HOOFDSTUK 30

Op bepaalde momenten in het leven ontmoet je de juiste persoon, en ik wist dat dit de juiste persoon was door zijn geur. Ik rook hem voor het eerst die dag op het gras op de heuvel. Zijn geur drong zo’n beetje tot me door toen ik de veters van mijn roze All Stars opnieuw strikte. Het was niet de geur van aftershave, kleding of shampoo, eerder van ongeparfumeerde zeep waarmee hij zich had gewassen, zeep waaraan niets was toegevoegd. Achter die frisse geur school zijn eigen geur, die honderd procent Phil was. Ik dacht dat hij misschien naar aarde rook, naar warme aarde nadat het heeft geregend, of misschien naar aarde die nog aan een aardappel hangt nadat die is gerooid.

Een geur kan verslavend zijn. Hoewel je niet precies kunt achterhalen hoe dat komt en je de geur ook niet goed kunt beschrijven, kun je toch geloven dat die geur onontbeerlijk is, dat je die nodig hebt om de dag door te komen, om te overleven.

De dag nadat we op Primrose Hill waren geweest, kwam er niets uit mijn handen. Ik kon me niet concentreren. Ik belde Diane niet terug, raakte de draad kwijt in een gesprek met Abu, belde de dokter om een afspraak te maken zonder eraan te denken dat het donderdagmiddag was en de praktijk dus gesloten was. Rond lunchtijd maakte ik eten klaar, omdat dat nu eenmaal hoorde, maar vervolgens zat ik naar mijn bord te staren.

‘Je ziet er vandaag goed uit. Wat heb je op je wangen gedaan?’ vroeg Sue. Ze was in de woonkamer. Haar koffer op wieltjes stond open en ze controleerde of ze alles had voor haar fotosessie.

Ik raakte mijn wangen aan alsof ik er op die manier achter kon komen wat ik erop had gesmeerd.

‘Hallo, Kazi? Is daar iemand?’

En ik begon te lachen om niks.

‘Heeft ze iemand ontmoet?’ vroeg Sue aan Abu toen die binnenkwam.

Abu keek verbaasd. Ze was op weg naar een college, met een rugzak vol boeken in haar ene hand en ik zag dat ze in gedachten met de opdracht bezig was waar ze tot gisteravond laat aan had gewerkt.

‘Moet je die dwaze grijns op haar gezicht zien!’ zei Sue. ‘Er is een man in het spel, hè?’

Abu keek me aan. Er lag een beledigde uitdrukking op haar gezicht en ik wist dat dat kwam doordat ik haar had moeten vertellen dat ik Phil had ontmoet.

‘Heb je hem gebeld?’ vroeg Abu, en ze zette haar rugzak neer.

‘Over wie hebben we het?’ vroeg Sue.

‘Over een fotograaf.’ Abu liep naar de televisie en zette die aan, alsof het haar niets kon schelen.

Sue kreunde. ‘Je gaat toch niet met een fotograaf, hè?’

‘Het is een leuke,’ zei ik.

‘Kazi, je bent gek. Fotografen zijn het ergste soort. En ik kan het weten, want ik heb er heel wat in mijn bed gehad. Pas op voor mannen met grote lenzen. Ze hebben een groot ego.’

Abu keek afkeurend.

‘Voor de draad ermee,’ zei Sue, die haar make-up weer in de trolley opborg. ‘Wanneer heb je hem gezien?’

‘Gisteren.’

‘En wat hebben jullie gedaan?’

‘We zijn naar het park op Primrose Hill geweest.’

‘Geen al te dure date, hè?’ Sue lachte. Ze hurkte bij haar koffer neer en ritste die dicht.

‘Hij fotografeert bomen,’ zei ik, ‘en wolken.’

‘Wolken?’ Sue keek me vragend aan.

Uit het veld geslagen haalde ik mijn schouders op.

‘Wat is het voor man? Lang? Mooi lijf? Lekker kontje?’

‘Daar heb ik niet op gelet.’

‘Doe nou maar niet zo preuts. Je maakt mij niet wijs dat je niet op zijn kont hebt gelet. Wanneer zie je hem weer?’

Ik werd zenuwachtig, want dat wist ik niet. En nu vond ik mezelf ook behoorlijk stom, want Sue plaagde me met iemand die ik misschien wel nooit meer zou zien.

‘Heeft hij niet gebeld?’ vroeg Sue.

Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik bel hem wel.’

‘Dat kan niet!’

