DEEL I - MORGEN
1
De guerrillero's hadden tussen de restanten van een oud dorp hun kamp opgeslagen. De hutten van leem en betonblokken, de resten van een platgebombardeerde kerk, zelfs een pottenbakkerij, waarvan de produkten nog in de zomerhitte lagen te bakken, alles was even troosteloos en armoedig, op sterven na dood.
Terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegde, parkeerde Tony Wah Chong Leonetti de gammele jeep onder een half ingezakt strooien afdakje. 'Ziet er hetzelfde uit... Waarom lijkt het altijd hetzelfde?' mompelde hij.
'Waarom lijkt wat altijd hetzelfde?' Mike Donovan zette zijn camera tegen zijn schouder en keek vlug door de zoeker om zich heen. Zijn groene ogen zochten naar de beste opnamehoeken van het kamp, de meest veelzeggende plaatjes.
'Guerrillakampen. In welk landje ook bent - Laos, Cambodja, Vietnam - op de een of andere manier lijken ze allemaal hetzelfde. Het komt zeker doordat mensen die op de vlucht zijn altijd op elkaar lijken, welke nationaliteit ze ook hebben.' Hij rommelde wat op de achterbank en haalde de tas met zijn geluidsapparatuur te voorschijn. Hij mompelde zachtjes in zichzelf om de microfoon te testen, luisterde naar het geluid van zijn koptelefoon en knikte tevreden. Intussen was Donovan uit de jeep gestapt om naar een donkerharige vrouw toe te lopen die op hen afkwam. Haar AK-47 wees vaag in hun richting.
Haar stem klonk hard en haar ogen waren rood van stof en vermoeidheid. 'Ben jij Donovan?' vroeg ze in gebroken Engels. 'Juan zei dat jullie zouden komen.'
Donovan knikte.
'Carlos is er nog niet. Jullie moeten wachten.'
Donovan keek naar het stoffige kamp. 'Hoe lang?'
'Weet ik niet. Wacht maar af.' Ze draaide zich om en liep weg.
Donovan keek Tony aan. 'Ik hoop dat hij gauw komt. Ik verrek van de honger en er zal hier wel niks te vreten zijn.'
Tony zuchtte. 'Dan pakken we toch gewoon een van die kippen daar.'
Donovan grijnsde en leek opeens veel jonger. 'Het zou niet de eerste keer zijn, hè?'
'Nee ..Leonetti draaide zich om. 'Hoor ik daar een motor?'
'Nou en of.' Donovan controleerde de instelling van zijn camera.
De truck die het kamp binnen denderde was zwaar beladen met gewapende guerrillero's. De stilte werd verbroken door het gekreun van de gewonden en ook door begroetingskreten, want de andere strijders kwamen uit de bouwvallige hutten op de wagen afgerend. Donovan en Leonetti liepen achter hen aan en gingen opzij voor de mannen en vrouwen die hen met brancards tegemoet kwamen.
'Ik weet niet waar ze vandaan komen, maar zo te zien heeft het ze niet meegezeten,' zei Tony, toen hij het snelle Spaans van de strijders en het gekreun van de gewonden hoorde. Sommige van de lichamen die uit de truck werden geladen bewogen niet.
Donovan richtte zijn camera op een bloederig gezicht en voelde zich, niet voor het eerst, een lijkenpikker - iemand die leeft van de ellende en dood van anderen - maar bedacht toen, ook niet voor het eerst, dat die ellende en dood geen enkele zin hadden als niemand ervan wist. Het was zijn werk om te zorgen dat de mensen wisten wat er gebeurde.
Iemand schreeuwde een aantal bevelen boven het lawaai uit. Tony keek hem aan. 'Carlos?'
Mike Donovan knikte. 'Dat moet hem zijn.' Hij riep: 'Neem me niet kwalijk, ben jij Carlos? Juan zei dat je wel met ons over de aanval van gisteravond wilde praten. Hoe erg was het? Hebben jullie verliezen geleden?'
