schreeuw. Anna schrok van het onverwachte geluid en de duimstok viel op de vloer. Ze hoorde nog een knal en zonder erbij na te denken rende ze zo snel de trap af dat ze bijna uitgleed op de versleten treden.

‘Ebba?’ riep ze, terwijl ze naar de keuken holde.

In de deuropening bleef ze abrupt staan. De ruit die uitkeek op de achterkant van het huis was versplinterd en onder het raam lag een grote hoop glas. Overal in de keuken lagen scherven. Ebba zat op haar hurken met haar armen over haar hoofd voor het fornuis op de vloer. Ze schreeuwde niet langer maar haalde stotend adem.

Anna rende de keuken in en voelde hoe stukjes glas onder haar schoenen werden verbrijzeld. Ze sloeg haar armen om Ebba heen en probeerde te kijken of ze gewond was, maar ze zag geen bloed. Snel keek ze in het rond om te zien wat de oorzaak was van het versplinterde raam. Toen haar blik op de achterste muur van de keuken viel, hapte ze heftig naar adem. In de muur waren duidelijk twee kogelgaten te zien.

‘Ebba! Wat was dat in godsnaam?’ Mårten kwam vanaf de keldertrap naar de keuken gerend.

Zijn ogen schoten tussen Ebba en het raam heen en weer en even later stond hij bij zijn vrouw.

‘Is ze gewond? Ze is toch niet gewond?’ Hij pakte Ebba vast en wiegde haar in zijn armen.

‘Volgens mij niet, maar het lijkt erop dat iemand heeft geprobeerd op haar te schieten.’

Anna’s hart ging tekeer en ineens realiseerde ze zich dat ze wellicht in gevaar verkeerden. Misschien bevond de schutter zich nog steeds ergens daarbuiten.

‘We moeten hier weg,’ zei ze en ze gebaarde naar het raam.

Mårten begreep meteen wat ze bedoelde.

‘Niet overeind komen, Ebba. We moeten uit de buurt van het raam blijven.’ Hij praatte duidelijk, alsof hij het tegen een kind had.

Ebba knikte en deed wat hij zei. Gebukt haastten ze zich naar de hal. Anna keek angstig naar de voordeur. Wat als de schutter via die weg binnenkwam, over de drempel stapte en op hen begon te schieten? Mårten zag haar blik, vloog naar voren en draaide het slot om.

‘Kun je nog ergens anders binnenkomen?’ vroeg ze en ze merkte dat haar hart nog steeds hard bonsde.

‘Via een kelderdeur, maar die zit op slot.’

‘En het keukenraam? Dat is nu helemaal kapot.’

‘Dat zit veel te hoog,’ zei hij, maar hij klonk kalmer dan hij eruitzag.

‘Ik bel de politie.’ Anna pakte haar handtas, die op een kastje in de hal lag. Haar handen beefden toen ze haar mobieltje eruit haalde. Terwijl ze de telefoon hoorde overgaan, keek ze naar Mårten en Ebba. Ze zaten op de onderste traptree. Mårten had zijn armen om zijn vrouw geslagen en Ebba leunde met haar hoofd tegen zijn borst.

 

‘Hallo, waar zijn jullie geweest?’

Erica maakte van schrik een sprongetje toen ze vanuit het huis een stem hoorde.

‘Kristina?’ Ze staarde naar haar schoonmoeder, die met een vaatdoek in haar hand uit de keuken kwam.

‘Ik heb mezelf binnengelaten. Gelukkig had ik de sleutel nog van toen jullie op Mallorca waren en ik voor de planten zorgde, anders was ik voor niets uit Tanumshede gekomen,’ zei ze en ze liep weer terug naar de keuken.

Je had natuurlijk ook kunnen bellen of het schikte, dacht Erica. Ze trok de kinderen hun schoenen uit, haalde diep adem en liep de keuken in.

‘Ik kwam even een paar uurtjes helpen. Ik weet immers hoe het er bij jullie uitziet. Dat had in mijn tijd nooit gekund. Je weet nooit wie er op bezoek komt en je wilt je huis toch zeker niet in deze staat aan iemand tonen?’ zei Kristina, terwijl ze als een bezetene het aanrecht schoonveegde.

‘Nee, je kunt nooit weten wanneer de koning langs komt wippen voor een kop koffie.’

Kristina draaide zich met een verbouwereerd gezicht om. ‘De koning? Waarom zou de koning hier langskomen?’

