Patrik had zijn collega’s bij elkaar geroepen voor overleg. Met name Mellberg moest van de situatie op de hoogte worden gebracht. Hij schraapte zijn keel. ‘Jij was er dit weekend niet, Bertil, maar je hebt misschien gehoord wat er is gebeurd?’
‘Nee, wat dan?’ Mellberg keek Patrik sommerend aan.
‘Er is zaterdag brand geweest bij de vakantiekolonie op Valö. Het lijkt erop dat die is aangestoken.’
‘Brandstichting?’
‘Het is nog niet bevestigd. We wachten op het rapport van Torbjörn,’ zei Patrik. Hij aarzelde even voordat hij verderging. ‘Maar er zijn toch genoeg aanwijzingen om ermee verder te gaan.’
Patrik wees naar Gösta, die met een pen in zijn hand bij het whiteboard stond.
‘Gösta is bezig het materiaal te verzamelen over het gezin dat op Valö verdween. Hij…’ begon Patrik, maar hij werd onderbroken.
‘Ik weet wat je bedoelt. Iedereen kent dat oude verhaal. Maar wat heeft dat hiermee te maken?’ vroeg Mellberg. Hij boog zich voorover en krabde zijn hond Ernst, die onder zijn stoel lag.
‘Dat weten we niet.’ Patrik voelde zich nu al moe. Altijd die discussies met Mellberg, die in theorie het hoofd van het bureau was, maar in de praktijk de verantwoordelijkheid maar wat graag aan Patrik overliet. Als hij zelf na afloop maar met de eer mocht strijken. ‘We onderzoeken dit voorlopig onbevooroordeeld. Maar het lijkt vreemd dat zoiets gebeurt op het moment dat de achtergelaten dochter na vijfendertig jaar terugkomt.’
‘Ze hebben het huis vast zelf in de fik gestoken. Voor het verzekeringsgeld,’ zei Mellberg.
‘Ik ben hun financiële situatie aan het bekijken.’ Martin zat naast Annika en leek ongebruikelijk mat. ‘Als het goed is, kan ik morgenochtend het een en ander laten zien.’
‘Mooi. Jullie zullen zien dat het mysterie dan is opgelost. Ze kwamen erachter dat het veel te duur zou worden om die bouwval te renoveren en besloten dat het meer zou opleveren als ze de boel lieten afbranden. Dat heb ik zo vaak meegemaakt toen ik nog in Göteborg werkte.’
‘We beperken ons zoals gezegd niet tot één afzonderlijke verklaring,’ zei Patrik. ‘Nu vind ik dat Gösta mag vertellen wat hij zich van de zaak kan herinneren.’
Hij ging zitten en knikte naar Gösta dat hij kon beginnen. Wat Erica gisteren tijdens hun boottochtje langs de scherenkust had verteld was fascinerend geweest, en nu wilde hij horen wat Gösta over het oude onderzoek kon melden.
‘Jullie weten er natuurlijk al het een en ander van, maar als jullie er geen bezwaar tegen hebben, wil ik bij het begin beginnen.’ Gösta keek rond en iedereen aan tafel knikte.
‘Op 13 april 1974, op paaszaterdag, belde iemand naar de politie in Tanum en zei dat we naar het internaat op Valö moesten komen. Die persoon zei niet wat er was gebeurd en hing weer op. Het gesprek werd aangenomen door het oude hoofd van het politiebureau en hij had niet kunnen horen of de beller een man of een vrouw was.’ Gösta stopte even en leek in zijn herinnering terug te gaan naar het verleden. ‘Mijn collega Henry Ljung en ik kregen de opdracht erheen te gaan om te kijken wat er aan de hand was. Een halfuur later waren we ter plaatse en we ontdekten iets heel vreemds. De tafel in de eetkamer was gedekt voor de paaslunch en het eten was half opgegeten, maar er was geen spoor te bekennen van het gezin dat er woonde. Er was alleen een meisje van één jaar, Ebba, dat in haar eentje ronddrentelde. Het was alsof de rest van het gezin in rook was opgegaan. Alsof ze tijdens de maaltijd waren opgestaan en ineens waren verdwenen.’