‘Waarom niet?’

‘Je wilt toch niet al te gretig overkomen?’

Ik stond op. Sue maakte me in de war.

‘Je denkt zeker aldoor aan hem?’ vroeg ze meelevend.

‘Ja.’

‘Ja,’ zei Sue. ‘Verliefdheid kan je egocentrisch maken.’

‘En ze is al zo egocentrisch,’ zei Abu.

Ik keek naar haar zoals ze daar bij de tv stond en kon niet geloven dat ze dat zojuist had gezegd. Abu was nooit gemeen en deed niet hatelijk tegen anderen, zoals Sue. Toen lachte ik. Misschien was het een grapje. Abu keek me echter niet aan, maar staarde uit het raam, zodat ik alleen haar profiel zag. Er lag een harde uitdrukking op haar gezicht. Ze deed me denken aan mijn moeder.

‘Natuurlijk is ze egocentrisch. Ze is model!’ zei Sue.

Maar Abu glimlachte niet. Ze bleef uit het raam kijken en terwijl ze daar zo stond, straalde haar lichaam starheid uit, alsof ze zich inhield.

‘Wat bedoel je met die opmerking, tsalaya me, dat ik egocentrisch ben?’ Ik stelde de vraag voorzichtig en op zo’n manier dat Abu wist dat ik als een vriendin tegen haar sprak.

‘Nou,’ zei ze uiteindelijk, ‘je denkt alleen maar aan jezelf. De hele wereld draait om jou. Het enige waar jij je druk over maakt, is hoe anderen over je denken. Zie je er wel goed uit? Heb je wel de juiste kleren aan? Hoe moet je je haar doen? En wij dan?’

‘Niet zo jaloers zijn,’ zei Sue sussend.

‘Ik ben niet jaloers.’ Abu spuwde de woorden uit, draaide zich om en zette haar handen in haar zij. ‘Af en toe moet je ook eens aan andere mensen denken, mosadi. Je bent een echte Engelse geworden.’

‘Nou, bedankt,’ zei Sue.

‘Wat bedoel je?’ vroeg ik.

‘Ik bedoel dat je altijd eerst aan jezelf denkt,’ zei Abu. ‘Aan geld en roem. Het is altijd ‘ik, ik, ik.’ Moet je jezelf eens zien! Je vergeet gewoon waar je vandaan komt.’

‘Rot op,’ mompelde ik.

‘Zie je nou wel?’ reageerde Abu. Ze pakte haar rugzak en liep naar de deur.

‘Dat is niet eerlijk,’ riep ik haar na. ‘Je weet hoe de situatie thuis is. Ik ben degene die geschreven heeft en zij zijn degenen die niet reageren, die me uit hun leven hebben gebannen. Het is niet waar dat ik niet terug wil.’

‘O nee?’ zei Abu, en ze vertrok.

Toen Sue en Abu allebei weg waren, belde ik Phil. Als hij me niet zag zitten dan was dat zo, maar ik ging niet wachten om daarachter te komen. We spraken weer in Regent’s Park af en opnieuw was het een stralende dag. Veel mensen hadden vanwege de warmte een trager tempo aangenomen en bleven staan om naar de bloemen in het gras of naar de eenden in de vijver te wijzen, alsof ze nog nooit een bloem of een eend hadden gezien. Terwijl we daar liepen, hing er een zekere spanning tussen ons, die maakte dat we naar elkaar toe getrokken werden en die ons uit elkaar dreef. En ik dacht: Abu kan de pot op. Zij kan terug naar huis, maar waarom zou ik gaan als er niemand op me zit te wachten?

Toen Phil wegging omdat hij moest werken, gaf ik hem een zoen op zijn mond en opeens waren onze lichamen vlak bij elkaar. Ik voelde dat hij een erectie had en trok hem zo ruw naar me toe dat zijn bril in het gras viel.

‘Ik wil geen model meer zijn,’ zei ik de volgende dag tegen hem. We waren in hetzelfde café als eerst.

‘O nee?’ vroeg Phil. Hij leunde ontspannen achterover op zijn stoel alsof hij geen haast had en het prima vond om hier te zitten.

‘Nee, volgens mij heb ik nooit model willen zijn.’

‘Je was er anders wel goed in. Er is een tijd geweest dat je jouw gezicht echt overal tegenkwam.’

Ik keek hem aan. Hij wist dus van alles over me. ‘Het is mooi geweest. Ik ben bijna zevenentwintig.’