Erica drukte haar kaken zo stevig op elkaar dat ze bijna stijf werden, maar ze hield haar mond. Dat was meestal het beste.

‘Waar zijn jullie geweest?’ vroeg Kristina nog een keer, terwijl ze de keukentafel met de vaatdoek onder handen nam.

‘In Uddevalla.’

‘Ben je echt met de kinderen heen en weer gereden naar Uddevalla? De arme stakkers. Waarom heb je me niet gebeld, dan had ik op ze kunnen passen. Ik had dan weliswaar mijn koffieafspraak met Görel moeten afzeggen, maar wat doet een mens niet voor zijn kinderen en kleinkinderen? Dat is nu eenmaal ons levenslot. Dat zul je begrijpen als je ouder bent en de kinderen wat groter zijn.’

Ze stopte even om stevig over een klodder jam te wrijven die op het tafelzeil was opgedroogd.

‘Maar er komt een dag dat ik jullie misschien niet meer kan helpen, dat kan heel snel gaan. Ik ben over de zeventig en niemand weet hoe lang ik het nog aankan.’

Erica knikte en forceerde een dankbare glimlach.

‘Hebben de kinderen gegeten?’ vroeg Kristina, en Erica verstijfde. Ze was vergeten de kinderen eten te geven. Ze moesten uitgehongerd zijn, maar dat zou ze tegenover haar schoonmoeder nooit toegeven.

‘We hebben onderweg een worstje gegeten. Maar ze willen nu vast lunchen.’

Resoluut liep ze naar de koelkast om te kijken wat ze klaar kon maken. Het snelst was yoghurt met cornflakes, zag ze, en dus zette ze de yoghurt op tafel en pakte een pak Frosties uit de kast.

Ze hoorde een bedroefde zucht van Kristina. ‘In mijn tijd kregen de kinderen altijd een echte maaltijd, iets anders kwam niet bij ons op. Patrik en Lotta kregen nooit halffabricaten voorgeschoteld en kijk eens hoe gezond ze altijd zijn. De basis voor een goede gezondheid is je voeding, dat heb ik altijd al gezegd, maar ik geloof niet dat er nog iemand is die naar oude wijsheden luistert. De jongelui van tegenwoordig denken dat ze het beter weten en alles moet tegenwoordig heel snel gaan.’ Ze raakte buiten adem en net op dat moment verscheen Maja in de keuken.

‘Mama, ik heb vreselijke honger en Noel en Anton ook. Mijn buik is helemaal leeg.’ Ze wreef over haar buik die, zoals bij de meeste kinderen van haar leeftijd, nog steeds een beetje bol was.

‘Maar jullie hebben onderweg toch een worstje gegeten?’ zei Kristina en ze streek Maja over haar wang.

‘Nee, we hebben helemaal geen worstje gegeten. We hebben alleen ontbeten en ik heb honger. Reuzehonger!’

Erica keek haar kleine verrader boos aan en voelde Kristina’s veroordelende blik in haar rug.

‘Ik wil wel pannenkoeken voor ze bakken,’ zei Kristina en Maja sprong op en neer van blijdschap.

‘Oma’s pannenkoeken! Ik wil oma’s pannenkoeken.’

‘Dat is aardig van je.’ Erica zette de yoghurt terug. ‘Dan ga ik me boven even verkleden en iets opzoeken voor mijn werk.’

Kristina had zich omgedraaid en was al bezig de ingrediënten voor het pannenkoekenbeslag te pakken. De pan stond al warm te worden op het fornuis.

‘Doe dat, dan zorg ik ervoor dat die arme kinderen wat te eten krijgen.’

Terwijl ze langzaam tot tien telde, liep Erica naar boven. Eigenlijk hoefde ze helemaal niets op te zoeken, ze had alleen even een moment voor zichzelf nodig. Patriks moeder bedoelde het goed, maar ze wist precies welke knoppen ze moest indrukken om Erica tot waanzin te drijven. Patrik had er vreemd genoeg niet evenveel last van en dat ergerde Erica nog meer. Telkens als ze met hem over Kristina probeerde te praten, over iets wat ze had gezegd of gedaan, zei hij alleen: ‘Ach, maak je er niet zo druk om. Mama draaft soms wat door, maar laat haar haar gang toch gaan.’

