10

Mike Donovan lag op zijn buik op een winderige helling. Hij keek door de telelens van zijn camera naar wat er zich beneden hem uitstrekte: de Davis luchtmachtbasis, het strategisch hoofdkwartier voor zuidelijk Californië. Hij maakte een paar opnames van de Bezoeker-schildwachten die langs de basis patrouilleerden. Plotseling dook er in de verte een stofwolk op en zag Donovan een grote zwarte limousine naderen.

Toen de wagen dichterbij kwam, kon hij zien dat er meerdere hoge officieren in zaten en dat er een kapitein achter het stuur zat.

Hij richtte zijn camera weer op de basis en zag daar iets interessants gebeuren. De stoottroepen van de Bezoekers gingen vlug het gebouw binnen en er verschenen plotseling MP's die zich bij de ingang posteerden. Donovan wierp een hulpeloze blik op de limousine. Degenen die in de wagen zaten waren te ver van de ingang vandaan om te kunnen zien wat er daar gebeurde.

De Lincoln kwam voor de poort tot stilstand en er stapte een luitenantkolonel uit die met zijn hand in de wagen wees. Mike tuurde naar de oudere man die in de wagen zat. Het was een generaal.

Met een misselijk gevoel keek hij toe. De schildwachten bleven hulpeloos staan toen de Bezoeker-troepen met hun wapens in de aanslag uit het gebouw kwamen. Ze bevalen iedereen uit de wagen te stappen, en toen de luitenant-kolonel zijn pistool wilde grijpen, schoten ze hem zonder aarzeling neer. De generaal, de kolonel en de kapitein werden onder bewaking weggeleid, terwijl de MP's onder leiding van een van de Bezoekers het lichaam van de luitenant-kolonel wegdroegen.

Donovan registreerde het allemaal met zijn camera en vroeg zich af of iemand deze beelden ooit te zien zou krijgen.

Hij betastte zijn baard van een week oud. Die was nog niet dicht genoeg om zijn gezicht te bedekken. Hij wou dat zijn baard sneller groeide. Het was niet gemakkelijk geweest, deze eerste week. Toen hij in het Moederschip was binnengedrongen, had hij maar vijftien dollar op zak gehad, en dat had hij al gauw uitgegeven. In de afgelopen twee weken had hij in gaarkeukens gegeten - als hij al iets te eten had gehad. Hij was bang dat de honger zijn denkvermogen zou aantasten.

Hij vroeg zich af of Tony Leonetti nog weg had kunnen komen. Hij had niemand meer gezien die hij kende, maar hij zou moeten proberen wat contacten te leggen. Anders zou hij het niet veel langer meer uithouden.

Plotseling krabde hij over zijn scheen en meteen daarop voelde hij iets in zijn dij bijten. Hij had wel vaker last gehad van vlooien, vooral in de tijd dat hij in Laos geïnterneerd was geweest, maar toen had hij er nauwelijks iets van gemerkt - vergeleken met dysenterie, luizen en folteringen stelden vlooien niet veel voor. Nu dreef dat kleine ongedierte hem bijna tot waanzin.

Hij zou het moeten riskeren om Tony op te bellen, besloot hij. Hij had de laatste tijd geen nieuwsberichten meer gehoord van iemand anders dan Kristine - hij geloofde niet dat de omroepen nog hun eigen nieuws verzorgden - maar de situatie was verschrikkelijk en werd steeds erger. Op bijna elke hoek van de straat stonden Bezoeker-patrouilles. Anderen waren samen met Bezoeker-vrienden bezig aanplakbiljetten aan te brengen met afbeeldingen van Bezoekers die ouden van dagen omhelsden of baby's op hun schouders droegen. De prijzen waren omhooggeschoten en de avondklok was nog van kracht.

Donovan kwam vermoeid overeind, stopte zijn camera in een gehavende plastic boodschappentas en begon aan de lange wandeling naar de grote weg. Als hij geluk had, zou hij een lift naar Los Angeles kunnen krijgen. Als hij daar eenmaal was, kon hij zien dat hij een paar dollar bij elkaar kreeg, en dan kon hij het er vanavond misschien op wagen om Tony te bellen ...

-

Juliet vouwde een bloes op en wierp die in de koffer die open op het bed lag. Denny zat aan de andere kant van de kamer en keek haar niet aan. 'Ga je naar je ouders in Manhattan?'