‘Poef,’ zei Mellberg en Gösta keek hem vernietigend aan.
‘Waar waren alle leerlingen?’ vroeg Martin.
‘Omdat het paasvakantie was, waren de meeste jongens thuis bij hun ouders. Er waren er maar een paar op Valö gebleven en die zagen we niet toen we aankwamen, maar na een poosje doken er vijf jongens in een boot op. Ze zeiden dat ze een paar uur waren wezen vissen. In de weken daarna werden ze uitgebreid ondervraagd, maar ze wisten niet wat er met het gezin kon zijn gebeurd. Ik heb zelf met ze gepraat, maar ze zeiden allemaal hetzelfde: dat ze niet waren uitgenodigd voor de paaslunch en daarom waren gaan vissen. Toen ze vertrokken was alles normaal geweest.’
‘Lag de boot van het gezin nog bij de steiger?’ vroeg Patrik.
‘Ja. En we hebben het hele eiland uitgekamd, maar ze waren als van de aardbodem verdwenen.’ Gösta schudde zijn hoofd.
‘Met z’n hoevelen waren ze eigenlijk?’ Mellberg leek tegen zijn zin nieuwsgierig te zijn geworden en leunde naar voren om te luisteren.
‘Het gezin bestond uit twee volwassenen en vier kinderen. Een van de kinderen was de kleine Ebba, dus twee volwassenen en drie kinderen waren verdwenen.’ Gösta draaide zich om om op het bord te schrijven. ‘De vader van het gezin, Rune Elvander, was rector van het internaat. Hij was oud-militair en wat hij voor ogen had was een school voor goed bemiddelde jongens wier ouders hoge eisen stelden aan opleiding, karaktervormende discipline en verkwikkende activiteiten in de openlucht. Als ik me niet vergis werd de school zo beschreven in een informatiebrochure.’
‘Jee, dat klinkt als iets van de jaren twintig,’ zei Mellberg.
‘Er zijn altijd ouders die terugverlangen naar de goede oude tijd, en dat was precies wat Rune Elvander aanbood,’ zei Gösta en hij ging verder met zijn verhaal. ‘Ebba’s moeder heette Inez. Ten tijde van de verdwijning was ze drieëntwintig, een stuk jonger dus dan Rune, die in de vijftig was. Rune had ook drie kinderen uit een eerder huwelijk: Claes, negentien, Annelie van zestien en Johan, die negen was. Hun moeder, Carla, was ruim een jaar voordat Rune hertrouwde overleden. Volgens de vijf jongens leken er problemen te zijn binnen het gezin, maar veel meer kwamen we niet van ze te weten.’
‘Hoeveel jongeren waren er op het internaat als ze geen vakantie hadden?’ vroeg Martin.
‘Dat wisselde een beetje, maar rond de twintig. Naast Rune waren er nog twee leraren, maar die waren tijdens de vakantie vrij.’
‘Ik neem aan dat ze een alibi hadden voor het tijdstip van de verdwijning?’ Patrik keek Gösta aandachtig aan.
‘Ja. De ene vierde Pasen bij zijn familie in Stockholm. Tegen de andere koesterden we aanvankelijk enige achterdocht omdat hij zich in allerlei bochten wrong en niet echt wilde vertellen waar hij was geweest. Maar toen bleek dat hij met zijn vriend op zonvakantie was geweest en dat dat de reden van alle geheimzinnigdoenerij was. Hij wilde niet dat bekend zou raken dat hij homoseksueel was, want dat had hij op school goed verborgen weten te houden.’
‘Hoe zat het met de leerlingen die tijdens de vakantie naar huis waren gegaan? Hebben jullie die gecontroleerd?’ vroeg Patrik.
‘Allemaal. Alle ouders verklaarden dat hun zoon de paasdagen thuis had doorgebracht en niet in de buurt van het eiland was geweest. Ze leken trouwens zeer tevreden over de invloed die de school op hun kinderen had en vonden het uitermate vervelend dat de jongens niet terug konden naar het internaat. Ik kreeg de indruk dat de meeste ouders het zelfs lastig vonden om hun kind tijdens de vakantie thuis te moeten hebben.’
