40

Het was zaterdag, maar het woord ‘weekend’ maakte geen deel uit van het politievocabulaire. Marian pakte een aluminium chocoladewikkel en maakte er een propje van, dat ze in de kier naast haar voordeur stopte. Als er iemand binnenkwam, zou het propje op de grond vallen.

Haar ogen prikten van vermoeidheid. Ze was vannacht pas om drie uur in slaap gevallen. Toen ze door de tuinpoort naar buiten liep, zag ze dat er een jas aan het hek hing. Die had iemand vast op straat gevonden en aan het hek gehangen, zodat de eigenaar hem terug kon vinden. Ze stapte in de auto en reed naar het politiebureau.

Op de afdeling Geweldsdelicten wemelde het van de rechercheurs die haastig alle kanten op liepen. In het kantoor van Cato Isaksen hing een foto van Andreas Lindeberg aan het prikbord. En foto’s van Gustav Joners naakte lijk, genomen op de plaats delict. Zijn onderlichaam vertoonde zware verwondingen. Marian bekeek de groteske foto’s van dichtbij. Nog steeds, na al die jaren, liet de aanblik van dode mensen haar niet koud. Ze kon op elk moment de gehavende lijken voor zich zien, vol steek- en schotwonden en bloed. Maar vaak stonden juist de kleinigheden in haar geheugen gegrift.

Plotseling stond Cato in het kantoor. Ze draaide zich naar hem om. Hij was gestrest en gespannen. ‘Stond je op mij te wachten, Marian?’

‘Ik kwam alleen maar even gedag zeggen. Ik was op weg naar de daklozenopvang om Glenn Haug te zoeken.’

‘Zorg ervoor dat je hem snel vindt. Er moet iets gebeuren. Hier op de afdeling heerst de noodtoestand. Je weet wel, vanwege die conciërge. Je hebt geen idee. Of misschien ook wel – je hebt nu de foto’s gezien.’

‘Ja, die heb ik gezien,’ zei ze.

‘Gaat het wel goed met je? Ik maak me een beetje zorgen om je.’

‘Zeg Cato, sinds wanneer ben jij mijn vader?’ Ze vroeg zich af of ze hem moest vertellen over het briefje.

‘Niemand van ons heeft er baat bij als jij instort. Neem een dag vrij. Je mag je eigen dagen indelen, toch?’

‘Ik stort niet in. En ik neem ook geen vrije dag. Ik ben pas net weer begonnen met werken. Hoe is Joner vermoord?’

Cato Isaksen haalde diep adem. ‘We hebben straks weer een vergadering. Wat een zaak. Gescheurde endeldarm. Er is een soort gereedschap gebruikt dat zo diep in zijn anus is gestoken dat zijn ingewanden zijn opengebarsten. Wie doet er nou verdomme zoiets? We zoeken niet zomaar iemand; dit is een handelswijze die zijn weerga niet heeft. In het voorlopige autopsierapport staat duidelijk dat het gaat om martelingen op hoog niveau. Er is bovendien sprake van omvangrijke externe verwondingen. De media mogen hier absoluut geen lucht van krijgen.’

‘En die verdwenen jongen?’ Marian streek wat haren van haar voorhoofd.

‘Nou vooruit, omdat je zo geïnteresseerd bent… Andreas Lindeberg werd verdacht van het rotzooien met kleine jongetjes uit de kleuterklas waar hij werkte.’ Cato liep naar zijn bureau en verschoof wat papieren. ‘Zijn ouders wisten er niets van, want hij was al meerderjarig toen het gebeurde. Gustav Joner was verdachte in een aantal vergelijkbare zaken,’ voegde hij eraan toe.

Dat wist ze al. ‘Dus je denkt dat er een verband is?’

‘Dat is niet te zeggen. Lindeberg is nog steeds spoorloos.’

*

Hij zat in een café te eten. Een of andere treurige tent in Vika. Hij dacht aan wat er was gebeurd. Het was alsof hij deel uitmaakte van een film – zo’n goede ouderwetse horrorfilm. Het was een echt decorstuk, dat huis. ‘Niets is waar,’ herhaalde hij voor zichzelf. Hij hoorde dat hij hardop zat te mompelen. Mensen draaiden zich om en staarden hem aan.