Ze slikte iets weg en probeerde zo kalm mogelijk te spreken. 'Nee, ik kan ze niet bereiken. Om langere reizen te maken heb je tegenwoordig een speciale vergunning nodig, en iemand die met de medische wetenschap te maken heeft maakt geen schijn van kans er een te krijgen.' Ze pakte haar haarborstel op en stopte die in de koffer. 'Trouwens, misschien is het ook beter als jij niet weet waar ik heen ga. De rest van mijn spullen kom ik later nog wel eens halen.' Ze haalde diep adem en dwong zichzelf om langzaam door haar mond uit te ademen.

'En toch vind ik dat je niet weg hoeft te gaan,' zei Denny.

Ze schudde haar hoofd en vouwde een rok op. 'Nee. Ik wil niet dat je door mij nog meer contracten verliest.'

'Maar Juliet, dat weten we niet eens zeker.'

Ze keek recht in zijn ogen. 'Nee, dat is juist het ergerlijke. Ze zijn altijd zo verdomd beleefd!' Ze smeet de rok in de koffer. 'Maar wij weten genoeg, nietwaar? Wij weten ...'

Hij sprak haar niet tegen en Juliet schudde haar hoofd en liep naar de kast om haar jasje te pakken. Om van onderwerp te veranderen vertelde ze hem het nieuws dat ze die ochtend had gehoord. 'Weet je nog dat ik het wel eens over een collega van me had die Phyllis heette? Nou, die is vandaag ook niet op haar werk gekomen. En niemand heeft nog iets van haar gehoord. Evenmin als van Ruth en alle anderen. De colleges aan de medische faculteit zijn opgeschort tot er een eind aan de "crisis" is gekomen. Als ik toch vertrek, kan ik dat beter nu meteen doen.'

'Misschien is Phyllis gewoon weggegaan,' zei Denny zonder naar haar op te kijken. Juliet keek naar zijn gebogen hoofd en voelde de aandrang om nog eens met haar hand door zijn golvende haar te strijken.

Ze vond hem opeens zo hulpeloos dat ze hem zou willen beschermen. 'Denny, is het wel eens in je opgekomen dat zij en Ruth misschien zijn ontvoerd?'

Denny keek haar onbehaaglijk maar nog even koppig aan. 'Dat zijn maar loze geruchten, Juliet!'

Ze liet de koffer met een klap dichtvallen. 'Denk jij dat? Zal ik dan maar blijven?'

De seconden sleepten zich voort, en toen hoorde ze zijn stem, zo zacht dat ze hem bijna niet kon verstaan. 'Ik geloof... dat je moet doen ... wat jou gelukkig maakt...' Zijn stem stierf weg.

'Nee, Den,' zei ze terwijl ze de koffer oppakte. 'Soms kun je niet doen wat je gelukkig maakt. Soms ...' Ze beet op haar lip. 'Soms moet je de dingen doen die je ongelukkig maken, omdat je die dingen moét doen.' Ze draaide zich om en zei: 'Tot ziens, Denny.' Ze ging weg.

Daniël Bernstein poetste vol trots zijn Bezoeker-wapen op en nam een slok uit een glas wijn terwijl hij naar het resultaat keek. De halfvolle fles stond naast hem op het vloerkleed. Hij keek belangstellend op toen zijn vader het televisietoestel aanzette en ze Kristine Walsh hoorden zeggen:

'... en vandaag waren er nog minder gewelddadige incidenten. Het lijkt erop dat de mensen zich overal tot de autoriteiten wenden zodra ze vermoeden dat iemand bij de samenzwering is betrokken. Deze vroegtijdige meldingen zullen talloze levens redden, en de Opperbevelhebber dringt erop aan

'Verdomme!' Stanley zette woedend het toestel uit. 'Ik heb er zo genoeg van om haar gezicht te zien, en om altijd weer alles van één kant te horen!'

Daniël begreep niet waar zijn vader zich druk om maakte. Hij schoof zijn wapen zorgvuldig in de holster en schonk zich nog wat wijn in. 'De waarheid is de waarheid, nietwaar?'

'Waarom mogen anderen dan niets zeggen?' Stanley keek met enige bezorgdheid naar het peil in de fles. 'Vind je niet dat je genoeg hebt gehad, Daniël?'