De man sprong uit de truck. Zo te zien was hij midden in de dertig, en hij zou knap zijn geweest als zijn gezicht niet met zweet en bloed was besmeurd. Hij veegde geërgerd over een wond bij zijn linkeroog, zodat het bloed opnieuw begon te stromen. Toen hij Donovan hoorde roepen, draaide hij zich om en keek hen woedend aan. 'Natuurlijk hebben we verliezen geleden, man. Je gaat niet tegen zo'n leger vechten zonder dat je op verliezen rekent!' Hij draaide zich kwaad om en liep langs de truck. In het zojuist nog zo slaperige kamp heerste nu een enorme drukte. Iedereen was bezig allerlei spullen in jeeps en trucks te laden.
Leonetti bewoog zijn microfoon om zich heen om de geluiden van het kamp op te pikken - de snelle voetstappen, het krijsen van verschrikte kippen, het zware gebonk waarmee de trucks werden ingeladen. Hij keek Donovan aan. 'Zo te zien gaan ze er vandoor, Mike. Zullen wij dan ook maar?'
Donovan, die een opname wilde maken, knikte verstrooid en richtte zijn camera toen op de leider. Die schreeuwde: 'Saquen primero los camiones de municiones!'
Tony schudde zijn hoofd. 'Wat zei hij?'
Donovan begon achter Carlos aan te lopen. '"Stuur eerst de munitiewagens weg.'"
'Verdomme,' mompelde Tony. 'Dan verwachten ze moeilijkheden.'
Donovan was al buiten gehoorsafstand. Hij haalde de guerrillaleider in en schreeuwde: 'Hoeveel verliezen?'
De man trok zijn mondhoek op en zei: 'Zeven mannen en vrouwen gedood. Een stuk of tien gewonden.' Hij keek achterom naar zijn strijders en schreeuwde: 'Jezus - muebe el jeep! Lo esta tapando todo!’
Donovan volgde zijn blik om er zeker van te zijn dat Carlos niet op het oude wrak doelde dat hij en Tony zich hadden toegeëigend. Het bleek om een andere jeep te gaan. Hij nam een close-up van Carlos. 'Jij bent ook gewond.'
Alsof hij nu pas besefte dat hij voor de camera stond, dat alles wat hij zei in miljoenen huiskamers te horen zou zijn, keek Carlos recht in de lens en zei met een venijnige stem: 'Deze wonden zijn niets in vergelijking met de wonden die mijn land zijn toegebracht.' Er kwam een ziekenbroeder op hem af om iets aan zijn oog te doen, maar Carlos duwde hem weg en ging verder: 'Maar we blijven vechten! Tot aan de overwinning. Hoor je dat? We blijven vechten tot El Salvador vrij is! Niets kan ons tegenhouden! Hoor je dat?
'Ja,' zei Donovan. 'Ik hoor het.'
Plotseling gierde er achter hun rug iets door de lucht. Donovan en de guerrillaleider draaiden zich met een ruk om en zagen een legerhelikopter op hen afronken. Het toestel scheerde dicht over de boomtoppen en de boordmitrailleurs joegen regens van kogels over het stoffige kamp uit. Sommige mensen werden door dit eerste salvo neergemaaid en hun gegil wedijverde met het donderend geronk van de helikopter en de staccatosalvo's van de mitrailleurs.
Zonder te weten hoe hij daar was terechtgekomen lag Donovan op zijn buik achter een afgebrokkeld muurtje, met zijn camera nog op zijn schouder. Hij bleef door de zoeker van de camera naar de helikopter kijken, die nu draaide en op het punt stond om voor een nieuwe aanval naar het dorp terug te keren. Hij was zich vaag bewust van iemand die naast hem lag, en die iemand bleek Tony te zijn, zwetend en stoffig, maar met zijn geluidsapparatuur nog stevig in zijn handen.
Er klonk zo'n lawaai dat hij de stem van zijn collega nauwelijks kon horen. 'Dit ziet er niet best uit, Mike.'
Donovan kon zijn ogen bijna niet geloven toen hij de helikopter recht in de zoeker kreeg op het moment dat de mitrailleurs weer begonnen te vlammen. Hij jubelde het uit. 'Ben je gek? Dit is fantastisch!'
