22
Het was Andreas gelukt om de deur open te trappen met zijn hak. Een van de scharnieren was losgekomen van het houtwerk. Zijn voetzool bloedde en zijn kuit en dijbeen deden zeer. Hij ging rechtop zitten en luisterde, maar er kwam niemand naar boven. Stilletjes kroop hij op handen en voeten over de groene vloerbedekking, met de grote scherf in zijn hand. Hij droeg een joggingbroek en een blauw T-shirt dat hem te groot was. Hij had veel bloed verloren en was duizelig, maar slaagde erin overeind te komen door steun te zoeken bij de wand met foto’s. De pijn in zijn heup schoot omhoog langs zijn ruggengraat. Het raampje aan het einde van de gang kon niet open. Buiten schemerde het; een laatste zonnestraal viel op de donkere sparrentoppen in het bos verderop. Het was dus avond. Hij had geen idee waar het huis zich bevond, maar het busje was afgeslagen richting Lillestrøm. Hij kromp ineen van een bons op de benedenverdieping. Liep de hond los rond? Hij begaf zich langzaam naar de trap, greep de leuning beet en zette voorzichtig een voet op de bovenste trede. Die kraakte. Zijn hartslag steeg. De hond moest in de garage zijn. Hij bleef staan luisteren, maar er gebeurde niets. Er steeg een bedompte schimmellucht op vanaf de benedenverdieping. Hoorden ze hem aankomen? Hij klampte zich met beide handen vast aan de leuning en liep onbeholpen naar beneden, trede voor trede. Op de binnenkant van zijn dijen zaten strepen opgedroogd bloed. Was de zus van de beide mannen soms beneden? Die oude vrouw lag vast in bed. Stonden de mannen hem misschien op te wachten? Waarom maakten ze hem niet gewoon dood? Ze konden hem niet meer laten gaan, dat begreep hij zelf ook wel. In dat geval zou hij meteen naar de politie stappen. Dat wisten ze. Hij was al eens eerder in aanraking geweest met de politie. De zevende traptrede kraakte onder zijn voet. Hij bleef staan en hoorde zijn eigen hartslag. Het zweet liep langs zijn nek, maar toch had hij het ineens ijskoud.
*
Toen ze Birka had uitgelaten, hield de kunstenaar Marian staande op de trap. Het was halfdonker in het trappenhuis; het enige licht kwam door de ruitjes in de buitendeur. Marian had haar buurman nog niet eerder goed bekeken. Nu ze hier al vier maanden woonde, was het eigenlijk te laat om hem nog de hand te schudden en zich voor te stellen. ‘Dus jij werkt bij de politie,’ zei hij. ‘Dat zijn lange dagen.’ Hij glimlachte en haalde een hand door zijn stroblonde, warrige haar.
‘Hoe weet je waar ik werk?’ Ze keek naar zijn stoppelbaard.
‘Je hebt je legitimatie om je nek hangen.’
Marian trok automatisch haar jack dicht. ‘Maken we om beurten het trappenhuis schoon?’ Ze keek naar de glanzend gelakte treden. ‘Ik zag beneden een briefje hangen.’
‘Ik wilde eigenlijk een nieuwe schoonmaakhulp regelen. Maar de dame daarbeneden vindt dat we het zelf wel kunnen.’ Hij glimlachte weer. ‘Wat doe je precies voor werk? Hardrijders arresteren en zo?’
‘Nee.’ Zijn motor stond geparkeerd op een strook gras net binnen het hek, maar hij reed er bijna nooit op. Ze wilde vragen hoe hij heette, want er stond geen naam op zijn brievenbus, maar toen zag ze dat hij naar haar litteken staarde. ‘Kom, Birka,’ zei ze.
*
Na de twaalfde trede was hij beneden. Hij hoorde de wandklok tikken. Als de zus van de mannen in huis was geweest, had ze hem nu wel onderschept. De smalle keuken leek nu nog krapper. Onder een van de keukenkastjes boven het aanrecht brandde licht. Tussen de vuile vaat zag hij de spuitbus met gas staan. Er stond een plaatje van een doodshoofd op, met daaronder twee gekruiste beenderen. Hij pakte de bus op en legde de scherf op het aanrecht. Toen hoorde hij iets: een beweging, het geruis van een donzen dekbed. Het geluid kwam uit het glazen hok – het was de oude vrouw. Er werd daarbinnen een radio aangezet, er klonk zachte, ouderwetse muziek. Zijn moeder luisterde daar ook graag naar, al was ze nog maar drieënveertig. Hij voelde dat hij weer op het punt stond te gaan huilen. Hij kon een stukje van het bed zien: het onderstel en het voeteneinde. Het dekbed lag half op de grond. Hij deed een stap naar voren.
*
Ze moest voortaan haar deur op slot doen als ze thuis was. Misschien had ze het zich ingebeeld, maar toen ze in de woonkamer zat, had ze gehoord hoe iemand de deurklink vastpakte en probeerde binnen te komen. Ze had zich naar het halletje gehaast en de deur opengerukt, maar er was niemand te zien. Ze had er niet aan gedacht een kijkje te gaan nemen op de trap die naar de kruipzolder leidde en half verscholen ging achter een wand in het trappenhuis. Dat was een goede verstopplek.
