HOOFDSTUK 47
Als er iets is waardoor je het idee krijgt dat je geen kant op kunt, dan zijn het wel schuldgevoelens. Dat gevoel had ik in het ziekenhuis, totdat mijn moeder binnenstormde en ons verkaste. Isaac verscheen, deed wat hem werd opgedragen en bracht ons naar een huis. Ik wist niet van wie dat huis was. Er waren maar een paar dingen die echt tot me doordrongen, zoals het feit dat je er alleen via een oprijlaan kon komen, dat er in de tuin een dobermannpincher aan de ketting lag, dat er namaak-bloemen op de tafel in de woonkamer stonden en dat er een dik, blauw vloerkleed lag. Er waren ook echte bloemen. Die stonden in een glazen vaas, midden op een oude metalen tafel. Tim Loveless had ze gestuurd. Ik dacht aan alle bloemen die ik had gekregen toen Maya was geboren. Bloemen waren voor geboortes en sterfgevallen. Ik wilde nu geen bloemen.
We werden meegenomen naar een rondavel die achter het eigenlijke woonhuis lag. Het was een oude rondavel met muren die een beetje waren verzakt. Op de vloer stond een ventilator waarvan de metalen bovenkant net als een camera zoemend ronddraaide. Voor het raam hingen muskietennetten waar dode insecten aan kleefden. Het duurde een paar dagen voordat ik doorhad waarom ik me er zo slecht op mijn gemak voelde. Toen besefte ik dat dat kwam doordat dit huis aan een gedenkplaats deed denken. Het bed had een hoog wit hoofdeinde en trilde als je in de buurt kwam. Op de matras lagen talloze spreien en dekens, en twee kussens die bijna even groot waren als Maya. Het was net alsof het bed op iemands terugkeer wachtte.
Naast het bed, tegen de ronde muur, stond een roomwitte kaptafel met een grote spiegel. Langs de rand van de spiegel waren foto’s van een jonge vrouw bevestigd. Toen kreeg ik helemaal het idee dat dit een gedenkplaats was. Pas later hoorde ik dat de rondavel was geweest van de oudste dochter van de familie bij wie we logeerden, en dat ze kort daarvoor aan aids was overleden.
We brachten enkele dagen in de rondavel door, totdat de verwarring minder werd, zoals gebeurde op de dag dat Isaac met me kwam praten. Mama zat buiten onder een boom te dutten en ik bladerde door een van Maya’s leesboeken van school toen mijn broer opeens in de deuropening stond.
‘Hehè he!’ zei hij grinnikend.
Ik draaide me om en keek hem aan. Even zag hij eruit als een kind. Hoewel hij een pak droeg en een baard, en zo’n buikje had dat typerend is voor mannen van middelbare leeftijd, zag hij eruit als een kind. Het kind dat vroeger achter de vrachtwagens met toeristen aan holde die door Sehuba reden, roepend dat ze hem geld moesten geven. Het kind van wie een man van het Amerikaanse vredeskorps een foto had gemaakt die nu als ansichtkaart werd verkocht. Ik wilde net over die kaart beginnen toen hij zei: ‘Het spijt me, zus.’
Ik knikte en hij kwam binnen.
‘Het spijt me wat er met je dochter is gebeurd.’
‘Het had ook de dochter van een ander kunnen overkomen,’ zei ik woedend. ‘Of de zoon.’
‘Uiteraard.’ Isaac had kauwgom in zijn mond. Ik snapte niet waarom hij zo nodig kauwgom moest kauwen als hij op bezoek kwam. Hij deed het voorkomen alsof zulke voorvallen als met mijn dochter nu eenmaal gebeurden. Ik was woedend op hem en was ook nog steeds boos over het feit dat we Craig MacKinnon om hulp moesten vragen, omdat die een vliegtuig voor ons kon regelen. Ik wilde niet bij Craig in het krijt staan. Sterker nog, ik wilde helemaal niets met hem te maken hebben. Zoals hij naar het ziekenhuis was gekomen en binnen was komen lopen alsof hij mijn redder was. Ik snapte niet wat ik ooit in hem had gezien.
‘We gaan dit oplossen,’ zei Isaac.