Aan de andere kant van het kamp explodeerde een truck waarvan de benzinetank was getroffen - en bijna op hetzelfde moment kromp de vrouw die hen had ontvangen gillend ineen. Een aantal mensen kwam haar te hulp; anderen begonnen op de vijand terug te schieten. Een paar meter van hen vandaan sloegen kogels het stof van de grond, en Tony Leonetti greep Donovans arm vast. 'Kom nou - laat die opnames maar zitten!'
Zigzaggend en ineengedoken renden ze weg. Ze werden vertraagd door hun apparatuur, maar geen van beide journalisten dacht er ook maar een seconde aan om die achter te laten. Ze doken achter een ander muurtje, dichter bij een huis, en maakten zich zo klein mogelijk.
Tony huiverde toen hij een kogel over hen heen hoorde fluiten. 'Donovan, dit wordt onze dood, ik zweer het je!'
Donovan keek hem grijnzend aan. 'Kom op, Tony, dit levertje weer een Emmy op!'
'Dit levert me een kogel in mijn koptelefoon op!' schreeuwde Leonetti terug, maar hij bleef zijn geluidsapparatuur bedienen. 'Zeg tegen mijn vrouw dat mijn laatste gedachten
'Kijk!' schreeuwde Donovan dwars door Tony's woorden heen. 'Moet je hem eens zien!'
Juist op het moment dat de helikopter weer rechtsomkeert had gemaakt en op hen af kwam, was Carlos naar een getroffen kameraad gerend. De guerrillaleider ging rechtop staan en richtte zijn automatisch pistool koelbloedig op de naderende helikopter. Toen het toestel binnen bereik kwam en zelfs nog wat lager ging vliegen, vuurde hij een aantal kogels af, waarbij hij mikte op de piloot die duidelijk zichtbaar in de glazen bel van de cockpit zat.
Juist toen het ernaar uitzag dat het volgende salvo mitrailleurvuur de guerrillaleider zou wegvagen, zakte de helikopterpiloot op zijn stoel opzij. De helikopter wankelde, dook voorover en gleed over de boomtoppen naar beneden. De grond trilde van de kracht van de explosie en Donovan kon zelfs op deze afstand nog een vlaag van warme lucht tegen zijn gezicht voelen. 'Ongelooflijk! Ik kan het niet geloven! Zag je dat?'
Tony knikte heftig en greep zijn arm vast. 'Wat écht ongelooflijk is, is dat wij nog leven, jongen! Kóm!'
Donovan was nog opnames aan het maken toen zijn collega hem in hun gammele jeep sleurde. Het was een wonder dat de jeep nog intact was. Terwijl hij een ronkende helikopter dichterbij hoorde komen, startte Leonetti de motor. Het kamp was een inferno van mitrailleurvuur en exploderende wagens. Hij liet de koppeling los en reed zigzaggend door het kamp naar de weg waar ze eerder die ochtend overheen waren gekomen. Hij wierp uit ergernis. Donovan richtte zijn camera naar achteren en leunde achterover om een opname van de helikopter te maken die nu achter hen aan kwam.
'Ik wou dat we een Tylerstatief hadden!' schreeuwde hij terwijl de camera tegen zijn schouder stootte.
Tony Leonetti zuchtte. 'Ik wou dat we een tank hadden.' Maar Donovan, die nog aan het filmen was, hoorde hem niet. De jeep slingerde over de weg en plensde door een beekje. Plotseling vlogen ze een heel eind opzij omdat er vlak naast hen een raket explodeerde die een stortvloed van water over hen heen joeg.
Donovans stem drong zwakjes tot Tony door, ofschoon de geluidsman wist dat zijn vriend zo hard schreeuwde als hij kon. 'Volhouden, Tony! Dit is niks erger dan Cambodja!'
De oosterling schudde lachend met zijn hoofd. 'Daar zou ik tenminste nog voor een Cambodjaan kunnen doorgaan! Waar is die vervloekte helikopter gebleven?'
Zijn vraag werd beantwoord toen ze de top van een heuveltje bereikten. De helikopter hing een paar meter boven de grond op hen te wachten.