Misschien ging dat zo tussen moeders en zonen en misschien zou zij op een dag een even lastige schoonmoeder zijn voor de vrouwen van Noel en Anton. Maar diep vanbinnen dacht ze niet dat dat zou gebeuren. Ze zou de beste schoonmoeder van de hele wereld zijn, zo eentje met wie de schoondochters als een vriendin omgingen en die ze in vertrouwen namen. Ze zouden willen dat Patrik en zij altijd meegingen op vakantie en ze zou hen met de kinderen helpen, en als ze het druk hadden op hun werk, zou ze naar hun huis gaan en helpen met schoonmaken en eten koken. Waarschijnlijk zou ze een eigen sleutel hebben en… Erica stopte ineens. Misschien was het bij nader

inzien toch niet zo makkelijk om de perfecte schoonmoeder te zijn.

In de slaapkamer trok ze een korte spijkerbroek en een T-shirt aan. Het witte shirt was haar favoriet. Ze verbeeldde zich dat het haar slanker maakte. Haar gewicht had in de loop van de jaren weliswaar wat geschommeld, maar vroeger had ze altijd maatje 38 gehad. Nu moest ze al een aantal jaren maat 42 kopen, ja, eigenlijk al sinds de geboorte van Maja. Hoe was het zover gekomen? Voor Patrik gold hetzelfde. Om te zeggen dat hij goedgetraind was toen ze elkaar leerden kennen was misschien overdreven, maar hij had wel een platte buik gehad. Tegenwoordig stak die behoorlijk naar voren en helaas moest ze bekennen dat ze bierbuiken een van de onaantrekkelijkste dingen vond die er bestonden. Ze vroeg zich af of hij net zo over haar dacht. Zij zag er ook anders uit dan toen ze elkaar leerden kennen.

Ze wierp een laatste blik in de passpiegel, schrok en draaide zich om. Iets was anders dan anders in de kamer. Ze keek om zich heen en probeerde zich te herinneren hoe de slaapkamer er die ochtend had uitgezien. Het was moeilijk om een specifiek beeld van vandaag te krijgen, maar ze zou zweren dat er iets was veranderd. Was Kristina hier misschien geweest? Nee, dan zou ze de boel hebben opgeruimd en het bed hebben opgemaakt en dat was niet gebeurd. Dekbedden en kussens lagen door elkaar en de sprei lag zoals gewoonlijk verfrommeld op het voeteneind. Erica keek nog een keer nadenkend rond, maar haalde toen haar schouders op. Waarschijnlijk was het maar verbeelding.

Ze liep verder naar de werkkamer, ging achter de computer zitten en wachtte tot ze haar wachtwoord kon invoeren. Verbaasd staarde ze naar het scherm. Iemand had geprobeerd om op haar computer in te loggen. Na drie mislukte pogingen verscheen nu de beveiligingsvraag: HOE HEETTE JE EERSTE HUISDIER?

Met een groeiend gevoel van onbehagen liet ze haar blik door de werkkamer glijden. Ja, er was absoluut iemand geweest. Het leek misschien één grote chaos, maar ze wist altijd precies waar alles lag en nu kon ze zien dat iemand aan haar spullen had gezeten. Maar waarom? Hadden ze ergens naar gezocht en zo ja, naar wat? Ze bleef een hele tijd zoeken of er iets ontbrak, maar alles leek er nog te zijn.

‘Erica?’

Kristina riep haar van beneden en nog altijd met een onbehaaglijk gevoel in haar lijf kwam ze overeind om te horen wat haar schoonmoeder wilde.

‘Ja?’ Ze leunde over de trapleuning.

Kristina stond met een verwijtend gezicht beneden in de hal.

‘Je moet erom denken de terrasdeur goed dicht te doen. Dit had helemaal verkeerd kunnen aflopen. Gelukkig zag ik Noel door het keukenraam. Hij was al buiten en rende naar de straat. Godzijdank had ik hem op tijd te pakken, maar met kleine kinderen in huis kun je geen deuren open laten staan. In een oogwenk zijn ze verdwenen.’

Erica werd koud. Ze wist heel zeker dat de terrasdeur dicht was geweest toen ze weggingen. Na een korte aarzeling pakte ze de telefoon om Patrik te bellen. Even later hoorde ze hem in de keuken rinkelen. Hij had zijn mobieltje op het aanrecht laten liggen. Ze verbrak de verbinding.

 

Paula kwam steunend uit de bank omhoog. De lunch was klaar en hoewel de gedachte aan eten haar misselijk maakte, wist ze dat ze moest. Normaal gesproken was ze dol op haar moeders eten, maar door de zwangerschap was haar eetlust verdwenen en als ze zelf had mogen beslissen, zou ze op zoute crackers en ijs hebben geleefd.