‘Oké, en jullie hebben dus geen fysieke sporen gevonden die erop wezen dat er iets met het gezin was gebeurd?’
Gösta schudde zijn hoofd. ‘We beschikten natuurlijk niet over de apparatuur en de kennis van tegenwoordig, en het technische onderzoek was daar ook naar. Maar iedereen deed wat hij kon en er was niets. Of liever gezegd: we vonden niets. Toch heb ik altijd het gevoel gehad dat we iets over het hoofd zagen, al kan ik niet goed zeggen wat.’
‘Wat is er met het meisje gebeurd?’ vroeg Annika. Haar hart bloedde altijd voor kinderen die het moeilijk hadden.
‘Er was geen andere familie, dus Ebba werd bij een pleeggezin in Göteborg geplaatst. Voor zover ik weet hebben zij haar daarna geadopteerd.’ Gösta viel stil en keek naar zijn handen. ‘Ik durf te stellen dat we goed werk hebben verricht. We hebben alle mogelijke sporen onderzocht en geprobeerd een motief te vinden. We hebben in Runes verleden gewroet, maar geen oude familiegeheimen gevonden. We hebben in heel Fjällbacka een buurtonderzoek gehouden om te horen of iemand iets bijzonders had opgemerkt. Ja, we hebben de zaak van alle denkbare kanten bekeken, maar het leverde allemaal niets op. Zonder bewijzen was het onmogelijk om te concluderen of ze waren vermoord of ontvoerd of gewoon vrijwillig waren vertrokken.’
‘Bijzonder fascinerend, dat moet ik zeggen.’ Mellberg schraapte zijn keel. ‘Maar ik begrijp nog steeds niet waarom we hier verder in moeten spitten. Er is toch geen reden om de dingen ingewikkelder te maken dan ze zijn? Of die Ebba en haar man hebben de brand zelf aangestoken, of een paar kinderen hebben een kwajongensstreek uitgehaald.’
‘Dit lijkt me veel te geavanceerd voor een groepje verveelde tieners,’ zei Patrik. ‘Als die iets in de fik willen steken, doen ze dat wel in het dorp. Daarvoor gaan ze heus niet met de boot naar Valö. En zoals we al zeiden, onderzoekt Martin of er eventueel sprake is van verzekeringsfraude. Maar hoe meer ik over deze oude zaak hoor, hoe meer ik het gevoel heb dat de brand verband houdt met de verdwijning van het gezin.’
‘Jij en je gevoel ook altijd,’ zei Mellberg. ‘We hebben niets concreets dat op een verband wijst. Ik weet dat je in het verleden een paar keer gelijk hebt gehad, maar deze keer kraam je echt onzin uit.’ Mellberg stond op, zichtbaar tevreden met zijn laatste opmerking, die hij als de waarheid van de dag beschouwde.
Patrik haalde zijn schouders op en liet het commentaar van zich af glijden. Hij maakte zich al lang niet meer druk om wat Mellberg vond, als hij dat ooit al had gedaan. Hij verdeelde de taken en sloot de bijeenkomst af.
Toen hij de kamer uit liep, kwam Martin naar hem toe en nam hem apart.
‘Kan ik vanmiddag vrij nemen? Ik weet dat ik er nogal laat mee kom…’
‘Ja, natuurlijk kan dat als het belangrijk is. Een speciale reden?’
Martin leek te aarzelen. ‘Het is privé. Ik wil er op dit moment liever niet over praten, goed?’
Iets in Martins stem deed Patrik besluiten niet door te vragen, maar het kwetste hem een beetje dat Martin hem niet in vertrouwen wilde nemen. Hij vond dat ze in de loop van de jaren zo’n hechte band hadden opgebouwd dat Martin het hem best kon vertellen als er iets mis was.
‘Ik kan het even niet opbrengen,’ zei Martin alsof hij Patriks gedachte kon raden. ‘Maar je vindt het dus goed dat ik na de lunch ga?’
‘Natuurlijk, geen probleem.’
Martin glimlachte zwak, draaide zich toen om en wilde gaan.
‘Hé,’ zei Patrik. ‘Ik ben er voor je als je wilt praten.’
