HOOFDSTUK 31

‘Veel dikker zul je toch niet worden, hè?’ vroeg Sue, die van opzij mijn buik bekeek. We zaten in het appartement dat Phil en ik nu een half jaar huurden. Er stonden nog niet veel spullen in. Ik wilde niet dat het vol zou raken. Alles moest precies goed zijn. Ik was gelukkig en hoefde me geen zorgen te maken over terugkeren naar Botswana. Laat ze hun eigen leven maar leiden, dacht ik. Ik had Phil en binnenkort zou ik ook een baby hebben.

‘Dik zijn is goed,’ zei Abu. Ze vond het geweldig dat ik in verwachting was en dankzij de zwangerschap leek ze weer van me te houden en ze kwam elke dag langs. Soms bracht ze babyspullen mee, waarvan ze zei dat ze die ze echt niet in de winkel had kunnen laten liggen.

Ook Phil kon geen weerstand bieden aan babyspullen. Onze woonkamer en slaapkamer waren vrij leeg, maar in de babykamer stond het bomvol. Phil had van witgeverfd hout een ledikantje gemaakt, had aan het plafond een mobile met zonnetjes, maantjes en wolken opgehangen, en had twee kruippakjes gekocht die zo klein waren dat een pop ze aankon. Ik vond het maar niets dat hij van alles kocht, en ik probeerde de spullen weg te stoppen. De kruippakjes legde ik op een hoge plank, uit het zicht, omdat ik bang was dat het ongeluk zou brengen als we op deze manier voorbereidingen troffen.

‘Natuurlijk is dik zijn goed!’ zei Sue lachend. ‘Uiteraard.’ Maar ik zag aan haar gezicht dat ze dat niet echt vond en dat ze zich ongemakkelijk voelde bij mijn dikheid.

Diane had beweerd dat mijn zwangerschap het einde van mijn carrière zou betekenen, maar ze had het mis. Het leek wel alsof het nog nooit bij iemand was opgekomen om een zwanger model te fotograferen totdat ik dat voorstelde. Als ik nu werd gefotografeerd, kon ik iets laten zien, iets wat ik zelf had gemaakt. Kijk eens naar mijn buik! wilde ik zeggen, dat heb ik zelf gedaan! Die foto’s deden veel stof opwaaien, want je hoorde niet te pronken als je in verwachting was. Het was niet de bedoeling dat je dan naakt je borsten en je buik liet zien. Ik werd ervan beschuldigd dat ik zwangerschap een seksuele lading gaf, dat ik immoreel was en geen schaamte kende, maar die beslissing had ikzelf genomen.

‘Ze ziet er prachtig uit,’ zei Abu, waarbij ze Sue aankeek om haar bewering kracht bij te zetten.

Op een dag in juni, een van de warmste dagen van het jaar, schonk ik het leven aan Maya. Toen de weeën begonnen, gingen Phil en ik vlug naar het ziekenhuis, waar we erachter kwamen dat het gebouw werd gesloopt. Gewoonlijk zag het ziekenhuis eruit als een kantorencomplex, nu leek het wel een bouwput. Toen ik uit de auto stapte, zag ik drie mannen met helmen en gele jacks naast een graafmachine staan. Ze leken piepklein. Het was ontzettend stoffig en de grond trilde.

Eenmaal binnen gaf de verloskundige me twee paracetamolletjes en zei dat ik me moest ontspannen. ‘Het is momenteel ontzettend druk,’ zei ze. ‘Kunt u het nog even volhouden?’

Ik keek naar de roze muts op haar hoofd. Het leek wel of ze regen verwachtte.

Het vertrek was wit, onnatuurlijk wit en alles was scherp en van metaal, van de hoeken van het verrijdbare nachtkastje tot de glimmende stangen met apparatuur erop. Toen voelde ik een briesje en ik zag dat er een raam openstond. Over het kozijn liepen langpootmuggen met hun stakige poten snel heen en weer.

Uren later kwam de verloskundige terug en kreeg ik verdovend gas en zuurstof aangeboden. Toen Phil me hielp om het mondkapje op mijn mond te plaatsen, had ik het gevoel dat ik ging duiken of snorkelen.

‘De toediening kun je zelf regelen,’ zei de verloskundige.

Ik ademde in en uit totdat ik licht in mijn hoofd werd, waardoor mijn hand van mijn gezicht afgleed en het mondkapje viel. Toen rommelde de verloskundige wat en voordat ik het wist, braken mijn vliezen en kreeg Phil vruchtwater over zich heen. Ondanks de weeën moest ik lachen om de uitdrukking op zijn gezicht.

‘Probeer tussen de weeën door te masturberen,’ zei de verloskundige om me aan te moedigen.