Phil lachte. ‘Zevenentwintig. Tjonge, wat oud.’

‘Hoe oud ben jij dan?’

‘Tweeëndertig. Oud genoeg om me te binden. Mijn moeder vraagt steeds wanneer ze haar hoed kan dragen.’

‘Wat voor hoed?’

‘Je weet wel, zo een voor een trouwerij. Maar goed…’ Hij ging rechter op zijn stoel zitten alsof hij spijt had van zijn woorden. ‘Hoe zit het met dat modellenwerk?’

‘Ik werd er min of meer toe gedwongen,’ zei ik. ‘Van jongs af aan al. Het had te maken met iets bewijzen. Ach, hoe moet ik dat uitleggen. Ik zweeg en keek uit het raam. Toen ik me omdraaide naar Phil, zat hij nog precies hetzelfde. Hij wachtte en luisterde.

Maar verder wilde ik er niets over kwijt, want op dat moment had ik door dat ik Phil als een uitweg beschouwde, dat ik het feit dat ik hem had ontmoet als excuus gebruikte om iets nieuws te gaan doen. Zo was het met Craig ook gegaan. Waarom keek ik op die manier naar mannen? Waarom kon ik niet zelf mijn leven veranderen?

We keken allebei toen er een vrouw en een jongetje het café binnen kwamen. Het jongetje had overal rond zijn mond chocolade-ijs zitten en likte verwoed aan een leeg stokje, alsof hij niet doorhad dat zijn ijsje op was.

‘Ach,’ zei Phil, die glimlachend naar het jongetje keek.

Toen we bij Phils ouders op bezoek gingen, deed zijn vader de deur open, een dikke glazen deur met een dingdongbel. Hij gaf me een zoen.

‘Kom verder,’ zei hij. Hij zei nog iets, maar dat verstond ik niet, omdat we het huis door en de tuin in werden geloodst, waar het krioelde van de mensen. Ik had meteen door dat de vrouw met het gele velours joggingpak Phils moeder was, dat de jonge vrouw met het steile zwarte haar zijn zus moest zijn en dat de kinderen allemaal neefjes en nichtjes van hem waren. Ik besefte dat ik al jaren niet in familiekringen had verkeerd en wist bijna niet wat ik moest doen.

‘Wat wil je drinken?’ vroeg Phils vader, die in mijn oor moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. ‘Gaat het goed, jongen?’ Hij stak zijn hand uit en legde die op Phils arm.

‘Ja, prima, pa.’

Toen kwam Phils moeder naar ons toe. Ze nam me mee naar binnen, omdat ze hulp nodig had, zei ze. Ik stond in de keuken en gluurde af en toe naar de kamer ernaast, waar ik een glazen kast zag staan die veel leek op de kast die mijn moeder in Sehuba had. Even voelde ik de verzengende hitte van een zomerdag in Botswana, zag ik de schittering van de zon op de kast met de glazen deurtjes waar mijn schoenen voor de schoonheidswedstrijd in stonden en zag ik mijn moeder zitten, die in de schaduw van de moerbeiboom theedronk.

Toen zag ik in de andere kamer een stapel boeken en een haarborstel naast een tafel liggen. De haarborstel had een zware zilveren achterkant en het duurde even voordat ik wist waar ik zo’n borstel eerder had gezien. Toen schoot het me te binnen: zo’n borstel had onze buurvrouw Marianne Krause ook gehad. Ik had haar nooit geschreven, had door de jaren heen zelden aan haar gedacht, maar als ik aan haar dacht, zag ik haar voor me zoals ze eruit had gezien toen ik vertrok. Ik rekende uit hoe oud ze nu moest zijn en vroeg me af of ze nog steeds een opgeknoopt wit hemd tot boven haar navel droeg.

‘Wil je dit voor me meenemen?’ vroeg Phils moeder. Ze overhandigde me een dienblad met chocolade-ijsjes. Ik liep ermee de tuin in en zodra de kinderen me zagen, kwamen ze op me af gerend.

Toen ik Phil vertelde dat ik zwanger was, was ik bang voor zijn reactie. Ik dacht dat hij me misschien zou afwijzen, zoals Craig had gedaan, dat zou blijken dat hij helemaal geen kinderen wilde. Maar toen ik op een ochtend uit de badkamer kwam en hem de zwangerschapstest liet zien die ik bij de drogist had gekocht, kreeg hij tranen in zijn ogen. ‘Dat wil ik mijn hele leven al,’ zei hij.