Jip vecht met een bokje

 

Kom gauw, kom gauw, roept Jip. Ik heb een bokje gezien.

Waar dan? vraagt Janneke.

Zo maar op de weg, zegt Jip.

En ja, hoor, daar staat het bokje. Hij is los. Hij is weggelopen. Het is een stout bokje.

Ik zal jou wel eens terugbrengen, bok, zegt Jip.

Niet doen, roept Janneke. Hij stoot met zijn horens.

Ik ben niet bang, zegt J ip. En hij pakt het bokje vast.

Maar het bokje wil niet. Hij maakt een sprong. Hij gaat tegenover Jip staan. En daar begint hij. Hij stoot met zijn horentjes.

Pas op, gilt Janneke.

Maar Jip is echt niet bang. Hij stoot terug met zijn hoofd. Nu zijn het net twee bokjes.

Au, roept Jip. Lelijke bok. Je doet me pijn!

Maar het kan de bok niks schelen. Hij gaat door met stoten. En hij doet het zo hard. Jip valt omver.

Wacht maar, zegt Janneke nu heel dapper. Wacht maar. Ze trekt haar sokjes uit. Ze gaat naar het bokje toe. Boe! roept ze heel hard. Het bokje staat er van stil. Hij kijkt heel verbaasd. Wie roept daar Boe, denkt hij. En terwijl hij stilstaat, trekt Janneke hem de sokjes aan. Niet aan zijn pootjes, hoor. Nee, aan zijn horens. Ziezo, zegt Janneke. En nu maar stoten.

Jip is al lang weer opgestaan. Hij begint weer met de bok te vechten. Het bokje stoot van boeng en beng tegen Jip aan. Maar het doet geen pijn meer. Want het bokje heeft sokken aan.

Totdat daar ineens de boer aankomt.

Daar heb ik je, stoute bok, zegt hij. Nu ga je met mij terug. En hij neemt het bokje mee. Aan een touw.

Mijn sokken! roept Janneke. Hij heeft mijn sokken aan!

O, zegt de boer, ik dacht dat hij die van je kado kreeg.

Nee, roept Janneke boos.

Dan krijgt ze haar sokken terug. Maar het bokje kijkt verdrietig. Omdat hij weer aan het touw moet? Of omdat hij zijn mooie sokken kwijt is?