Tony gooide uit alle macht het stuur om, maar toen had de helikopter al een salvo op hen afgevuurd. De jeep slingerde opzij en Leonetti greep zijn arm vast. Donovan greep vlug naar het stuur en kreeg het slingerende voertuig weer in het rechte spoor terwijl de helikopter boven hen opsteeg. Toen hij een snelle blik op de arm van zijn collega wierp, zag de cameraman een nieuwe rode vlek op Tony's gebloemde shirt. 'Ben je in orde?' schreeuwde hij toen zijn collega het stuur weer overnam.
'Meen je dat nou?' De wind sloeg Tony's zwarte haren van zijn zweetband weg. 'Ik geniet van elke seconde!'
Plotseling ontplofte er recht voor hen weer een raket. De jeep, die al uit zijn evenwicht was geraakt, gleed opzij en sloeg in de greppel naast de weg over de kop. Aan het ronken van de helikopter konden ze horen dat die weer op hen af kwam.
Donovan werd uit de omgeslagen jeep geslingerd en viel boven op zijn collega, maar de zachte bodem van de wegberm ving de klap een beetje op. Alle instincten van de cameraman waren afgestemd op het zwiepen van de helikopterbladen. Ze moesten in de beschutting van de bomen zien te komen!
Donovan krabbelde overeind en hield de camera nog stevig vast. Hij draaide zich om, trok de geluidsman mee en zag vanuit zijn ooghoek dat de benzinetank getroffen was en dat de vlammen uit het metaal omhoog likten.
Hij schrok van Tony's bleke gezicht. 'Kun je hardlopen?'
Tony draaide zich naar de vlammen om. 'Heb ik een keuze?'
'Ik ga hun vuur afleiden. En jij rent als een gek naar die bomen. Daar zit je een beetje beschut.' Hij wierp een snelle blik naar de helikopter, die rechtsomkeert had gemaakt en weer op hen afkwam. Hij kwam met een ruk overeind. 'Rennen, Tony!'
'Nee, Mike! We gaan samen ...'
Donovan rende al. 'Schiet op! Rennen!' Hij kon horen dat Tony achter hem naar de bomen rende.
Donovan zigzagde over de moddervlakte en hoorde de kogels bij zijn hielen inslaan. Hij begon harder te rennen, maar besefte dat hij nergens dekking kon vinden. Het enige dat hij zag was een bocht in de beek - breed, ondiep maar bijna onbegaanbaar. In het midden van de bedding stond het karkas van een vrachtwagen te roesten, als een Zwitserse kaas met honderden kogels doorzeefd.
Daar dekking zoeken? vroeg hij zich af. Die truck zou hem nauwelijks kunnen beschermen. Maar hij kon nergens anders heen.
Met de camera nog in zijn armen draaide hij zich om en zag de helikopter een paar meter naast het water omlaag komen, als een broedende kip die zich op haar nest laat zakken. Verdomme, dacht hij, ik ben er geweest. Met de moed der wanhoop - en met de gedachte dat de helikopter misschien nog niet had gezien dat hij een cameraman was - bracht Donovan de camera in de aanslag en begon hij opnames te maken van de twee mannen die in het toestel zaten. Terwijl de helikopter nog dichterbij kwam, kneep Donovan achter de zoeker van zijn camera zijn oogleden samen en tuurde hij naar de man die naast de piloot zat.
Dat kan niet! Ham Tyler - wat doet hij hier nou? De voormalige CIA-agent maakte tegenwoordig deel uit van een uiterst geheime afdeling van de Amerikaanse geheime dienst. Hij had Donovans pad al eens eerder gekruist - in Laos. Donovan had geruchten gehoord dat deze rechtse 'patriot' (zijn term, niet die van Donovan) verantwoordelijk was voor sommige notoire opruimingen onder de guerrillastrijdkrachten hier in El Salvador, maar hij had die geruchten nooit kunnen verifiëren.
Maar op het moment dat Mike Donovan de man naast de piloot herkende, ging de helikopter abrupt omhoog en ronkte weer weg. Huh? Wat in godsnaam ...
Donovan keek achterom om te zien of er wonderbaarlijk genoeg een tank achter hem was opgedoemd (in totale stilte? Doe niet zo stom, Mike ...) en liet bijna zijn kostbare camera vallen. Terwijl er een trillend gezoem tot hem doordrong, keken zijn geschrokken ogen naar de kolossale gedaante die over de bergen in de verte op hem afkwam, zo groot dat de bergen er nietig door leken.