‘Hoe dan?’ vroeg ik. ‘Hoe ga je dit oplossen?’
‘Blijf kalm, praat niet met de pers. We vinden wel een oplossing.’
‘En hoe moet Maya hieroverheen komen?’
‘Mama is er nu,’ zei Isaac, en hij draaide zich om en wilde weggaan. ‘Die zal haar helpen.’
En ik dacht: helpen? Mama is hier niet om te helpen, maar om de touwtjes in handen te nemen. Dat het haar was gelukt om Maya en mij uit het ziekenhuis te halen, kwam doordat ik te moe was geweest om weerstand aan haar te bieden. Nu gedroeg ze zich alsof ze zelf dokter was. Ze bracht kompressen aan, zei tegen Maya wat ze moest eten en drinken, hoe ze moest zitten en wanneer ze moest slapen.
‘Waar is de jongen?’ vroeg Maya opeens vanaf het bed. Ik ging vlug naar haar toe en pakte een glas water dat naast het bed stond voor het geval ze dorst had. Ik had niet eens gemerkt dat ze in het vliegtuig voldoende bij kennis was geweest om te beseffen dat de jongen er was. ‘Hoe heet hij?’
‘Dat weet ik niet,’ zei ik schuldbewust. Maya nam een slokje water en ging meteen weer slapen.
Toen hoorde ik Phil en Joe buiten. Het had even geduurd voordat ze met een vlucht naar Maun mee konden. Ze waren de middag ervoor pas aangekomen. Ik hoorde Joe zeggen dat hij geen slaap had, waarop Phil zei dat hij dat wel had. Ik wist dat Phil Joe in de buggy probeerde te zetten, maar hij had er niet bij stilgestaan dat hij de buggy door het diepe zand in de tuin moest duwen. Sinds we in Sehuba waren aangekomen, had ik hem aan zijn verstand proberen te brengen dat het niet lukte om een buggy door het rulle zand te duwen.
‘Hoe gaat het?’ vroeg Phil, toen hij in de deuropening van de ron-davel verscheen.
‘Ze slaapt,’ zei ik, knikkend naar Maya, die tussen twee grote kussens op het bed lag.
‘Joe ook. Waar is je moeder?’
‘Buiten, denk ik, al heeft ze gezegd dat ze vanochtend zou vertrekken.’ Ik wachtte, want ik had het idee dat hij nog meer wilde zeggen.
‘Ik heb een telefoontje gekregen.’
‘En?’
‘Ik heb de opdracht.’
‘Wat?’
Phil schoof met zijn duim zijn bril omhoog. Om de een of andere reden was hij zenuwachtig. ‘Die opdracht die ik graag wilde hebben, waar ik het de hele tijd over had. Nou, die heb ik dus gekregen.’
‘Mooi, gefeliciteerd.’ Ik stond op en liep naar het raam, waarbij ik tegen het muskietennet aan stootte. Meteen vielen er vleugels van dode insecten op de grond, alsof het afgevallen herfstblaadjes waren.
‘Kazi, ik wacht al jaren op zo’n kans,’ zei Phil. Het klonk alsof hij op me inpraatte. ‘Ik snap alleen niet waarom ik die uitgerekend nu krijg.’ Hij keek moedeloos. ‘Ze willen dat ik volgende week terug ben.’
‘In Engeland? Dat kan dus niet.’
Weer schoof Phil met zijn duim zijn bril omhoog. ‘Als ze beter is.’
‘Als ze beter is,’ herhaalde ik, terwijl ik me afvroeg wanneer dat zou zijn. ‘Het is net alsof we vreemden voor elkaar zijn,’ flapte ik eruit. Ik draaide me om. Phil stond nog op precies dezelfde plek. Ik dacht aan onze eerste ontmoeting, in de artiestenfoyer bij de BBC, en herinnerde me dat hij toen veel had gelachen.
‘Hoezo?’ vroeg hij. ‘Omdat we dingen voor elkaar verzwijgen?’
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, dat jij getrouwd bent, bijvoorbeeld.’
