Sigaren kopen

 

Ik heb een kwartje, zegt Jip. Ga je mee? Iets kopen?

Ja, zegt Janneke. Ga je toffees kopen?

Nee, zegt Jip. Iets voor vader. Een kadootje. Vader is morgen jarig.

O, zegt Janneke. Wacht even. En ze holt weg.

Even later komt ze terug. Ze heeft ook een kwartje.

Ik mag ook iets kopen, zegt Janneke. Ook voor jouw vader.

Daar gaan ze met z’n beidjes. Er zijn zoveel winkels.

Eerst een winkel met toffees.

Daar gaan we niet in, zegt Janneke.

Dan komt er een winkel met speelgoed.

Kijk eens, zegt Janneke. Knikkers. Rood en geel en blauw. Vindt je vader dat mooi?

Ha, ha, lacht Jip. Vaders spelen toch niet met knikkers.

Janneke vindt het erg jammer. Maar ze lopen door.

Daar is een winkel met sigaren, zegt Jip. Ik ga een kist sigaren kopen. Ze gaan samen naar binnen.

Een kist sigaren alstublieft, zegt Jip. En hij laat zijn kwartje zien.

En nog een kist, zegt Jannekc. En ze legt ook haar kwartje neer.

De meneer achter de toonbank moet lachen. Een kist sigaren kost veel geld, zegt hij. Veel meer dan twee kwartjes. Jullie kunnen iedereen sigaar kopen. Een hele mooie. Met een gouden bandje.

Jip kijkt Janneke aan.

Ja, knikt Janneke.

Dan kopen ze ieder een sigaar. En ze krijgen er ieder een heel mooi zakje omheen.

De volgende dag is vader jarig. En Jip en Janneke komen allebei met hun kado. Eicel vroeg al. Om acht uur.

O o, zegt vader. Wat een mooi kado! Wat ben ik daar blij mee. Die van Janneke rook ik nu meteen op.

En die van Jip rook ik vanavond op.

Jip en Janneke krijgen de sigarenbandjes. Ieder een. En die doen ze om hun vinger.