Marian mixte gin met sinaasappelsap. Ze had vitaminen nodig, hield ze zichzelf voor. Die mix tastte haar maag aan, maar ze had al soep, roerei en geroosterd brood met kaas gegeten. Soms moest ze Nexium innemen om het zwerende gevoel in haar maag tegen te gaan. Dit keer nam ze ook nog een Vicodintablet, voor de zekerheid. Ze zette de tv aan en voelde zich voor het eerst in maanden tevreden, alsof ze het ovenincident had bezworen en de situatie accepteerde, erin berustte. Nu moest ze alleen nog van die rotmieren af zien te komen, dan had ze eindelijk rust. Dom dat ze daarstraks vergeten was de kunstenaar te vragen of hij ook last had van mieren in huis. Annie Ormberg Johansen had vroeger op het Instituut voor Volksgezondheid met infectieziekten gewerkt; misschien wist zij wel iets van ongedierte.
*
De oude vrouw leunde opzij in bed. Ze keek hem aan met een duistere, scherpe blik in haar wimperloze ogen. Toen keerde ze zich onverschillig af, zuigend op haar tandvlees. Op het nachtkastje lag een pakje sigaretten, met daarnaast een doosje lucifers. Zonder de vrouw aan te kijken liep hij het hok in om ze te pakken. Door het raam kon hij de garage inkijken. Daar stond de bestelwagen. De hond zag hij ook, het beest zat vast aan een roestige ketting. Maar de motoren waren weg. En waar was de zus? Hij luisterde. Hij zou snel moeten handelen, maar hij was zo godvergeten traag. Aan de hal grensde een badkamertje en in de hal zelf stond een ladekast. Als ze een vaste telefoon hadden gehad, zou die daar hebben gestaan.
De badkamerdeur stond open. Daarbinnen was het vochtig, alsof er net iemand had gedoucht. Met bevende handen stak hij een sigaret aan. De badkamerlucht werd naar buiten gezogen door een klein ventilatierooster in de muur. Hij keek in de spiegel. Het was alsof zijn gezicht onder de grijze tandpastaspetters zat. Hij drukte de sigaret uit in de wasbak en voelde zich zo duizelig dat hij zich een ogenblik moest vasthouden, waarna hij de woonkamer weer inliep. Zijn hart sloeg als een bokshandschoen in zijn borst. Hij zag zijn kleren, ze lagen in een hoop op de bank. Ze hadden alles bewaard: zijn spijkerbroek, zijn trui en zijn jack. Zelfs zijn schoenen stonden netjes naast elkaar onder de salontafel. Andreas wurmde zich uit de lelijke joggingbroek en het T-shirt en trok zo vlug hij kon zijn eigen kleren aan. Hij moest zich verbijten bij het bukken om zijn veters te kunnen strikken. Plotseling merkte hij hoe erg hij stonk; het rook alsof zijn lichaam vanbinnen wegrotte. Nu hoorde hij de hond blaffen. De ketting rammelde. Hij zag de bek vol gele tanden voor zich. Hij moest hier weg, zo gauw als zijn verminkte lijf hem dragen kon. Ineens drong het tot hem door dat dit zijn enige kans was.
*
Ze nam het glas mee naar de eettafel, ging zitten, toetste de toegangscode van haar iPad in en googelde ‘mieren’. Buldogmieren leefden van nectar en paddenstoelen. Op de tv achter haar werd een nieuwsitem uitgezonden over de verdwenen achttienjarige. Ze draaide zich om en keek naar de foto van de Peter Pan-achtige jongen. Zijn ouders werden geïnterviewd voor hun vrijstaande huis in Vinderen. Marian observeerde hen: het waren mooie mensen, met een mooi huis. Toen was het volgende item aan de beurt. Opnieuw hadden duizenden vluchtelingen voet aan wal gezet op de Griekse eilanden. Er werden steeds meer hekken geplaatst, zodat ze niet in hordes naar het noorden zouden trekken. Marian draaide zich weer om naar haar iPad. Ze had nu iets anders aan haar hoofd: mieren. Niet alleen de werksters en de mannetjes jaagden, maar ook de koninginnen. ‘De koningin voedt de mierenlarven met haar eigen lichaamsvet en de voedingsstoffen uit haar vleugelspieren, die zodra ze haar vleugels losgetrokken heeft overbodig zijn geworden.’ Marians blik gleed over de pagina. ‘Sommige mierensoorten zijn dagdieren, andere zijn dag en nacht actief. De jachtmethodes van veel soorten worden gekenmerkt door massa-aanvallen.’ Ze stond op, liep naar de bank en ging liggen. Ze bekeek vlug een paar binnengekomen mails met tips – de ene nog onwaarschijnlijker dan de andere. In een van de mails stond dat Annie haar eigen dochter had vermoord. De afzender beweerde helderziend te zijn. Toen ging Marians mobiel. Ze herkende het nummer niet, maar nam toch op. Het was Farhi Salman van de landelijke recherche. Hij zei dat ze binnenkort moesten vergaderen. Zijn stem was licht en warm. Ze zei dat ze dat een goed idee vond, maar dat het nu nog te vroeg was. Ze moest eerst resultaten hebben.