‘Wat?’ zei ik, waarna ik weer verdovend gas en lucht tot me nam. Zachtjes zei ik tegen Phil: ‘Ze wil dat ik tussen de weeën door masturbeer.’

Phil grinnikte.

‘Welnee,’ zei de verloskundige geschrokken. ‘Ik zei dat u tussen de weeën door moet rusten.’

Toen begon ik tussen het lachen door te roepen. Ik schreeuwde nog steeds toen er een specialist binnenkwam. Hij sloop gebukt dichterbij, zo’n beetje zoals een fotograaf dat doet, en ik zag hem op mijn lelijke groene ziekenhuishemd af komen. Ik wilde hem niet in de buurt hebben. Hij had zich niet eens netjes voorgesteld.

‘Handen thuis!’

De specialist bleef staan en bewoog zijn handen krampachtig.

Een volgende wee diende zich aan. Ik sloot mijn ogen en greep het eerste het beste beet dat ik te pakken kon krijgen. Het was zacht en toen ik mijn ogen opendeed, zag ik dat het een van de borsten van de verloskundige was. Ik keek naar Phil. Overal was bloed terechtgekomen: op zijn gezicht, op de muren, op de vloer. Het spoot door de kamer als water uit een tuinslang, behalve dan dat het rood was en uit mijn lichaam kwam. Toen werd Maya geboren. Haar haartjes stonden van schrik rechtovereind.

Mijn kamer stond vol met bloemen en ik kon maar niet beslissen welke ik het mooist vond. Het was alsof er binnen een tuin was aangelegd.

‘Hoe heet de baby?’ vroeg een andere verloskundige de volgende ochtend.

Ik keek naar Phil. Die zat te slapen op een stoel naast het bed. Zijn bril was naar het puntje van zijn neus gezakt en zijn walkman lag op zijn schoot.

‘Maya,’ zei ik zacht.

‘Mooie naam,’ zei de verloskundige knikkend.

‘Dat betekent ‘ze is gekomen.’’ Ik wilde er bijna aan toevoegen dat het een Shiyeyi naam was, maar ik hield me in. Wat wist een Engelse verloskundige nu van Shiyeyi? Ik had veel over namen nagedacht. Ik wilde ons kind een naam van thuis geven, maar toen ik de oude namen de revue liet passeren, besefte ik hoe triest die eigenlijk waren. Waarom was het bij mijn volk gebruikelijk om een treurige naam te geven? Waarom heetten meisjes en vrouwen in mijn geboorteland Kushanda, ‘lijden,’ of Mishwezi, ‘tranen,’ of Ncapa, ‘de verworpene’? Waarom noemde iemand een kind Saywa, ‘de gehate,’ of Narefo, ‘de moeder van de dood’? Met zulke namen was ik opgegroeid. Nu ik in Engeland woonde, had het veel moeite gekost me die namen te herinneren en het had nog langer geduurd om de bijbehorende betekenis op te diepen. Daarom noemde ik haar Maya, ‘ze is gekomen,’ want ik had jaren op haar gewacht.

Toen kwam Phils familie naar het ziekenhuis en ik deed alsof het mijn familie was, alsof deze vrolijke vrouw in dat roze joggingpak mijn moeder was en of deze man met een grote zak druiven en een polaroidcamera om zijn nek mijn eigen vader was. Phil kwam bij me op bed zitten. Zijn vader nam een foto en ik lachte stralender dan ooit.

‘Mama!’ roept Maya boven aan de trap. ‘Ik ben klaar!’ Ze is klaar om naar school te gaan, ze draagt een cheerleaderrokje dat net zo roze is als de tulpen die bij de achterburen in potten op de vensterbank staan. Ik zie het raam op de eerste verdieping wijd openstaan en hoor de gedempte intromuziek van een tv-programma. Maar de duiven maken meer kabaal, de duiven die hetzelfde klinken als de treurtortel. Ze komen boven het geluid van de tv uit. Ik kijk naar beneden, naar de tuin aan de achterkant en zie dat iemand zijn halve huisraad buiten heeft neergezet, onder een boom vol witte bloesem die op sneeuw lijkt. De Engelsen weten wat het is om de voorjaarsschoonmaak te houden.

‘Wat betekent ‘kleven’?’ vraagt Maya, die de keuken in komt met een leesboek. Ze heeft haar haar te hard geborsteld, want ze wil graag steil haar hebben, zoals barbie. Het resultaat is dat het nu alle kanten op staat.

‘Staat dat woord in je boek?’

‘Mama! Ik vraag gewoon wat ‘kleven’ betekent.’

