Stockholm 1925
De vrouw die opendeed, voldeed helemaal niet aan Dagmars verwachtingen. Ze was niet mooi of verleidelijk, maar had een moe en afgepeigerd gezicht. Bovendien leek ze ouder dan Hermann en haar hele persoon straalde een soort alledaagsheid uit.
Dagmar bleef staan zonder iets te zeggen. Misschien was dit niet de goede woning? Maar er stond GÖRING op de deur en daarom besloot ze dat de vrouw de huishoudster van het echtpaar moest zijn. Ze pakte Laura’s hand stevig vast.
‘Ik kom voor Hermann.’
‘Hermann is niet thuis.’ De vrouw nam haar van top tot teen op.
‘Dan wacht ik tot hij thuiskomt.’
Laura was achter Dagmars rug gaan staan en de vrouw glimlachte vriendelijk naar het meisje voordat ze zei: ‘Ik ben mevrouw Göring. Kan ik jullie ergens mee helpen?’
Dit was dus de gehate vrouw die sinds de dag dat Dagmar haar naam in de krant had gelezen niet uit haar gedachten was geweest. Dagmar keek verbijsterd naar Carin Göring: de praktische en degelijke schoenen, de rok die goed van snit was en tot haar enkels reikte, de blouse die keurig tot hoog in de hals was dichtgeknoopt en het haar dat in een knotje was opgestoken. Rond haar ogen liepen dunne lijnen en haar huid was ziekelijk bleek. Plotseling viel alles op zijn plaats. Natuurlijk was dit de vrouw die haar Hermann in de val had gelokt. Zo’n oude vrijster had een man als Hermann nooit kunnen krijgen zonder gemene kneepjes te gebruiken.
‘Ja, we hebben het een en ander te bespreken, ook u en ik.’ Ze trok aan Laura en stapte door de deur naar binnen.
Carin deed een pas opzij en hield Dagmar niet tegen. Ze knikte alleen maar afwachtend. ‘Zal ik uw jas aannemen?’
Dagmar keek haar argwanend aan. Toen liep ze zonder dat ze daartoe was uitgenodigd de kamer naast de hal in. Het appartement was precies zo mooi als ze van Hermanns huis had verwacht – ruim, met hoge ramen, hoge plafonds en glimmende parketvloeren – maar het was bijna helemaal leeg.
‘Waarom hebben ze hier geen meubels, mama?’ vroeg Laura, die met grote ogen om zich heen keek.
Dagmar draaide zich om naar Carin. ‘Ja, waarom hebben jullie geen meubels? Waarom woont Hermann op deze manier?’
Carin fronste even haar voorhoofd, ten teken dat ze de vraag ongepast vond, maar antwoordde toen vriendelijk: ‘We hebben het de laatste tijd nogal moeilijk gehad. Maar nu moet u me vertellen wie u bent.’
Dagmar deed net of ze de vraag niet had gehoord en keek mevrouw Göring geïrriteerd aan. ‘Moeilijk? Maar Hermann is rijk. Zo kan hij toch niet wonen.’
‘Hoorde u wat ik zei? Als u me niet vertelt wie u bent en wat u hier doet, moet ik aanstonds de politie bellen. Maar vanwege de kleine meid doe ik dat liever niet.’ Carin knikte naar Laura, die zich weer achter haar moeder verstopte.
Dagmar pakte haar dochter beet en trok haar achter haar rug vandaan zodat ze voor Carin kwam te staan.
‘Dit is mijn en Hermanns dochter. Vanaf nu zal hij met ons samen zijn. U hebt hem lang genoeg gehad en hij wil u niet. Begrijpt u dat niet?’
Er vertrok iets in Carin Görings gezicht, maar ze behield haar kalmte terwijl ze Dagmar en Laura een minuut lang zwijgend opnam.
‘Ik heb geen idee waar u het over hebt. Hermann is mijn man, ik ben mevrouw Göring.’
‘Hij houdt van mij. Ik ben zijn grote liefde,’ zei Dagmar stampvoetend. ‘Laura is zijn dochter, maar u hebt hem van mij afgepakt voordat ik het hem kon vertellen. Als hij het had geweten, zou hij nooit met u zijn getrouwd, wat u ook maar hebt gedaan om hem daartoe te dwingen.’ Het draaide in haar hoofd van woede. Laura was weer ineengedoken achter haar gaan staan.
‘U kunt maar beter gaan voordat ik de politie bel.’ Carins stem was nog steeds kalm, maar Dagmar zag de angst in haar ogen.
‘Waar is Hermann?’ drong ze aan.
Carin wees naar de voordeur. ‘Eruit!’ Verbeten liep ze naar de telefoon, terwijl ze bleef wijzen. Het getik van haar hakken echode in de lege woning.
Dagmar bedaarde enigszins en dacht na. Ze besefte dat mevrouw Göring nooit zou vertellen waar haar man was, maar ze had haar eindelijk de waarheid verteld en een gevoel van voldoening stroomde door haar lichaam. Nu moest ze alleen Hermann nog zien te vinden. Ze zou wachten tot hij thuiskwam, al moest ze op de stoep blijven slapen. Daarna zouden ze tot in de eeuwigheid samen zijn. Terwijl ze Laura’s kraag stevig vasthield, trok ze haar dochter mee naar de voordeur. Voordat ze die achter zich dichtdeed, wierp ze Carin Göring een laatste triomfantelijke blik toe.