4

Op het Antropologisch Instituut keek Arch Quinton fronsend naar de map die op zijn gehavende oude bureau lag. Toen nam hij de telefoon en wachtte ongeduldig tot de verbinding tot stand was gekomen.

Nadat de telefoon vier keer was overgegaan, hoorde hij een verraste stem. 'Hallo?'

'Robin, met dr Quinton. Neem me niet kwalijk dat ik zo laat nog bel. Ligt je vader in bed?'

'Nee, het spijt me, dr Quinton, mijn moeder en hij zijn vanavond uit. Ze zijn naar een feestje bij de familie Dupres. Moet hij u terugbellen als hij thuis komt?'

'Nee, dat hoeft niet, meisje. Ik ga hier weg, want het is al...' Hij keek op zijn horloge. Grote goden, het was al voorbij middernacht! 'Het is al laat,' zei hij. 'Ik bel hem morgen wel, als hij me niet eerder kan bereiken.'

'Goed,' zei Robin. 'Ik laat een briefje achter dat u gebeld hebt. Is het belangrijk?'

'Tamelijk,' zei Quinton, die haar niet van streek wilde maken. 'Maar het kan wel tot morgen wachten. Ik heb hier iets in mijn dossier dat hij wel interessant zal vinden. Welterusten, meisje.'

'Welterusten, dr Quinton.'

Met een zucht legde Quinton de hoorn op de haak en keek toen weer naar de map waar maar één woord op stond: 'John'.

Hij sloeg de grote glanzende foto's van de leider van de Bezoekers om. Dit was zijn buit. Tijdens een van de vele persconferenties die John had gegeven had een van Quintons studenten die foto's met speciale apparatuur gemaakt en ontwikkeld.

Quinton schudde langzaam met zijn hoofd en keek naar de schedelstructuren die door de infraroodfoto's aan het licht waren gekomen. Dat is niet normaal, dacht hij bij zichzelf. Er is iets met die schedel... misvormd ... het bot is te dik ... vooral aan de bovenkant van het hoofd ... Ik wou dat ze scherper waren, dan zou ik zekerheid hebben ... Maxwell zal wel zeggen dat ik gek ben.

Hij nam een vergrootglas en bestudeerde een van de foto's. Ik moet röntgenfoto's hebben, dacht hij. Dan zou er geen twijfel meer mogelijk zijn...

Hij stak zijn oude pijp aan en keek peinzend naar de map. Toen stopte hij de foto's er weer in en bleef vermoeid op zijn stoel zitten. Hij kon maar beter naar huis gaan om wat rust te nemen, dacht hij. Hij klopte zijn pijp uit, stond op en voelde de spierpijn in zijn nek en rug.

Hij ging naar buiten en keek naar de sterren. Het was een heldere nacht en ze fonkelden overal aan de hemel. Hij keek naar het oosten, maar de Grote Hond zou nog minstens een maand op zich laten wachten. De Grote Hond, het sterrenbeeld met de helderste ster in de hemel, Sirius, schijnbare helderheid -1,44. Een felle witte ster, ongeveer achteneenhalf lichtjaar van de aarde vandaan.

Arch Quintons ogen begonnen vermoeid te raken en hij wreef er met zijn hand over. Sirius. Een maand geleden nog een van de vele sterren. En nu ... wat?

Hij stak de sleutel in het slot van zijn Granada. Toen hij het portier had opengetrokken, stapte hij in, startte de motor en reed de wagen achteruit van zijn parkeerplaats af.

Op de achterbank zat een man in een rode overall. De lichten van het dashboard wierpen een spookachtig groen schijnsel op zijn donkere brilleglazen. Quinton deed zijn mond open om te schreeuwen ...