‘Nou, dat betekent dat je iemand niet loslaat. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat iemand niet zo aan je moet kleven…’ Maar ik zie dat Maya al niet meer oplet. Ze wil vlug een kort antwoord, heel anders dan Joe, die van verhalen houdt. Het maakt hem niet uit of een verhaal wel logisch is. Hoe verschillend ze qua karakter ook zijn, ze zijn allebei ontzettend prestatiegericht. Gisteren zei Maya: ‘Mama, ik ben op natuurlijke wijze geboren, hè?’ Hoewel Joe niet snapte wat dat betekende, hoorde hij wel de uitdagende klank in de stem van zijn zus en hij zei: ‘Ik ook, hè, mama?’ Ik vertelde hem dat hij via een keizersnede ter wereld was gekomen en ik liet hem het litteken nog eens zien, omdat ik dacht dat hij daarvan onder de indruk zou zijn. Maar Maya zei: ‘Dat is niet natuurlijk. Ik ben op de natuurlijke manier geboren en ik was het eerst.’

Maya doet haar boeken in haar schooltas. ‘En,’ zegt ze, alsof we het gesprek voortzetten, ‘waarom hebben mensen geen snorharen?’

Als ik zeg dat ik dat niet weet, kijkt ze kwaad. Ze denkt dat ik haar uitlach. Soms weet ik niet wat ik met haar vragen aan moet. Op sommige vragen valt gewoon geen antwoord te geven. Waarom schijnt de zon op ons? Hoe weten wolken wanneer het dag is? Waarom staan daar lantaarnpalen? Waar is water van gemaakt? Was Abu maar hier, die zou wel raad weten met Maya’s vragen. Maar Abu is bezig met haar promotieonderzoek en heeft het te druk om langs te komen.

‘Wat gaan jullie vandaag op school doen?’ vraag ik, terwijl ik met tien andere dingen bezig ben. Ik zet Joe’s schoenen klaar, doe de lampen in de keuken uit, pak mijn tas en kijk hoeveel beltegoed ik nog op mijn mobiele telefoon heb. Ik doe zo veel dingen tegelijk dat ik wel een multinational zou kunnen leiden, maar ik hoef alleen maar met twee kinderen naar buiten te gaan.

Opeens denk ik aan gisteren. Ik was in mijn eentje naar de supermarkt gegaan. Toen ik in de rij voor de kassa stond, had ik het idee dat ik iets was vergeten, want normaal gesproken kijk ik om me heen waar Maya en Joe zijn, houd ik in de gaten of ze geen snoep uit de schappen pakken, want de winkel legt dat precies op ooghoogte van een kind. De rij was lang, maar omdat ik alleen was, had ik geen haast en luisterde ik met plezier naar het gesprek van de twee meisjes die voor me stonden. Het waren schoolmeisjes die middagpauze hadden. Ze hadden veel tijd aan hun haar en kleding besteed, ze hadden de mode uit vrouwenbladen gekopieerd en daar een eigen draai aan gegeven. Nu bespraken ze wat ze zaterdag zouden gaan doen. Ze keken naar een groep meisjes die net de winkel binnen kwam. En ik dacht aan mijn eigen schooltijd, dat we rondhingen in het zanderige winkelcentrum van Maun en dachten dat we bijzonder waren, dat we elkaar van top tot teen opnamen. Toen raakte een man met een schort met daarop de naam van de supermarkt, Tesco, mijn elleboog aan.

‘Komt u maar, mevrouw,’ zei hij, waarbij hij me zacht naar voren duwde, om de meisjes heen, naar een andere kassa die net openging.

De meisjes keken me woedend aan. Ze hadden voor me gestaan.

‘Alstublieft, mevrouw,’ zei de man toen hij me bij de kassa afleverde.

En ik dacht: wie noemt mij nou ‘mevrouw’? Al die tijd had ik me met de kletsende meisjes vereenzelvigd. Ik had aan een navelpiercing staan denken, had me afgevraagd hoe die zou staan en of het pijn zou doen en of ik dan een zilveren of een gouden zou nemen. Nu had deze man, deze jongen eigenlijk, me eraan herinnerd dat ik bijna van middelbare leeftijd was. Ik was drieëndertig en geen kwebbelend meisje meer.

‘Waar is papa?’ vraagt Maya.

‘Op zijn werk.’

‘Waarom?’

‘Dat weet je wel.’ De ergernis slaat toe. Sinds Phil zijn eigen studio heeft, zit hij daar dag en nacht. Hij kan er net zo goed gaan wonen. En hij lijkt altijd te wachten op het sluiten van een belangrijk contract. Momenteel dingt hij mee naar een opdracht, maar ik kan me niet herinneren om wat voor opdracht het gaat, want ik ben maar een nutteloze vrouw van middelbare leeftijd die te zwak is om in de supermarkt in de rij te moeten wachten. Phil zou Joe meenemen, want Joe gedraagt zich wel als hij in de studio is, Maya niet. Soms denk ik dat Maya en ik de probleemgevallen in dit gezin zijn.

