78
‘Waarom ben je op zoek naar Andreas Lindeberg, Annie? Heeft Marian Dahle je dat gevraagd?’
‘Nee, hoor.’ Annie hoorde zelf hoe dunnetjes haar stem klonk. Ze had eigenlijk ja moeten zeggen. Ze keek naar de briefopener in het plastic bakje.
‘Heb jij soms een poosje geleden een briefje met mannennamen gevonden? In de personeelskamer, in mijn bijbel?’
*
Marian hoorde iets. Het zicht was slecht vanwege de mist en het donker, maar nu zag ze toch echt iets bewegen achter een wintergroene struik. En dit keer was het geen kat. Plotseling dook Myrtel Haug op.
*
Het was dus waar: Frank Moe had de namen van de mannen die ze zouden ontvoeren, martelen en vermoorden op een briefje geschreven. ‘Nee,’ zei Annie. ‘Waar heb je het over, Margrethe? Andreas Lindeberg wordt nog steeds vermist, daarom zocht ik hem op.’
Margrethes gezicht verstrakte. ‘Dus je hebt het briefje gevonden.’
Annie drukte haar tas tegen haar buik. ‘Ik moest maar eens naar huis.’
‘En weet je wat ik denk? Ik denk dat je dat aan Marian Dahle hebt verteld.’ Margrethe had haar mond tot een streep getrokken.
‘Niet waar,’ zei Annie zachtjes. ‘De afdeling Geweldsdelicten gaat over deze zaak, niet Marian.’ Het was alsof haar hersenen het gevaar niet konden bevatten. Ze had het verkeerde antwoord gegeven. Ze had moeten zeggen dat Marian alles wist. ‘En ik weet ook niet meer wat er op dat briefje stond,’ zei ze. ‘Ik heb het weggegooid.’
‘Frank heeft me verteld dat het niet zo goed met je gaat, Annie.’ Margrethe haalde haar leesbril uit haar jaszak en zette hem op. Toen pakte ze de briefopener uit het pennenbakje.
Annie keek naar Margrethes handen. Ze had grote handen. Ze had een motor. Ze was de beste cursist geweest bij de zelfverdedigingscursus. Ze kon het best omgaan met de patiënten. Ze was Annies leukste collega. En de gevaarlijkste.
*
Marian staarde Myrtel Haug aan. De zaklamp lag nog steeds omlaag gericht en wierp een lange streep licht op de grond. Ze ademde zwaar en haalde haar mobiel uit haar jaszak. ‘Botresten,’ zei ze. ‘Van een kind. Ik heb de meldkamer gewaarschuwd.’ Dat was een leugen. Er vielen druppels van haar muts. Myrtel deed een stap in haar richting.
‘Je bent gearresteerd op verdenking van de moord op Thona Ormberg Johansen. Ik ga nu navragen of de versterking al in de buurt is,’ zei Marian.
‘Ik heb niemand vermoord.’ Myrtel vouwde haar handen tot een trechter en blies er warme lucht in.
‘Ik wil dat je rustig blijft.’ Marians vingers trilden terwijl ze met haar mobiel stond te stuntelen. De iPhone kwam helemaal onder de modder te zitten. Ze zag dat Annie haar vijftig minuten geleden gebeld had. Ze belde het alarmnummer van de politie en legde kort uit wat er aan de hand was.
‘Ik heb niemand vermoord,’ herhaalde Myrtel Haug. ‘Het verschil tussen mij en een gek is dat ik niet gek ben. Je snapt ’r ook geen sikkepit van!’
*
Margrethe versperde de deuropening en keek strak naar Annies tas, dus ze kon haar mobiel niet tevoorschijn halen. Margrethe stopte de briefopener in haar zak en stuurde een lange sms naar iemand. Toen zei ze: ‘De politie was niet van plan om die mannen te straffen, snap je? En het onderzoek duurde bovendien veel te lang. Schavenius was al zevenentachtig. Die smeerlap. Er was haast bij. Hij had een natuurlijke dood kunnen sterven, maar nu heeft hij zijn verdiende loon gekregen.’
*
De eerste versterking kwam al na een paar minuten. Het stijgende en dalende geluid van de sirenes weerklonk tussen de gebouwen aan de Uelands gate. Even later stopten de politiewagens voor de ingang aan de kant van de Noorderbegraafplaats. De zwaailichten doorkliefden het donker. Er kwamen agenten de tuin in gerend, die binnen een paar tellen veranderde in een plaats delict. Vrouwen en mannen in uniform, gespannen gezichten, waakzame ogen, rennende voeten, zaklampen en gedempte stemmen. De technisch rechercheurs in hun witte pakken waren snel ter plaatse om de botresten uit de donkere aarde te onderzoeken. Myrtel Haug werd afgevoerd met een deken om haar schouders.