14

Er hing een waas van uitlaatgassen over het volkstuinencomplex. Myrtel Haug had het koud. Het was vanochtend maar twaalf graden geweest. Ze had drie koppen zwarte koffie gedronken en haar behoefte aan nicotine gestild: twee sigaretten achter elkaar. Nu stond ze bij de buitengootsteen naast de kas een zonnebloem te ontleden. Voorzichtig, alsof het een babyhoofdje was, had ze de bloem tegen haar hals gelegd en op haar schouder hierheen gedragen. De kelkbladeren waren taai en roken scherp. Ze wierp een blik op de thermometer. Het weer was wisselvallig. Kortgeleden had ze de vogelverschrikker opnieuw aangekleed. Ze had hem bliksemsnel het oude windjack uitgetrokken en hem in een oude pyjama gestoken. De vogels waren slim; zodra ze gewend raakten aan de kleren, kregen ze in de gaten dat de vogelverschrikker eigenlijk maar bedrog was. De armen en benen van het ding waren gemaakt van takken en ijzeren buizen. Het dunne lijf was van stro. Ze had met de tractorchauffeur afgesproken dat hij in oktober langs zou komen; de tuin werd altijd omgeploegd voordat de eerste vorst kwam.

Ze zou de zonnebloempitten drogen en volgend jaar opnieuw inzaaien. Een streepje herfstzon drong door een gat in het grijze wolkendek. De zonnestralen hadden dezelfde kleur als de pompoenen die in tuin nummer vijf op een rij lagen. Ze zagen er dit jaar goed uit en werden met de dag groter. Er zou soep van gemaakt worden, en lantaarns. Vorig jaar was er iemand pompoenen komen stelen. Dit jaar zou ze ’s nachts de wacht houden. Ze zou zich installeren in het aangrenzende schuurtje. Daar stond een versleten leunstoel, waaruit hier en daar de vulling en veren naar buiten staken. Haar zoon Glenn overnachtte er zo nu en dan, in een beschimmelde slaapzak. Ze liet hem nooit binnen in haar huis. Dat wilde hij ook niet, hij zei dat hij zich daar opgesloten voelde. Hij was opgepakt wegens zakkenrollen en het vervalsen van recepten. Hij had regelmatig overnacht in de cel wegens dronkenschap en had een straf uitgezeten voor beroving. Maar eigenlijk was ze trots op hem. Ze moest erom glimlachen.

In een van de raampjes van het schuurtje zat glas-in-lood, als in een kerk. Het wás misschien ook wel een kerkraam. Maar in het raam dat uitkeek op de vogelverschrikker zat geen glas. Overal slingerde troep rond. De berghokken waren gevuld met tuingereedschap en meubels uit een lang vervlogen tijd. De laatste keer dat Glenn hier kwam, was hij bang geweest. Banger dan gewoonlijk. Hij had haar een gouden ring cadeau gedaan en een onsamenhangend verhaal gehouden over iemand die achter hem aan zat. Ze snapte heus wel dat hij die ring ergens gestolen had. Hij was net een vis – een van de goudvissen die ze had uitgezet in het vijvertje. Vissen konden uitermate gevoelig zijn, net als fruitvliegjes. Sommige mensen waren net zo: gekwelde figuren die alleen maar wilden vluchten.

*

Annie ging rechtop zitten. Ze voelde zich al beroerd door er enkel maar over te praten. ‘Ik herinner me alleen onbelangrijke dingen, zoals dat ik ’s ochtends uitviel tegen Thona omdat ze zo traag was,’ vervolgde ze. ‘Ze wilde twee knuffelbeesten meenemen naar de kleuterklas. Dat mocht niet van mij. Ze liggen nog steeds thuis op haar bed. Ik haalde Thona vroeg op. We zouden een schooltas gaan kopen, want ze zou binnenkort voor het eerst écht naar school gaan. Daar is het natuurlijk nooit van gekomen, maar we hebben die schooltas nog wel gekocht. Ik was mijn rooster vergeten. We hadden in die tijd nog papieren roosters, dus ik moest terug naar mijn werk om het op te halen.’

Fanny en Margrethe zaten zwijgend op de bank. Annie ging verder: ‘Thona wilde in de volkstuin op me wachten. Ze wilde gaan spelen met Elly, zo heette dat meisje. Ze hadden al vaker met elkaar gespeeld, want Thona en ik gingen op zondag weleens naar de tuintjes. Ik bleef iets langer op het instituut dan ik van plan was.’

‘Ik weet dat je dit al honderd keer hebt verteld, maar hoelang was je precies weg?’

‘Hoogstens een kwartier.’

Marian keek haar onderzoekend aan. ‘In de oude processen-verbaal staat dat je haar acht tot tien minuten alleen hebt gelaten.’

‘Dat zal dan wel kloppen. Ik wilde een vindersloon uitloven,’ zei ze. ‘De tijd heelt niet alle wonden. Het gemis is een groeiend gezwel.’

Fanny ging rechtop zitten en zei met scherpe stem: ‘Je moet helemaal geen vindersloon uitloven – de politie moet gewoon haar werk doen.’ Toen glimlachte ze. ‘Sorry, ik moet me er niet mee bemoeien.’

Marian merkte dat de sfeer in de kamer gespannen was. Annie vervolgde: ‘Toen ik haar wilde gaan halen, liep ik eerst naar het huisje. Er deed niemand open en ik zag de meisjes nergens, ik zag alleen verderop een blauwe bal liggen.’