Donovans mond viel open. Hij dacht dat hij dood was - hij kon dit niet zien terwijl hij nog in leven was. Zijn vinger drukte automatisch op de startknop en hij kon horen dat de camera het ongelooflijke visioen op de film zette.
Een sterk afgeplatte bol, precies zoals het in de UFO-verhalen werd beschreven, maar het ding was zo groot! In zijn verwarring probeerde hij de enorme omvang van het ding te schatten, maar toen het dichterbij kwam, ging het zijn gevoel voor proporties te boven. Een kilometer in doorsnee? Meer dan dat. Twee kilometer ... Nog meer. Groot...
Ten slotte bleef het als een onmogelijke droomgestalte in de lucht hangen. Donovan hoorde Tony naar hem schreeuwen en wuifde zijn geluidsman geruststellend toe. Terwijl hij door het water naar zijn vriend toe sjokte, speelde dezelfde gedachte telkens weer als een gebarsten grammofoonplaat door Donovans hoofd: Hoeveel mensen zouden ooit hun leven te danken hebben gehad aan een vliegende schotel?
-
De witte muis ging met trillende snorharen op zijn achterpoten zitten, zodra hij de deur van de kooi hoorde ratelen. Etenstijd? Maar zijn maag zei, nee, het was nog geen etenstijd. In plaats daarvan kwam er een hand die hem voorzichtig optilde en omdraaide. Hij herkende de geur, de stem die sprak, en spartelde niet tegen.
'Kom, Algernon. Laat dr Metz je buikje zien.'
'Opmerkelijk!' Dr Rudolph Metz boog zich naar voren om het donzige buikje van de muis te bekijken en nam toen een vergrootglas om het nog beter te kunnen bestuderen. 'De wond is bijna helemaal genezen!'
De blonde jonge vrouw in de laboratoriumjas glimlachte. Ze was blij met Metz' reactie. 'Ja. Nog een paar dagen en hij is weer helemaal de oude.' Ze streek met haar vinger over de kop van de muis en zette hem toen voorzichtig weer in de kooi.
Dr Metz trok zijn borstelige, peper-en-zout-kleurige wenkbrauwen op en keek even strak naar haar als hij naar de muis had gekeken. 'Weet je hoe lang mijn onderzoekers naar die formule hebben gezocht, Juliet?'
Juliet Parrish glimlachte maar schudde haar hoofd. 'Het was niet alleen mijn werk. Ruth heeft erg geholpen.'
In de andere hoek van de kamer keek Ruth Barnes van een microscoop op. 'Geloof het maar niet, Rudolph. Ze heeft het helemaal alleen gedaan.'
'Nou ja, ik heb veel geluk gehad.' De vierdejaars medisch studente keek de oudere man niet aan, maar controleerde de grendel van de muizekooi.
Metz knikte. 'In de wetenschap kun je geluk hebben, maar dan alleen in combinatie met hard werken en inspiratie. De waarheid is, Juliet, dat je heel, heel erg begaafd bent.'
Als dr Metz zoiets zei, was het een buitengewoon compliment en Juliet kon er niets aan doen dat ze een kleur kreeg. Toen ze naar Ruth keek, zag ze de oudere vrouw haar duim omhoog steken.
Metz keek naar de muis die door zijn kooi huppelde. 'En verder wil ik je nog waarschuwen dat Ruth en ik gaan proberen je van de medicijnenstudie af te krijgen. Als je al je tijd aan de biochemie zou kunnen besteden, zou je...'
De laboratoriumdeur vloog open en ze keken alle drie geschrokken op. Scherp afgetekend in de deuropening stond een hijgende jonge zwarte man. 'Hebben jullie het al gehoord?'
'Wat gehoord, Ben?' Dr Metz keek hem vragend aan.
Dr Benjamin Taylor zette het televisietoestel aan dat hoog op een laboratoriumplank stond. Het beeld van de kleine portable vulde zich met Dan Rather's bekende gezicht, een gezicht dat nu een heel ernstige uitdrukking vertoonde:
'... maar waar de berichten ook vandaan komen - Parijs, Rome, Genève, Buenos Aires, Tokio - de beschrijvingen van de luchtschepen zijn allemaal identiek. En ...' Hij maakte zijn zin niet af maar luisterde naar een stem in zijn koptelefoon. 'Ik hoor zojuist dat de volgende beelden zijn binnengekomen uit San Francisco.'