‘Ik weet het.’ Martin aarzelde even. Toen verdween hij de gang in.
Toen Anna de trap af liep, wist ze al wat ze in de keuken zou aantreffen. Dan in zijn versleten ochtendjas, verdiept in de krant met een kop koffie in zijn hand.
Toen hij haar over de drempel zag stappen, lichtte zijn gezicht op.
‘Goedemorgen, lieverd.’ Hij strekte zich uit voor een zoen.
‘Goedemorgen.’ Anna draaide haar hoofd weg. ‘Ik ruik niet zo fris uit mijn mond,’ zei ze verontschuldigend, maar het kwaad was al geschied. Dan stond zonder iets te zeggen op en zette zijn kopje in de gootsteen.
Waarom was het allemaal zo moeilijk? Ze zei en deed voortdurend de verkeerde dingen. Ze wilde dat het weer goed zou komen, dat het weer werd zoals het vroeger was geweest. Ze wilde terug naar de vanzelfsprekendheid die ze vóór het ongeluk hadden gehad.
Dan rommelde met de afwas van het ontbijt. Ze liep naar hem toe en sloeg haar armen om hem heen, legde haar wang tegen zijn rug. Maar ze voelde alleen de frustratie in zijn gespannen lijf. Die verspreidde zich naar haar en het verlangen naar intimiteit verdween weer. Of en wanneer het terug zou komen viel onmogelijk te zeggen.
Met een zucht liet ze Dan los en ging aan de keukentafel zitten.
‘Ik moet weer aan het werk,’ zei ze. Ze pakte een boterham en reikte naar het botermesje.
Dan draaide zich om, leunde tegen het aanrecht en sloeg zijn armen over elkaar.
‘Wat zou je dan willen gaan doen?’
Anna aarzelde even voordat ze antwoordde. ‘Ik zou iets voor mezelf willen beginnen,’ zei ze uiteindelijk.
‘Wat een superidee! Waar denk je aan? Een winkel? Ik kan rondvragen of er iets leeg staat.’
Dan lachte met zijn hele gezicht en op de een of andere manier temperde zijn enthousiasme dat van haar. Dit was haar idee en ze wilde het niet delen. Waarom dat zo was, kon ze niet eens aan zichzelf uitleggen.
‘Ik wil het alleen doen,’ zei ze en ze hoorde zelf hoe scherp ze klonk.
Dans vrolijke gezicht betrok meteen.
‘Je gaat je gang maar,’ zei hij en hij begon weer met de afwas te rammelen.
Shit, shit, shit. Anna vloekte inwendig en kneep haar handen hard dicht.
‘Ik heb inderdaad aan een winkel gedacht. Maar dan zou ik ook iets met interieurstyling willen doen, antieke spullen inkopen en zo.’ Ze babbelde door en probeerde Dans aandacht weer te trekken. Maar hij bleef met de glazen en borden rammelen en antwoordde niet eens. Zijn rug was hard en onverzoenlijk.
Anna legde de boterham op haar bord. Ze had geen trek meer.
‘Ik ga even naar buiten,’ zei ze en ze stond op om zich boven aan te kleden. Dan antwoordde nog steeds niet.
‘Wat gezellig dat je kon komen lunchen,’ zei Pyttan.
‘Het is altijd weer leuk om te zien hoe de chic leeft.’ Sebastian lachte en sloeg Percy zo hard op zijn rug dat hij begon te hoesten.
‘Nou, jullie hebben het ook niet slecht.’
Percy glimlachte besmuikt. Pyttan had er nooit een geheim van gemaakt wat ze van Sebastians poenige huis met de twee zwembaden en de tennisbaan vond. Het huis was qua oppervlak weliswaar kleiner dan Fygelsta, maar er was des te meer geld aan uitgegeven. ‘Smaak is niet te koop,’ zei ze altijd als ze daar waren geweest, haar neus ophalend voor de blinkende gouden lijsten en de enorme kristallen kroonluchters. Hij was geneigd haar gelijk te geven.