Daniël keek naar de fles alsof hij verwachtte dat die voor hem zou antwoorden. 'Nee,' zei hij tenslotte.

'Nou, ik vind van wel.' Zijn vader stak plotseling zijn arm uit en griste zowel de fles als het glas van Daniël weg. Daniël keek hem woedend aan.

'Maar er zijn toch nog kranten, Stanley?' zei Lynn Bernstein verzoenend.

Stanley wierp zijn vrouw een vernietigende blik toe. 'Ja. Daar staat precies hetzelfde in als wat zij zegt - soms woord voor woord! En dat is nog niet alles! Moet je die rekeningen eens zien!' Hij greep een handvol van de rekeningen waar Lynn mee bezig was en zwaaide er woedend mee voor haar gezicht. 'Alle prijzen vliegen omhoog! Je mag niet eens meer interlokaal bellen als je daar geen vergunning voor hebt - en als je die vergunning krijgt, valt de verbinding meestal weg!'

Hij liep kwaad heen en weer en sloeg geen acht meer op Daniël, die met samengeknepen oogleden naar hem keek. 'Zelfs in onze eigen buurt is het niet veilig meer! Pa vertelde me dat de dochter van Maxwell, Polly, op school in elkaar is geslagen toen ze die natuurkundeprijs had gewonnen! Dat is krankzinnig! En toen er gisteravond een wagen vol schreeuwende dronkaards door hun straat kwam, hebben ze hun raam ingeslagen. Pa zei dat Kathleen zich geen raad weet van angst. Krankzinnig! Dat is het!'

'Maar Stanley, je weet toch dat Robert...' Ze durfde haar zin niet af te maken.

'Dat hij een wetenschapsman is? Wou je dat zeggen? Nou, wat dan nog? Hij woont nu al tien jaar tegenover ons, en een aardiger vent zou je nergens kunnen vinden - het hele idee dat Bob aan een samenzwering meedoet is belachelijk!' Stanley kreeg het benauwd van woede.

'Jij zei altijd dat het wel weer voorbij zou gaan.' Lynn keek hem fronsend aan.

'Ja.' Stanley zuchtte. 'Nou, daar geloof ik niet meer in. Ik wil dat alles weer wordt zoals het vroeger was.'

Lynn keek om zich heen. 'Waar is Daniël?'

Bernstein trok een grimas. 'Nou, hij is niet op zoek naar werk, dat staat vast.'

Zijn vrouw dempte haar stem. 'Stanley, je moet uitkijken wat je in zijn bijzijn allemaal zegt.'

'Wat? In mijn eigen huis?'

'Maar hij woont hier ook, en je weet hoe hij over die dingen denkt.'

Hij maakte een ongeduldig maar ook verzoenend gebaar. 'Ja, ja ... Ik weet het. Maar dat geeft hem nog niet het recht om ...'

Lynn keek naar het licht dat op haar trouwring fonkelde. Met een heel zachte stem viel ze hem in de rede. 'Ik heb verhalen gehoord ...'

'Geruchten, bedoel je ...'

'Verhalen, Stanley, dat een lid van zijn groep daadwerkelijk

'Daadwerkelijk wat? Iemand heeft aangegeven, bedoel je?'

Ze knikte. 'Zijn eigen ouders - en toen waren ze verdwenen.'

Bernstein wreef zich over zijn nek en liet zich toen in een stoel naast haar neervallen. 'Nou, Lynn, ik denk toch niet dat Daniël...'

Ze huiverde. 'Ik denk het ook niet, maar ...'

'Ik bedoel, wat zou hij nou kunnen aangeven?' Hij probeerde het heel nonchalant te zeggen, maar hij kon horen dat zijn woorden niet erg overtuigend klonken. 'Wij zijn geen wetenschapsmensen, en ik heb eigenlijk ook niks gezegd ..Hij zweeg en probeerde zich te herinneren wat hij precies had gezegd. Hij had plotseling een droog gevoel in zijn mond.

' Je had veel kritiek. Op haar - Kristine Walsh. Op hen. Op de kranten. En ook op hem.'

'Nou, ik vind dat hij niet zo veel moet drinken. Ik hoef me maar even om te draaien of de fles is alweer leeg! En dat met die hoge prijzen!'