Het scherm vulde zich met een kolossaal luchtschip dat boven de haven van San Francisco hing, zo kolossaal groot dat de Golden Gate brug er een stukje speelgoed bij leek. De vier mensen in het laboratorium hoorden het ontzag in Rather's commentaarstem:
'Ja, dat is hem - grote goden, wat een kolossaal ding! Dames en heren, deze beelden komen live uit San Francisco.'
Bijna op hetzelfde moment hoorden ze een laag, pulserend gezoem, net binnen gehoorsafstand. De muizen begonnen nerveus te piepen en renden wild door hun kooien.
Juliet keek Ben aan. 'Denk je ...'
Alsof hij haar vraag wilde beantwoorden, zei Dan Rather vanaf het televisiescherm: 'Er wordt me zojuist bevestigd dat een ander gigantisch luchtschip Los Angeles nadert!'
'O, God,' zei Ruth. Ze keken elkaar aan.
Antropoloog Robert Maxwell boog zich wat dichter naar zijn buit. Hij veegde een lege oogkas met veel meer voorzichtigheid schoon dan wanneer hij zijn drie jaar oude dochter in bad stopte. Toch stak Arch Quinton waarschuwend zijn hand op. 'Rustig aan, Robert. Ze is een heel bijzondere dame ...' Maxwell grinnikte in zichzelf. Hij had de oudere man nog nooit zo opgewonden meegemaakt.
'Dus je onderzoek van de heupkom heeft bevestigd dat het een vrouwtje is?' vroeg hij. Toen Quinton knikte, begon hij voorzichtig de zwart geworden, kartelige tanden af te vegen. 'Uit het pleistoceen, geen twijfel mogelijk, Arch. Veel ouder dan alles wat we op deze plek gevonden hebben, denk je niet?'
Quinton knikte. 'De artefacten schijnen je gelijk te geven, jongen. En kijk ook eens naar haar voorhoofd, hier ...' De hand waarmee hij zachtjes over de kleine haartjes had willen strijken bleef in de lucht hangen en wees toen een andere kant op. 'Robert, kijk daar eens!'
Al voordat Robert Maxwell zich kon omdraaien, hoorde hij het geluid - een vibrerend gezoem dat niet alleen in zijn oren maar in zijn hele lichaam trilde. Hij draaide zich om en zag een gigantisch zilverblauw luchtschip op hen af glijden, zo soepel alsof het over onzichtbare rails liep. Zijn hand klemde de borstel nog steviger vast en hij drukte zijn lichaam nog wat dichter tegen de rotswand, alsof hij zich tussen zijn vondst en het ruimteschip wilde plaatsen.
-
Elias Taylor zat ineengedoken op de brandtrap. Hij keek vlug om zich heen om er zeker van te zijn dat niemand hem zag. Er zou wel niemand thuis zijn, want het was midden op de dag, maar Elias was nog nooit betrapt en hij was niet van plan zich ooit te laten betrappen. Met behendige, efficiënte bewegingen maakte hij de plakstrook op de ruit vast. Toen gaf hij een tikje met een steen en ... hup! De tanden van de grijnzende jongeman blonken wit in zijn zwarte gezicht. Makkelijk. Elias hield van klussen die makkelijk waren.
Eenmaal in de woning gekomen, liep hij door de kleine kamertjes op zoek naar dingen die hij makkelijk mee kon nemen en makkelijk van de hand kon doen. Zijn blik viel op een Walkman, en hij deed hem even aan om er zeker van te zijn dat het apparaat een goed geluid gaf.
Een sok onder het matras van een niet opgemaakt bed leverde bijna honderd dollar in contanten op. Grijnzend en hoofdschuddend telde Elias het geld. Ze verstoppen de poen altijd op dezelfde plaatsen. De meeste mensen hebben geen fantasie ...
