Plaatjes knippen

 

O, wat regent het! Wat regent het! Het is helemaal geen weer om buiten te spelen.

Jip en Janneke hebben een poosje op de vensterbank gezeten en naar buiten gekeken. Maar er kwam niemand voorbij. Alleen maar een klein hondje.

Toen zijn ze plaatjes gaan kijken. En alle plaatjesboeken hebben ze al uit. En het regent zo en het regent zo.

Hier hebben jullie twee scharen, zegt Jips moeder. Voor allebei een schaar. Dit bock mag je hebben om uit te knippen en dit ook en dat ook. Drie boeken om plaatjes uit te knippen.

Nu, dat is een heerlijk werk. Er zijn veel plaatjes van auto’s en veel plaatjes van mooie dames. Die knippen ze allemaal uit, maar na een poos zijn alle plaatjes uitgeknipt.

We zijn klaar, zegt Janneke. We hebben niets meer te knippen. Zijn er nog meer boeken?

Jip kijkt naar de boekenkast. Daar onderin staan boeken met veel mooie gekleurde plaatjes. Dat mag vast wel, zegt Jip. Ze staan toch onderin, die boeken. Niemand kijkt ernaar. Hier, jij mag dit boek uitknippen, dan neem ik dat andere.

Ze knippen zo ingespannen dat hun tongetje uit hun mond komt. En ze merken niet eens dat er iemand binnen komt.

Hee! wat doen jullie daar? roept een stem.

Jip en Janneke laten de schaar vallen. Het is Jips vader. O, o, wat is hij boos! Wat is hij boos!

Janneke gaat heel stiekem naar huis. En Jip is heel verdrietig want vader leest nu ook niet voor, bij het slapen gaan.

Maar het is wel een beetje zijn eigen schuld. Want boeken uit de boekenkast... daar mag je niet in knippen.