'Maar dat is niet het enige wat je hebt gezegd.'

'Hoor eens, ik zei alleen maar dat ik er genoeg van had om te luisteren naar...'

'Om maar één kant te horen. Hun kant.'

'Nou, ik bedoelde .. .dat je maar één mening hoort. Nee, ik bedoelde ...' Zijn stem stierf weg. 'Je denkt toch niet dat hij ze heeft opgebeld?'

Ze keken beiden naar de telefoon. Er waren nog drie andere toestellen in het huis, een in Abrahams kamer, vlak naast hen - dat zouden ze gehoord hebben - en nog twee in de keuken en in hun slaapkamer. Aan de andere kant van het huis. Bernstein probeerde zijn gedachten te ordenen, maar terwijl hij daarmee bezig was, kwam Daniël de huiskamer weer binnen.

Lynn deed een pathetische poging om met een normale stem te spreken. 'Danny, jongen, waar ben je geweest?'

Daniël liet zich met de krant op de sofa zakken en keek niet op. 'Naar de WC.'

Lynn keek nog even naar Daniël, keek toen haar man weer aan en haalde haar schouders op.

-

Robin Maxwell slenterde met haar armen vol boeken over de straat. Meestal deed ze haar huiswerk alleen om van het gezeur van haar ouders af te zijn, maar tegenwoordig had ze zo'n hekel aan haar school en aan haar omgeving dat ze graag in haar boeken wilde wegvluchten.

De enige jongen die ze kende die zich niet gedroeg alsof ze de pest of zoiets had, was Daniël. Robin trok haar lippen samen - ze was kwaad op Daniël Bernstein. Hij had het gedurfd om in het bijzijn van Brian te zeggen dat Robins vader antropoloog was. Ze had Brian nu al in geen weken meer gezien.

De gedachte aan de knappe jonge Bezoeker achtervolgde haar 's nachts in haar dromen en hield haar overdag voortdurend bezig. Telkens wanneer ze opkeek naar het grote Moederschip dat in de lucht hing - en je kon het overal zien hangen - dacht Robin aan hem.

Ze werd ook nu weer zo door hem in beslag genomen dat ze haar huis bijna voorbij liep. De stem van haar vader schudde haar wakker uit haar dagdroom, waarin Brian zijn armen om haar heen had geslagen en haar glimlachend aankeek. 'Robin, stap in de wagen!'

Ze keek op en zag dat hun auto was volgeladen met kleren, kampeerspullen en kostbaarheden. Haar vader was bezig een groot pak op het bagagerek op het dak te bevestigen. 'Wat?' zei Robin. 'Waar gaan we heen, pa?'

'Naar ons huisje in de bergen, Robin.' Maxwell gaf een laatste ruk aan de touwen en zocht toen in zijn jasje naar de sleutels. Robin keek langs hem heen naar het met karton afgedekte gat dat hun raam was geweest.

'Voor het weekend?' vroeg Robin, al vermoedde ze wel dat het voor langer zou zijn.

'Misschien. Maar het zit er dik in dat we er wat langer zullen blijven. Je moeder en ik hebben je spullen ingepakt. Dus spring er maar in, tenzij je nog even naar de WC moet.'

'Nee,' antwoordde Robin, en ze had het gevoel of er diep in haar iets kapotgeslagen werd. Als ik wegga, zie ik hem nooit meer terug. Dan ga ik dood. Ze deed een paar stappen in de richting van het autoportier maar bleef plotseling staan. 'Maar ik wil niet naar de bergen. Alsjeblieft, pa. Ik ga daar niet graag heen. Ik vind het er zo saai!'

Haar vader kneep zijn lippen samen en Robin deed onwillekeurig een stap terug. Maar zijn stem was nog kalm. 'Stap in de wagen, Robin.'

Haar moeder deed het portier open en kwam om de wagen heen lopen. De blik in haar groene ogen was zachtmoedig maar onvermurwbaar. 'Toe, Robin, je moet het begrijpen. Er gebeuren te veel dingen. Vanmorgen is er een collega van je vader gearresteerd omdat hij een samenzweerder zou zijn.'

Polly stak haar hoofd door het open raampje. 'Ik vind dat we hier moeten blijven en ons moeten verdedigen, pa. Jij hebt niks verkeerds gedaan!'