Plotseling klonk er rumoer op de gang buiten de personeelskamer. Luide stemmen. Fanny en Margrethe stonden op en gingen eropaf.

‘Een nieuwe patiënt,’ Annie haalde diep adem. ‘Eerst dacht ik nog dat de meisjes samen met het duivenvrouwtje even bij de kas waren of zoiets, dus ik ging op een tuinbankje zitten uitpuffen. Alleenstaande moeders zijn altijd moe. Misschien staat het er nog wel, dat turkooizen bankje. Maar ik ben al die jaren niet meer in de tuin geweest; ik kon de gedachte niet verdragen. Ik heb daar een tijdje gezeten en toen ben ik teruggegaan naar het huis. Daar zag ik Myrtel Haug, het duivenvrouwtje. Ze zag er opgejaagd uit en keek verbaasd toen ik vroeg waar mijn dochter was. Ze zei dat Thona op eigen houtje was vertrokken. Elly had griep, zei ze, dus de meisjes hadden maar eventjes met de bal gespeeld. Elly lag boven in bed. Toen ze dat zei, voelde ik hoe mijn keel dichtgeknepen werd. Ik raakte in paniek en rende roepend om Thona in het rond. Daarna ging ik terug naar mijn kamer op het instituut, maar daar was ze ook niet. Ik ben weer teruggerend naar het duivenvrouwtje, maar zij gedroeg zich de tweede keer nog afwijzender. Toen heb ik de politie gebeld. Die was heel snel ter plekke. Verder weet ik niets meer van die dag. Alleen dat de politie me naar huis bracht en de foto meenam waarop ze die kanten sokjes aanheeft. Er werd een opsporingsbericht uitgezonden tijdens het journaal. Ik ging terug naar de tuin. Ik herinner me de blauwe lichten van de politieauto’s op de weg voor de ingang. En het donker daarna. Sindsdien is het eigenlijk nooit meer licht geworden.’

*

Marian hielp Birka uit de auto en trok de hond achter zich aan over de stoep. Ze moest haar goedbeschouwd toch uitlaten. Het was al over vieren. Ze rammelde van de honger.

De theorie dat Thona bij haar vader zou kunnen zijn had vat op haar gekregen; er was immers nog niemand naar Australië gegaan. Het was toch eigenlijk te gek voor woorden. Er bestonden legio vergelijkbare voorbeelden waarbij de recherche slecht werk had geleverd, terwijl de pers van niets wist.

Marian bleef een tijdje staan voor het oude hoofdgebouw waar Annie Ormberg Johansen destijds had gewerkt. Ze bekeek het imposante stenen pand. Vanuit een van de ramen had Annie dus uitzicht gehad op de tuin. Had ze soms gedacht dat ze vanaf die plek haar dochter in de gaten kon houden?

Hiervandaan zag het omheinde terrein eruit als een bos, met de oude boomkruinen als koepels onder de hemel. Er was veel verkeer op de weg. De autobanden brachten een kleverig geluid voort, want er waren wat regendruppels gevallen. Marian greep Birka’s riem steviger vast en stak het zebrapad over. Ze voelde hoe het leer straktrok tegen haar handpalm. Ze liep op de roestige metalen poort af. Die zat op slot. De tuin werd afgeschermd door een hek met bovenop prikkeldraad. Er groeide een lange heg tegenaan die het zicht belemmerde. Ze draaide zich om en liep de Kierschows gate in. De poort aan de kant van de Noorderbegraafplaats was open. Er hing een kaart aan van het complex.

*

Annie keek Fanny en Margrethe aan en zei: ‘Ik had eigenlijk gehoopt dat er een knappe politieman zou komen. Die man die er de eerste keer was vond ik niet verkeerd. Maar deze dame…’

Fanny en Margrethe glimlachten. Er bestond een stilzwijgende afspraak tussen de collega’s dat ze Annie zouden ontzien. Ze was immers haar kind kwijtgeraakt.

Ík red me wel, dacht Annie. Ik heb nog steeds humor. Het zijn de mensen om me heen die er niet mee om kunnen gaan. Ik ben net een kerncentrale die iets giftigs uitstraalt.

Fanny stond op. ‘Wat jij hebt moeten doormaken is verschrikkelijk, Annie. En nu wordt het allemaal weer opgerakeld.’

Annie voelde plotseling hoe moe ze was. Ze was haar collega’s moe. Ze was alles moe. Ze had het gevoel dat vrouwen niet te vertrouwen waren; ze koesterden vaak minachting voor andere vrouwen en hielden zich bezig met het soort theater dat alleen de mensen die écht op het toneel des levens stonden konden doorzien. Annie stond al vijftien jaar op dat toneel en probeerde intussen zichzelf te blijven, maar dat lukte niet altijd. Wanneer ze anderen haar verhaal voor het eerst vertelde, had ze het gevoel dat ze hen blootstelde aan een te groot leed. Dan moest ze hun reactie over zich heen laten komen, maar dat kon ze niet aan. En aangezien de politie het onderzoek had heropend, wilde iedereen haar nu troosten. Margrethe stond op. ‘Lieve schat,’ zei ze en sloeg haar mollige armen om Annie heen, ‘ik vind dat je maar naar huis moet gaan.’ Annie wist zich een paar seconden groot te houden, maar de tranen lieten zich niet tegenhouden en wierpen haar rechtstreeks in de klauwen van haar collega. Ze huilde tegen Margrethe Moe’s zachte boezem. En toen was Fanny er ook. Ze leunde op de beide vrouwen en gaf zich gewonnen.

Ik weet waar je woont
cover.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
.html