Ik loop naar de muur, kijk op de kalender en zie dat de fotosessie voor het tijdschrift Parenting pas over een week is. Diane wil dat Maya ook wordt gefotografeerd, dat we als beroemde moeder en dochter poseren, maar ik heb geweigerd. De opdracht betaalt trouwens slecht. Ik heb al heel vaak gezegd dat ik met modellenwerk ben gestopt, maar ik weet niet wat ik anders moet doen.

‘Hier is je jas,’ zeg ik tegen Maya, en ik geef haar een blauwe regenjas.

‘Die trek ik echt niet aan!’ zegt ze, en ze houdt haar handen koppig voor haar borst.

‘Waarom in ‘s hemelsnaam niet?’

‘Die is blauw,’ jammert ze.

‘Dus?’

‘Dat is voor jongens!’

‘Wat een onzin,’ zeg ik, maar het is geen onzin. Je hebt jongens- en meisjesspullen en we wonen in Engeland dus dat weet iedereen. Ik wil niet dat ze zich zo druk maakt om haar uiterlijk, maar dat doet ze toch. Vorige week zag ik haar in de badkamer staan, met haar rug naar de spiegel. Ze draaide haar lichaam om te zien hoe haar billen er van achteren uitzagen. Dat doe ik ook.

‘Alle vrouwen zijn ijdel,’ zei Phil, die iets in de badkamer kwam zoeken. Zodra hij binnenkwam, liep Maya weg.

‘Het is geen ijdelheid,’ zei ik.

‘Wat dan wel?’

Maya’s voetstappen stopten. Ze bleef aarzelend op de overloop staan en ging uiteindelijk toch naar beneden.

‘Angst,’ zei ik. ‘Ze maakt zich druk om haar uiterlijk omdat de mensen ons altijd aangapen! Hoe vaak krijgt Maya niet te horen dat ze mooi is? Bijna dagelijks! Dat weet je. Ik ben ook altijd bang dat ik er niet goed uitzie. Hoe zou dat toch komen?’

Phil pakte de nagelknipper, die naast het fonteintje lag. Hij hield niet van ruzie, vond het vervelend als ik kwaad werd.

Maar ik was woedend. Ik voelde de boosheid als adrenaline door mijn lichaam gieren. ‘Als je altijd wordt voorgehouden toch vooral goed op je uiterlijk te letten, is dat dan ijdelheid? Nee, dat is angst. Als je op je vijfde al aan schoonheidswedstrijden moet meedoen, wat voor boodschap krijg je dan mee? Wat doet dat met je? Als ik mijn uiterlijk onbelangrijk vond, als ik niet hard werkte, daar niet goed voor betaald kreeg, waardoor ik in staat ben een hypotheek voor een appartement te krijgen…Ildelheid loont. Zo is het toch?’

Ik zag Phil verstijven en hoorde zelf ook dat mijn betoog nergens op sloeg.

‘Jij kunt het weten,’ zei hij. ‘Jij bent model.’

‘Mama, mannen werken toch?’ vraagt Maya. Ze denkt mijn aandacht te kunnen afleiden van de regenjas, om zo voor elkaar te krijgen dat ze hem niet aan hoeft.

‘Vrouwen ook,’ zeg ik.

‘En mannen houden van voetbal, hè, mama?’

‘Goal!’ roept Joe vanuit de woonkamer.

Dan gaat de telefoon. Maya rent ernaartoe. Ik blijf in de keuken, maar spits mijn oren om te horen wie het is. Maya komt terug en kijkt verward. ‘Er is iemand aan de telefoon die heel raar praat.’

Met een zucht sta ik op en ga naar de andere kamer. ‘Hallo?’

Ee,Mosadi.’

Mijn hart slaat over en er trekken pijnscheuten door mijn borst. Het is niet Abu, maar iemand anders die Setswana tegen me spreekt. Een man.

‘Oa reeng? vraagt de man lachend. Zijn stem bromt door de lijn.

Ik ken die stem. Diep in mijn hart ken ik die stem.

Gao nkitse?

Ik ken hem toch? Maar hoe kan dat nou, hij heeft niet gezegd wie hij is. Maya komt binnen. Ze voelt dat er iets aan de hand is.

Kematig?’ vraag ik scherp.

‘Ik ben het, zusje. Je broer.’

DEEL 7

Candy