Het enige andere voorwerp dat Taylor interesseerde was een draagbare TV. Hij zette hem aan en trok een lelijk gezicht toen hij zag dat het maar een zwart-wit was. Stelletje armoedzaaiers, dacht hij. Zwart-wittoestellen waren zo goedkoop geworden dat het niet meer de moeite waard was om ze te stelen. Hij had zijn vinger al bij de knop om hem uit te zetten toen hij verrast werd door iets op het scherm, iets wat (maar dat kon niet!) leek op een live-opname van een grote UFO! Hij draaide vlug aan de knop van het geluid.
'... langs de Champs Elysées. Nogmaals, deze beelden komen rechtstreeks uit Parijs, waar nog een tweede, gigantische UFO in de lucht hangt.'
Elias zat met wijd opengesperde ogen te kijken. Op het scherm verscheen nu een squadron straaljagers in gesloten formatie. De stem ging verder:
'Het Pentagon meldt dat jagers van luchtmachtbases in de Verenigde Staten deze monsterlijke UFO's genaderd zijn, maar alle jagers maakten melding van een ontregeling van hun apparatuur, zodat ze hun pogingen moesten staken.'
Er kwam nu een menigte in beeld die wild door een straat rende; auto's stonden midden op de weg en claxonneerden uit alle macht; kortom, het was een volslagen chaos. Zelfs de politieagenten schenen zich geen raad te weten, en dat was ook geen wonder, dacht Elias, terwijl hij naar een ander gigantisch luchtschip keek dat in de lucht hing.
De commentaarstem ging verder: '... het is dus onmogelijk om de luchtschepen te naderen. Projectielen worden uit hun baan gebracht en komen een heel eind uit de buurt tot ontploffing. Politie en leger doen hun uiterste best om de evacuatie uit de hoofdstad ordelijk te laten verlopen ...'
'Nou,' mompelde Elias, 'zo ordelijk lijkt het me niet!' Hij betastte de Walkman en vroeg zich af welke invloed deze nieuwe ontwikkeling zou hebben op de prijzen die Reggie hem voor dit spul zou geven ...
'... en ook de evacuatie uit de andere steden die door dit ongekende verschijnsel worden bedreigd. Maar de wegen zijn overal verstopt. Er zouden zich andere luchtschepen in of nabij minstens zeven andere grote Amerikaanse steden bevinden - Houston, New York, San Francisco, New Orleans - ja, en het wordt zojuist bevestigd, ook Los Angeles ...'
'Los Angeles?!' Elias liet de Walkman bijna vallen. Hij realiseerde zich opeens dat hij zich in andermans huiskamer bevond, en dat de rechtmatige eigenaar elk moment binnen kon komen. Hij zwaaide zijn been over de vensterbank en durfde niet omhoog te kijken.
Hij hoorde het al voor hij het zag. Met de Walkman in zijn hand geklemd besloot Elias de rest van de dag maar vrij te nemen.
Mike Donovan trok een deken over de zacht snurkende Tony en schuifelde naar de cockpit van de Learjet. Hij ging op de plaats van de tweede piloot zitten en keek naar de instrumenten. 'We liggen voor op het schema,' merkte hij op.
Joe Harnell, de piloot, knikte. 'Hoe is het met je vriend?'
'Prima. De whisky en de codeïne hebben hem in slaap gebracht. Ik kan haar wel een tijdje overnemen, als je je benen wilt strekken.'
'Ooit eerder zo'n kist gevlogen?' De piloot wierp Donovan een snelle blik toe.
'In de loop van de jaren heb ik zowat alles gevlogen, behalve de spaceshuttle. In Vietnam deed ik verkenningsvluchten. Weet je al waar we kunnen landen?'
De piloot stond op, keek toe hoe Donovan de besturing overnam en knikte goedkeurend. 'Ja. Als Dulles nog open is. We moeten het maar proberen. Ze gaan overal dicht.'
Donovan dacht even na. 'Nee, ik heb zo het gevoel dat het meeste nieuws in New York te halen is. Hoe is het met JFK?'
'Dicht.'
Donovan haalde grijnzend zijn schouders op. 'Laten we het dan weer openen. Ze kunnen de landingsbanen niet oprollen, of wel soms?'
'Nou. De FAA zou onze ...'