Ik zag hoe gespannen hij daar stond. Toen keek ik weer uit het raam en ik zag Isaac in de tuin staan, naast Petra Krause. Waar was die vandaan gekomen? Waar ik was, was zij ook. Ze waren diep in gesprek en Petra had haar hand op Isaacs schouder gelegd. Ze zagen er net zo uit als vroeger, als ze een jachtexpeditie beraamden. Petra keek Isaac recht aan, iets wat ze gewoonlijk niet deed. Zouden ze pal voor mijn neus een verhouding beginnen?
Phil heeft me in de val laten lopen, dacht ik. Ik had hem nooit verteld dat ik getrouwd was. In mijn hoofd was ik dat ook niet. Ik had geprobeerd Craig MacKinnon en dat deel van mijn leven weg te stoppen, vond dat dat er niet meer toe deed toen ik Phil eenmaal had ontmoet. Hoe kon ik hem uitleggen dat het geen bedrog was, geen groot geheim, dat ik er gewoon voor had gekozen het niet te vertellen? En het stond me niet aan dat hij daar nu pas over begon. Iemand moest hem over mijn huwelijk hebben verteld, misschien Craig zelf wel, maar hij had gewacht tot hij het tegen me kon gebruiken. Waarom had hij niet gewoon gezegd dat hij het wist? Hoe kon het dat we ruzie hadden na wat er met Maya was gebeurd?
‘Hallo!’ zei Petra, die de rondavel binnen stapte. ‘Howzift’
Maya werd weer wakker en toen Petra naar het bed toe liep, rook ik sigaretten en een lichte citroengeur. Ze gaf Maya een pluchen olifant. ‘Dit is Nelly,’ zei ze. ‘Die was vroeger van mij.’ Maya hield het knuffel-beest zo dicht tegen zich aan dat de olifant in haar armen geplet werd.
‘Zo,’ zei Petra tegen mij. Ze trok haar wenkbrauwen op, omdat Phil zich op dat moment omdraaide en vervolgens naar buiten liep. ‘Stoor ik?’
‘Nee,’ zei ik scherp, te scherp, omdat ik haar en mijn broer samen buiten had gezien.
‘De hyena had honger,’ zei Maya vanaf het bed. Ze probeerde te gaan zitten, waarbij een van de kussens op de grond viel. ‘Hij dacht dat ik zijn eten was. Maar dat is niet erg, hè, mama? Want hij kan me toch niet opeten.’
Ik liep vlug naar haar toe en ging op het bed zitten. Het bed trilde. ‘Alles is nu weer goed. Je wordt helemaal beter.’
‘Weet je waarom dit is gebeurd?’ vroeg Petra.
‘O, mijn god.’ Ik liet mijn hoofd hangen en wreef met mijn handen over mijn gezicht. ‘Het maalt maar door mijn hoofd. Ik had haar nooit alleen moeten laten, had sowieso niet naar dat kamp moeten gaan.’
Petra stak ongeduldig haar handen in haar zakken. ‘Nee, Kazi. Denk nou eens na. Waarom zijn de jongen en Maya aangevallen? Vanwege kampen zoals Wilderness Camp. Ja. De beheerders hebben het zelf zover laten komen. Door die kampen zijn er dingen veranderd. Denk aan vroeger, Kazi. Sinds wanneer vallen hyena’s mensen aan?’
‘Misschien deden ze dat…’
‘In een tent, Kazi! Niet in een tent. Dat weten we allebei. Er werd ons altijd voorgehouden dat je in een tent veilig was. Yissus! Heb je ooit gehoord van een leeuw die een tent binnen is gegaan? Nee. De hyena’s hebben geleerd hoe ze een tent open moeten krijgen. Waarom? Omdat die tenten daar staan. Neem nou die jongen. Waarom is die aangevallen? Omdat hij op die plek was. Omdat we kampen bouwen in het leefgebied van de dieren. Er vallen tegenwoordig veel doden. Denk maar aan de vrouw die door een krokodil is aangevallen, de man die door nijlpaarden is gedood, mensen die onder de voet zijn gelopen door olifanten. Weet je wat er is gebeurd op de dag dat jij in het kamp aankwam? Toen heeft Electricity twee mensen gered die door een nijlpaard waren aangevallen. Ja. En weet je waarom dat beest aanviel? Vanwege alle boten. En dan de hyena’s. Eerst halen ze een kind uit een tent. Dan krijgen ze de smaak te pakken…’ Petra zweeg opeens en keek naar Maya, maar die sliep weer, met Nelly in haar armen. ‘Ze zien mensen als prooi en we zijn vlakbij, we zijn echt overal. Yissus! We zijn zo’n gemakkelijke prooi. Maar daar hebben kampen zoals Wilderness Camp geen boodschap aan. Want dat is hun handelswaar. Tim, mijn vader en…’
‘En mijn broer?’ zei ik.