Kathleen beet van ergernis op haar lip, maar stak toen haar kin naar voren. 'Zo eenvoudig ligt het niet, Polly.'

'Maar pa is geen samenzweerder!' riep Robin uit. 'Die anderen ...'

Robert keek haar aan. 'Die waren het ook niet, Robin. Stap nou maar in.'

'Maar al mijn vrienden zijn hier ...'

'Ja,' zei Polly met een stem die droop van het sarcasme. 'Vooral die in het rode uniform ...'

Robin zond haar zuster een woedende blik toe. 'Hou je mond, Polly!' Ze keek haar vader weer aan. 'Alsjeblieft, pa. Ik kan bij Karen blijven en ...'

'Robin!' Het meisje had haar vader nog nooit op zo'n toon horen spreken. 'Stap in!'

Terwijl ze in hulpeloze woede haar boeken omklemd hield, liep ze om de wagen heen en rukte het portier open. Ze stapte in en sloeg geen acht op Polly, die haar tong tegen haar oudere zuster uitstak, en op Katie, die op haar schoot wilde zitten.

Robert reed de wagen achteruit. De spanning die hij voelde kwam tot uitdrukking in het gepiep van de banden toen hij naar voren reed. Kathleen zag iemand aan de overkant van de straat staan die op een hark leunde, en wuifde naar hem. De man wuifde terug. Robert keek haar van opzij aan. 'Wie was dat?'

'Sancho Gomez. Hij kwam een paar maanden geleden vragen of we nog werk in de tuin voor hem hadden, en ik heb hem een paar uur per week laten komen, op vrijdag... Hij werkte voor een paar gezinnen hier in de straat... deed goed werk met de rozen

Robert fronste zijn wenkbrauwen. 'Maar het viel me net op dat onze rozen nodig gesnoeid moeten worden.'

'Dat is ... was ook zo.' Kathleen veegde door haar haren. 'Sancho kwam me een paar weken geleden vertellen dat hij niet meer voor ons kon werken - dat zijn andere klanten, onder wie Eleanor Dupres, hadden gezegd dat als hij voor ons bleef werken, zij hem niet meer nodig hadden. Wat kon hij anders doen? Hij heeft vrouw en kinderen ...'

Maxwell knikte. Ze reden bijna twintig minuten in stilte, tot ze de rand van Los Angeles hadden bereikt en over de top van een klein heuveltje kwamen. Plotseling begon Polly te wijzen: 'Kijk, pa! Dat is een wegafzetting!'

Kathleen maakte een klein geluidje in haar keel toen ze het luchtschip zag staan dat op de snelweg was geland en alle rijbanen op één na blokkeerde. De auto's stonden bumper aan bumper te wachten. Langs de kant van de weg stonden twee politiewagens met flikkerende zwaailichten ... Bij het patrouilleschip stond een gehelmde Bezoeker met een geweer in de aanslag. Onder zijn toeziend oog controleerden de politieagenten de auto's, telkens twee tegelijk.

Maxwells vingers spanden zich om het stuurwiel en hij durfde niet om te kijken naar zijn gezin, want hij was bang dat ze dan de naakte angst in zijn ogen zouden zien. Zonder een woord te zeggen reed hij de berm in en maakte hij een grote U-bocht om rechtsomkeert te maken.

Ze kunnen niet alle wegen hebben afgezet, dacht hij. Een van de kleinere wegen...

Tien minuten later stonden ze weer aan de kant van de weg en keken ze terneergeslagen naar een wegafzetting in de verte. 'Weer een,' zei Kathleen.

'Pa, waarom rij je er niet gewoon op af,' zei Robin. 'Jij hebt niks gedaan...'

Polly wierp haar zuster een vernietigende blik toe. 'Robin, wat ben jij toch stom. Ben jij zo stom geboren, of heb je het moeten leren?'

Robin keek haar zuster aan en riep toen woedend uit: 'Allemachtig Polly, hoe kun jij zó ...'

'Stil, jullie,' beval Robert zonder zijn stem te verheffen. 'Ik moet nadenken.'

'Waarom willen ze ons in de stad houden, ma?' vroeg Polly.

'Dan zijn we gemakkelijker te vinden,' zei Kathleen.