Donovan knipte met zijn vingers. 'Nee, ik heb een beter idee! La Guardia is veel beter!'
Harnell keek hem aan. 'Ben jij gek geworden? Dan moeten we recht onder dat ding door vliegen!'
'Ja! Denk eens aan de opnames die ik kan maken!'
'Vergeet het maar, Mike.'
Donovan keek hem grijnzend aan. 'Kom nou, denk eens aan al de dollars die zo'n film waard is! Ik deel de opbrengst met je ...'
Harnell keek hem ongelovig aan. Donovan knipoogde, gaf de besturing weer over en ging zijn camera halen.
De volgende morgen keek de familie Bernstein, Stanley, Lynn, hun zoon Daniël, en Stanley's vader Abraham, met verbazing naar Mike Donovans beelden van de onderkant van het grote luchtschip dat boven New York hing. Net als dat boven Los Angeles, waar de Bernsteins woonden, was ook dit schip in deze lange en (in elk geval voor Lynn Bernstein) slapeloze nacht stil in de lucht blijven hangen.
Daniël, die achttien was, keek gefascineerd naar het ruimteschip. Zijn hele leven had hij gewacht tot hem iets opwindends zou overkomen, en nu was het eindelijk zover. Het kon hem niet schelen dat het de rest van de wereld ook overkwam - hij had het gevoel dat hij hier zijn hele leven op had gewacht. Hij keek opgewonden naar zijn vader, een kalende, enigszins buikige man met een kromme gestalte en trieste ogen.
'Ze zeggen dat het bijna tien kilometer in doorsnee is, pa!'
Zijn moeder, Lynn, een nerveuze vrouw die aantrekkelijk had kunnen zijn als haar lippen niet zo dun waren en er geen diepe lijnen tussen haar ogen hadden gezeten, wrong haar handen ineen en zei voor de honderdste keer tegen niemand in het bijzonder: 'We zouden de stad uit moeten gaan, vind je niet?'
Stanley Bernstein keek geërgerd naar zijn zoon. 'Dat heb ik je al eerder gezegd, Lynn, waar zouden we heen kunnen? De wegen zijn verstopt, zeggen ze. Trouwens, de president zei het ook al, we mogen niet in paniek raken. Ze hebben nog niets vijandigs gedaan.'
De oude Abraham schoof onbehaaglijk op de sofa heen en weer. 'Ik vraag me af of er nog wel een plaats is waar we ons kunnen verbergen. Zelfs de Duitsers hadden in de oorlog niet zulke luchtschepen.'
'Vader,' zei Stanley afkeurend. 'Dat helpt niet.'
Plotseling trok het televisiescherm hun aandacht weer. Een enigszins schorre maar toch nog professionele Dan Rather zei:'... Er komen nu ook meldingen binnen uit Rome ... en Rio de Janeiro ... Moskou ... Ja, van overal. En overal brengen de ruimteschepen dezelfde zoemtoon voort...'
De Bernsteins hoorden het gezoem tegelijkertijd in de lucht en op de televisie. Het was een toon met een snelle echo, maar opeens ging het over in een stem!
'Eenentwintig ... twintig ... negentien ... achttien ...' De vreemde galmende stem bleef aftellen, terwijl de TV-commentator uitlegde dat dit over de hele wereld gebeurde - overal in de plaatselijke taal.
'... vijf... vier... drie ... twee ... een.' Na een korte stilte ging de stem verder: 'Bewoners van de planeet Aarde ... wij groeten u. Wij komen in vrede. Wij verzoeken de secretaris-generaal van uw Verenigde Naties om vanavond om 01.00 uur Greenwich Mean Time naar de top van het VN-gebouw in New York te komen.'
Stanley knipperde met zijn ogen. 'Hoe laat is dat?'
Alsof hij zijn vraag had gehoord, gaf Dan Rather meteen antwoord. 'De stem die wij zojuist hoorden verzoekt de secretaris-generaal om vanavond om acht uur naar de top van het VN-gebouw te komen.'
Lynn greep de hand van haar man koortsachtig vast. 'Wat betekent dat, Stanley?'
Daniël keek haar opgewonden aan. 'Het betekent dat er iets gaat gebeuren, ma ... eindelijk! Is het niet geweldig?'