‘Daar heb je het nijlpaard!’ zei Mellberg en hij trok een stoel voor haar bij.

Ze reageerde niet op het grapje dat ze al zo vaak had gehoord. ‘Wat staat er op het menu?’

‘Vleesschotel, bereid in de gietijzeren pan. Het is belangrijk dat je ijzer binnenkrijgt,’ zei Rita, die een enorme portie opschepte en het bord voor Paula neerzette.

‘Fijn dat ik bij jullie mag komen eten. Ik heb tegenwoordig helemaal geen zin om te koken. Vooral niet als Johanna werkt.’

‘Dat spreekt toch vanzelf, meisje,’ zei Rita en ze glimlachte naar haar dochter.

Paula haalde diep adem voordat ze het eerste hapje naar haar mond bracht. Ze kreeg het bijna niet weg, maar bleef koppig kauwen. Het kind had de energie nodig.

‘Hoe gaat het op het werk?’ vroeg ze na een poosje. ‘Zit er schot in de Valö-zaak?’

Mellberg werkte zijn portie naar binnen voordat hij antwoordde.

‘Zeker, we boeken vooruitgang. Ik werk me uit de naad en dat levert natuurlijk resultaat op.’

‘Wat hebben jullie tot nog toe ontdekt?’ zei Paula. Ze wist heel goed dat Bertil, hoewel hij hoofd van het politiebureau was, geen antwoord zou kunnen geven op die vraag.

‘Tja…’ Hij zag er verward uit. ‘We hebben om het zo maar te zeggen nog geen duidelijk overzicht van de resultaten.’

Zijn mobieltje rinkelde en dankbaar voor de onderbreking ging hij van tafel om op te nemen.

‘Met Mellberg (…) Hoi, Annika (…) Waar is Hedström dan, verdomme? En Gösta? (…) Hoezo krijg je ze niet te pakken? (…) Valö? Ja, maar daar kan ik wel heen (…) Ik ga erheen, zei ik!’ Hij verbrak de verbinding en in zichzelf mopperend liep hij naar de hal.

‘Waar ga je heen? Je hebt nog niet afgeruimd,’ riep Rita.

‘Een belangrijke politieaangelegenheid. Er is geschoten op Valö. Ik heb geen tijd voor huishoudelijke klusjes.’

Paula merkte dat haar levensgeesten werden opgewekt en stond zo snel ze maar kon op van haar stoel.

‘Wacht, Bertil! Wat zei je? Is er iemand neergeschoten op Valö?’

‘Ik heb nog geen details, maar ik heb Annika duidelijk gemaakt dat ik erheen ga en persoonlijk de leiding van de zaak op me neem.’

‘Ik ga met je mee,’ zei Paula, terwijl ze puffend op een krukje ging zitten om haar schoenen aan te trekken.

‘Geen sprake van,’ zei Bertil. ‘Bovendien heb je vakantie.’

Hij kreeg meteen bijval van Rita, die de keuken uit kwam gestormd.

‘Ben je helemaal gek geworden!’ schreeuwde ze zo hard dat het een wonder was dat ze Leo niet wakker maakte, die op Rita’s en Bertils slaapkamer zijn middagdutje deed in het logeerbedje. ‘In jouw toestand moet je je niet in zo’n situatie begeven.’

‘Goed zo, laat je dochter haar verstand gebruiken.’ Mellberg legde zijn hand op de deurkruk en wilde vertrekken.

‘Je gaat nergens heen zonder mij. Als je dat wel doet, lift ik naar Fjällbacka en zorg ik zelf wel dat ik op het eiland kom.’

Paula had haar besluit genomen. Ze had er genoeg van om stil te zitten en niets omhanden te hebben. Haar moeder bleef foeteren, maar ze wuifde haar bezwaren weg.

‘Die dwaze vrouwen ook altijd,’ zei Mellberg.

Hij wist dat hij was verslagen en liep vooruit naar de auto. Toen Paula beneden kwam, had hij de motor gestart en de airco aangezet.

‘Je moet me wel beloven dat je het kalm aan doet en uit de buurt blijft als er heibel komt.’

‘Ik beloof het,’ zei Paula en ze nam plaats op de passagiersstoel. Voor het eerst in maanden voelde ze zich weer zichzelf en geen lopende couveuse. Terwijl Mellberg Victor Bogesjö van de Reddingsbrigade belde om te zeggen dat ze naar het eiland moesten, vroeg ze zich af wat ze daar zouden aantreffen.