‘En je broer,’ zei Petra met een zucht. ‘Dat willen de toeristen. Opwinding. Gevaar. Angst. Dus dat krijgen ze. Weet je wat ze hebben gedaan toen het personeel voor het eerst over de hyena’s vertelde? Niets, omdat alleen het personeel gevaar liep. Toen de jongen werd aangevallen, wat gebeurde er toen? Niets. Het voorval werd verdoezeld. Ik heb Electricity gesproken.’
‘Wie?’
‘Die man die Maya heeft geholpen, die het bloeden heeft gestopt. De zoon van je neef.’
‘Is hij familie van me?’ Ik voelde me gedesoriënteerd. Ik kreeg zo veel nieuwe informatie te horen en kon die niet meteen verwerken.
‘Ja. Ze verstopten de jongen, deden alsof er niets aan de hand was en lieten de toeristen gewoon komen.’
Ik wilde tegen Petra zeggen dat ze zachter moest praten en dat dit allemaal niet belangrijk was. Het enige wat nu telde, was dat Maya beter werd.
‘De pers heeft er lucht van gekregen,’ zei Petra. ‘Niet alleen in Zuid-Afrika. Ik ben zojuist gebeld. Er staat een Britse filmploeg klaar in Jo-hannesburg.’
Ik reageerde niet. Ik stelde me voor dat iemand in Londen de ochtendkrant opensloeg, die naast een kom met cornflakes legde en las hoe mijn kind was toegetakeld door een hyena. Ze zouden vast oude foto’s van mij uit het archief halen en die erbij plaatsen. In gedachten hoorde ik Diane al door de telefoon zeggen dat er afspraken voor interviews met me waren gemaakt.
Met haar handen op haar rug leunde Petra tegen de muur.
‘Schrijf je hier een artikel over?’ vroeg ik.
‘Dat is de reden dat ik hier ben, Kazi. Ik moest een reisspecial maken, maar je hebt zelf gezien wat er allemaal mis is. In de kampen draait alles om geld. Ze maken winst door het concept wildernis te verkopen. Maar dat is niet de enige reden. Het gaat ook fout door de manier van leidinggeven. Yissus, die kampen zijn corrupt, het hele systeem is corrupt. Daarom gaat het fout.’
‘Jij denkt dus dat de dieren hebben geleerd om een tent open te maken,’ zei ik. Ik had nog steeds moeite het allemaal te bevatten. ‘Wil je zeggen dat het personeel in het kamp dat weet? Was dat al bekend toen we daar aankwamen?’
‘Natuurlijk wisten ze dat. Denk maar aan die jongen.’
‘Maar hoe konden ze ons dan laten komen?’ jammerde ik. ‘Waarom lieten ze ons daar overnachten?’ Ik herinnerde me hoe afwijzend Isaac had gereageerd toen ik voorstelde om naar zijn kamp te gaan. Hij had gezegd dat kinderen onder de acht niet werden toegelaten. Isaac en mijn moeder wisten toen dus al wat er met de zoon van Leapile was gebeurd, dat het daar gevaarlijk was. Toch hadden ze ons laten gaan. Maar hadden ze me kunnen tegenhouden? Zou ik dat hebben laten gebeuren?
‘Hoe heet de jongen?’ vroeg ik.
‘Wat?’
‘Die jongen. Hoe heet die?’
‘Kgosi,’ zei Petra.
‘Wat betekent dat, mama?’ vroeg Maya, die weer wakker was.
Glimlachend haastte ik me naar haar toe. ‘Dat betekent ‘koning.’’
DEEL 12
Candy