‘Ga zitten,’ zei hij en hij ging Sebastian voor naar de tafel die buiten op het terras was gedekt. In deze tijd van het jaar was Fygelsta onovertrefbaar. Het mooie park strekte zich uit zo ver het oog reikte. Generaties lang was het met zorg onderhouden, maar nu was het slechts een kwestie van tijd voor het net als het kasteel in verval zou raken. Tot hij de financiën op orde had zouden ze het zonder tuinman moeten stellen.
Sebastian ging zitten en leunde achterover. Hij had zijn zonnebril op zijn voorhoofd geschoven.
‘Een glas wijn?’ Pyttan hield hem een fles uitstekende chardonnay voor. Hoewel ze het geen goed idee had gevonden om Sebastian om hulp te vragen, wist Percy dat ze er, nu het besluit eenmaal was genomen, alles aan zou doen om het hem zo makkelijk mogelijk te maken. Er waren ook niet veel alternatieven. Áls die er al waren.
Ze schonk Sebastians glas in en zonder te wachten tot zij als gastvrouw ‘tast toe’ had kunnen zeggen, begon hij van het voorgerecht te eten. Hij schoof een grote hap garnalensalade naar binnen en kauwde met halfopen mond. Percy zag dat Pyttan haar blik afwendde.
‘Jullie hebben dus problemen met de belastingdienst?’
‘Tja, wat zal ik zeggen?’ Percy schudde zijn hoofd. ‘Kennelijk is tegenwoordig niets meer heilig.’
‘Je spreekt een waar woord. In dit land loont het niet om te werken.’
‘Nee, in vaders tijd was het heel anders.’ Percy wierp Pyttan een vragende blik toe en begon zijn boterham te snijden. ‘Je zou toch verwachten dat al onze inspanningen voor het beheer van dit culturele erfgoed wat meer zouden worden gewaardeerd. Onze familie heeft de zware verantwoordelijkheid op zich genomen om een stuk Zweedse geschiedenis te bewaren, en dat hebben we altijd met glans gedaan.’
‘Ja, maar tegenwoordig waait er een andere wind,’ zei Sebastian en hij zwaaide met zijn vork. ‘De sociaaldemocraten zijn natuurlijk lang aan de macht geweest en het lijkt niet veel uit te maken dat we nu een niet-socialistische regering hebben. Je mag niet meer hebben dan je buurman, want dan pakken ze je alles af. Ik heb het zelf ook ondervonden. Ik kreeg dit jaar een behoorlijke naheffing, maar gelukkig alleen over mijn bezittingen in Zweden. Je moet slim zijn en je activa in het buitenland onderbrengen, zodat de belastingdienst niet bij het geld kan komen waar je hard voor hebt gewerkt.’
Percy knikte. ‘Ja, je hebt gelijk, maar een groot deel van mijn kapitaal zit in het kasteel.’
Hij was niet dom. Hij wist dat Sebastian in de loop van de jaren misbruik van hem had gemaakt. Zo had Sebastian het kasteel mogen gebruiken om met klanten te gaan jagen; hij had er grote feesten gegeven en zijn vele minnaressen ermee naartoe genomen. Hij vroeg zich af of Sebastians vrouw iets vermoedde, maar in feite ging het hem niet aan. Pyttan hield hem kort en zelf zou hij nooit vreemd durven gaan. Van hem mochten de mensen in hun huwelijk doen wat ze wilden.
‘Je hebt toch ook flink wat van je vader geërfd?’ vroeg Sebastian en hij stak Pyttan sommerend zijn inmiddels lege wijnglas toe. Zonder te laten blijken wat ze dacht, pakte ze de fles en schonk het glas tot de rand toe vol.
‘Jawel, maar je moet weten…’ Percy schoof ongemakkelijk heen en weer. Hij vond het verschrikkelijk om over geld te praten. ‘Het onderhoud van het kasteel kost een smak geld en de kosten voor levensonderhoud stijgen voortdurend. Alles is tegenwoordig vreselijk duur.’
Sebastian grijnsde. ‘Ja, het dagelijks leven kost veel.’
Hij nam Pyttan ongegeneerd op, van haar kostbare diamanten oorhangers tot aan haar hooggehakte Louboutin-schoenen. Vervolgens wendde hij zich tot Percy.
‘Hoe kan ik je helpen?’