'Waarom willen ze dat wij, en mensen zoals wij, gemakkelijk te vinden zijn?'

'Dat weten we niet, Polly.' Kathleen wierp Robert een snelle, angstige blik toe.

Opeens hoorden ze geschreeuw en zagen ze een man uit een van de wachtende auto's springen. Hij rende uit alle macht over de weg naar hen toe. Tot hun schrik zagen ze de Bezoeker zorgvuldig zijn wapen op de rug van de vluchtende man richten, en een schot lossen. Ze zagen een korte flits van blauwe elektriciteit en roken de geur van ozon. De man wankelde nog een paar stappen naar voren en viel toen tegen het portier van Roberts auto. Hij drukte korte tijd zijn doodsbange gezicht tegen hun ruit en zakte toen langzaam op het wegdek, met achterlating van een spoor van slijm en snot op het raam.

De Maxwells bleven verstijfd zitten en keken naar de Bezoeker en de twee agenten die op de gevallen man af renden. De Bezoeker was er het eerst. Zonder de verschrikte Maxwells een blik waardig te keuren duwde hij de man ruw met zijn gezicht tegen het wegdek. De eerste politieagent deed hem handboeien om. Ze hoorden de man jammeren toen ze zijn armen naar achteren trokken. Op zijn rug had het vreemde wapen een zwarte brandwond achtergelaten.

De andere politieagent stond met een onbewogen gezicht naar de gewonde man te kijken. Toch lag er een blik in zijn ogen die op medelijden zou kunnen wijzen. 'Weer een wetenschapper?' vroeg hij.

'Nee,' antwoordde de agent met de handboeien. 'Hij hielp er een om door de afzetting te komen. Dus hij is geen haar beter. Overeind, man!' Hij trok ruw aan de man, die inmiddels in snikken was uitgebarsten.

'Rustig nou, Bob ...' zei de andere agent. 'Hij is gewond.'

'Dat is zijn eigen schuld, Randy. Had hij de nieuwe wetten maar niet moeten overtreden!'

Randy wierp een snelle blik naar de Bezoeker, die naar het patrouilleschip terugliep. Toen de Bezoeker buiten gehoorsafstand was, zei hij: 'Kom nou, Bob! Dit is wat anders!'

'Nee hoor!' De man keek zijn collega fel aan. 'Een crimineel is een crimineel, vergeet dat nooit. Er is niks veranderd, behalve de kerels die de bevelen geven.'

Zonder een blik achterom te werpen sleurde hij de bijna bewusteloze man met zich mee. De agent die Randy heette keek hem na en richtte toen zijn blik op de Maxwells. 'Willen jullie er langs?' vroeg hij, wijzend naar de wegafzetting.

'Eh... nee,' antwoordde Robert, die koortsachtig nadacht. 'De... eh ... mijn vrouw heeft haar boodschappenlijstje vergeten. We moeten terug om het op te halen.' Terwijl zijn hart uit zijn borst dreigde te springen, zette hij de wagen in zijn achteruit.

De agent keek hem een ogenblik aan en knikte toen bedroefd met zijn hoofd. 'Ja, dat is goed. Met die prijzen van tegenwoordig kun je zonder een lijstje geen boodschappen meer doen.' Hij keek naar de wegafzetting en toen weer naar Maxwell. 'Wees voorzichtig.'

Robert reed achteruit en keerde de wagen. Ze begonnen naar de stad terug te rijden. Kathleen liet een gesmoord hysterisch lachje horen. 'O God, Bob, wat moeten we ...'

'Begin niet opnieuw, Kathy!' zei Maxwell.

'Waar moeten we heen? Wie zal ons helpen?'jammerde Robin klaaglijk. Maxwell had veel zin om haar een klap te geven, maar hij hield zich in bedwang. Het is haar schuld niet, dacht hij. Alles ligt even ver buiten haar ervaringswereld als buiten de jouwe.

'Ik weet het niet, Robin,' zei hij zo vriendelijk mogelijk.

Plotseling ging Kathleen kaarsrecht overeind zitten. 'Ik wel! Rij terug naar huis, Robert.'

Hij keek haar vragend aan maar deed wat ze zei. Even later waren ze op de terugweg naar het huis waar hij zich tot voor kort altijd thuis had gevoeld.