‘Ja…’ Percy aarzelde, maar na een blik op zijn vrouw ging hij verder. Hij moest dit oplossen, anders zou ze vermoedelijk haar toevlucht nemen tot andere mogelijkheden. ‘Het zou natuurlijk niet meer dan een kortlopende lening zijn.’
Een ongemakkelijke stilte volgde, maar daar leek Sebastian zich niets van aan te trekken. Er verscheen een glimlachje om zijn mond.
‘Ik heb een voorstel,’ zei hij langzaam. ‘Maar het lijkt me beter om dat onder vier ogen te bespreken, als oude schoolvrienden onder elkaar.’
Pyttan leek te willen protesteren, maar Percy wierp haar een ongebruikelijk harde blik toe en ze zweeg. Hij keek naar Sebastian en de woorden vlogen geluidloos door de lucht.
‘Ja, dat is waarschijnlijk het beste,’ zei hij gedwee.
Sebastian glimlachte nu breeduit. Hij stak zijn glas nog een keer naar voren zodat Pyttan hem kon bijschenken.
Het was te heet om met de gevel bezig te zijn als de zon op haar hoogste punt stond, daarom werkten ze midden op de dag binnenshuis.
‘Zullen we met de vloer beginnen?’ vroeg Mårten toen ze de eetkamer inspecteerden.
Ebba trok aan een losse reep behang en een groot stuk liet los. ‘Is het niet beter om eerst de muren te doen?’
‘Ik weet niet zeker of de vloer het nog lang houdt, veel planken hebben rotte plekken. Het lijkt me verstandig om daarmee te beginnen voordat we iets anders gaan doen.’ Hij drukte met zijn voet op een plank, die onder zijn schoen doorboog.
‘Oké, dan wordt het de vloer,’ zei Ebba en ze zette haar veiligheidsbril op. ‘Hoe pakken we het aan?’
Ze vond het niet erg om hard te werken en evenveel uren te zwoegen als Mårten. Maar hij was degene die ervaring had met dit soort klussen en daarom moest ze zich verlaten op zijn deskundigheid.
‘Voorhamer en koevoet lijken me het meest geschikt. Zal ik de voorhamer nemen en jij de koevoet?’
‘Dat is best.’ Ebba pakte het stuk gereedschap aan dat Mårten haar aanreikte. Toen gingen ze aan de slag.
Ze voelde de adrenaline door haar lijf gieren en haar armen deden aangenaam pijn als ze de koevoet in de kieren tussen de planken stak en het hout loswrikte. Zolang ze haar lichaam tot het uiterste dreef, dacht ze niet aan Vincent. Als het zweet stroomde en haar spieren volliepen met melkzuur, was ze even vrij. Ze was niet langer Vincents moeder. Ze was Ebba die haar erfenis opknapte, die sloopte en weer opbouwde.
Ze dacht ook niet aan de brand. Als ze haar ogen dichtdeed, herinnerde ze zich de paniek, de rook die pijn deed in haar longen, de hitte die haar deed vermoeden hoe het zou voelen als het vuur haar huid verbrandde. En ze herinnerde zich het heerlijke gevoel van uiteindelijke overgave.
Met naar voren gerichte blik en met meer felheid dan nodig was om de roestige spijkers uit de onderliggende balklaag te trekken concentreerde ze zich op haar taak. Maar na een poosje drongen de gedachten zich toch op. Wie had hun kwaad willen doen en waarom? Ze bleef erover piekeren, maar het leidde nergens toe. Er was niemand. De enigen die hun kwaad wilden doen waren zijzelf. De gedachte dat het beter zou zijn als ze niet langer leefde, was vaak bij haar opgekomen, en ze wist dat Mårten hetzelfde over zichzelf had gedacht. De mensen in hun omgeving hadden echter alleen maar medeleven getoond. Daar was geen kwaadwilligheid, geen haat, alleen begrip voor wat ze hadden meegemaakt. Tegelijk konden ze er niet omheen dat iemand hier in het donker had rondgeslopen die hen levend had willen verbranden. De gedachten bleven malen zonder houvast te krijgen en ze stopte even om het zweet van haar voorhoofd te vegen.
‘Het is hier veel te warm,’ zei Mårten, terwijl hij de voorhamer zo hard in de vloer sloeg dat de stukken hout door de kamer vlogen. Hij had zijn bovenlijf ontbloot en zijn T-shirt aan zijn timmermansriem gehangen.
‘Kijk uit dat er niets in je oog komt.’
Ebba bestudeerde zijn lichaam in het zonlicht dat door de smerige ramen naar binnen viel. Hij zag er nog net zo uit als toen ze verkering kregen. Een smal, pezig lijf, dat ondanks al het zware fysieke werk nooit gespierd leek te worden. Zelf was ze haar vrouwelijke vormen het afgelopen halfjaar kwijtgeraakt. Haar eetlust was helemaal verdwenen en ze was vermoedelijk wel zo’n tien kilo afgevallen. Ze wist het niet precies, ze woog zich toch niet.
Ze werkten een tijdje in stilte door. Een vlieg vloog nijdig tegen een raam en Mårten liep erheen om het wijd open te zetten. Buiten was het helemaal windstil en het open raam bood hun geen verkoeling, maar de vlieg kon naar buiten en ze waren verlost van het aanhoudende gezoem.
Tijdens het werken voelde Ebba de hele tijd de aanwezigheid van het verleden. De geschiedenis van het huis zat in de muren. Ze zag alle kinderen voor zich die ’s zomers naar de vakantiekolonie waren gekomen voor frisse lucht en een goede gezondheid, zoals ze had gelezen in een oud nummer van het Fjällbacka-Bladet dat ze ergens had gevonden. Het huis had ook andere eigenaren gehad – haar vader om maar iemand te noemen – maar op de een of andere manier moest ze vooral aan de kinderen denken. Wat een avontuur moet het zijn geweest om bij je ouders weg te gaan en onder één dak te komen wonen met kinderen die je niet kende. Zonnige dagen en zwemmen in het zoute water, orde en regelmaat afgewisseld met spelletjes en kabaal. Ze kon het gelach horen, maar ook het geschreeuw. In het artikel had ook iets gestaan over een aangifte wegens mishandeling en het was misschien niet allemaal zo idyllisch geweest. Soms vroeg ze zich af of het geschreeuw alleen afkomstig was van de kinderen van de vakantiekolonie of dat haar gevoelens voor het huis werden vermengd met herinneringen. De geluiden hadden iets angstaanjagend bekends, al was ze natuurlijk heel klein geweest toen ze hier woonde. Als het herinneringen waren, moesten die van het huis zelf zijn en niet van haar.
‘Gaat het ons lukken?’ zei Mårten en hij leunde op de voorhamer.
Ebba was zo ver weg geweest met haar gedachten dat ze opschrok toen ze zijn stem hoorde. Hij pakte het T-shirt van de riem, veegde zijn gezicht droog en keek naar haar. Ze wilde zijn blik niet ontmoeten en keek hem alleen maar zijdelings aan, terwijl ze aan een plank bleef wrikken die niet wilde meegeven. Hij deed alsof hij de renovatie bedoelde, maar ze besefte dat de vraag veel meer inhield. Alleen had ze geen antwoord.
Toen ze niet antwoordde, pakte Mårten met een zucht de voorhamer weer op. Hij ramde hem in de vloer en kreunde bij elke klap tegen de planken. In de houten vloer voor hem was inmiddels een groot gat ontstaan en hij hief de voorhamer weer omhoog. Toen liet hij hem langzaam zakken.
‘Krijg nou wat! Ebba, kom eens kijken!’ zei hij en hij gebaarde dat ze moest komen.
Ebba was nog steeds met de koppige plank bezig, maar werd ongewild toch nieuwsgierig.
‘Wat is er?’ zei ze en ze liep naar hem toe.
Mårten wees naar het gat. ‘Wat denk jij dat dat is?’
Ebba hurkte neer. Ze fronste haar wenkbrauwen. Op de plek waar de vloer was verwijderd was een grote donkere vlek te zien. Teer, was haar eerste gedachte. Toen realiseerde ze zich wat het kon zijn.
‘Het ziet eruit als bloed,’ zei ze. ‘Heel veel bloed.’