Er was vannacht een onbekende man in een auto naar het drakenhuis gekomen, die doelbewust de tuin in was gelopen en voor de buitendeur had staan wachten. Hij had gezien hoe de politievrouw naar beneden kwam en opendeed, in haar ochtendjas. Wie was die nachtelijke bezoeker? Was het een politieman in burger? Of had ze soms een minnaar, die haar beschermde? Dat vond hij een onaangename gedachte. Mensen die elkaar beschermden had hij niet ingecalculeerd in zijn plan.

*

In de kelder van het politiebureau ging Marian achter haar laptop zitten. De anatomie – van het Griekse anatemnein, dat ‘opensnijden’ betekent – hield zich bezig met de structuren die zichtbaar zijn zonder microscoop. Hadden mensen achterlijven? Kon je zeggen dat Joner zware verwondingen had aan zijn achterlijf als het ging om zijn endeldarm en ingewanden? Nee, dieren hadden achterlijven, mensen niet. Mensen hadden een bovenlijf en een onderlijf. Ze merkte dat ze vaak door te definiëren afstand nam van alles wat met mannen te maken had. Dat was een van haar grootste problemen. Ze zocht afleiding door mieren te googelen. Bosmieren, faraomieren, suikermieren. En buldogmieren: een geslacht dat bestond uit zo’n negentig bekende soorten. Het waren grote mieren; sommige soorten behoorden tot de grootste sociale insecten op aarde. De koningin kon meer dan vier centimeter lang worden. Zelf werd Marian ‘koningin van het duister’ genoemd toen ze klein was. Ze snuffelde altijd in andermans spullen; ze was een klein kreng dat haar ouders voorloog en bedroog. Ze moest wel, wilde ze kunnen overleven. Misschien kwam het wel door al dat gesnuffel dat ze in dit vak was beland. Ze typte opnieuw ‘anatomie’ in de zoekbalk van haar browser en kwam al gauw uit bij de woorden ‘transversaal vlak’ en ‘boven- en ondergedeelte’. ‘Superior’ en ‘inferior’ waren aanduidingen voor de lichaamsdelen langs de verticale as. Het hoofd was superieur, terwijl het dijbeen inferieur was aan de lies. Nog meer woorden: ‘superficieel’ en ‘diep’, met het lichaamsoppervlak als referentiepunt. Het borstbeen was bijvoorbeeld oppervlakkig ten opzichte van het hart, terwijl de maag nog dieper lag, in de buikholte. Vervolgens kwam ze uit bij de woorden ‘onderste extremiteiten’. Wat een akelige term. Ze bracht haar cursor naar het rode kruisje boven in het scherm en klikte de pagina weg. Toen googelde ze opnieuw ‘mieren’. Gatverdamme, wat een walgelijke beesten. Nu moest ze zich concentreren. Ze ging opnieuw naar de site van VG Nett. Het artikel over Gustav Joner was geüpdatet. Een bewakingscamera in de buurt van de vindplaats toonde een krappe seconde beeld van een donker busje dat langzaam wegreed.

*

In de kas rook het zoet, naar compost en aarde. Myrtel Haug stond met heftige bewegingen bloempotten schoon te maken. Ze spoelde ze af met een dunne tuinslang en zette ze neer op een houten bank. De kroonbladeren van uitgebloeide bloemen veranderden in stof. De stelen werden taai en gingen stinken. Het was zaterdag, dus de tuin wemelde van de mensen. Glenn was ook nog langs geweest. Ze rilde telkens als ze zag wat hij met zijn gezicht had gedaan. Hij was nog nooit zo ziek geweest. Zijn hele leven niet. Hij was als kind al anders geweest, en zij had haar moederrol nooit goed kunnen vervullen. Zonder enige aanleiding had hij woede-uitbarstingen gekregen, die niet vanzelf ophielden. Soms moest ze hem vasthouden, zodat hij geen andere mensen zou verwonden. Zijn vader was met een ander getrouwd. Ze had hem maar een paar keer ontmoet; hij was veel te deftig voor haar. Dat vond hij zelf ook. Maar van zijn zoon kwam niets terecht. Ze had hem bij alles wat hij deed uitgescholden. Myrtel slikte. Er botste een dikke herfstvlieg tegen het glas. Buiten bracht Oda snoeihout in een kruiwagen naar het hek bij de Uelands gate, waar het verbrand zou worden. Oda was aangenaam gezelschap. Ze zei niets, ze deed gewoon haar werk.

‘Het is maar drie graden vandaag,’ zei Myrtel toen Oda terugkwam. Oda knikte en raapte wat takken op die van de kruiwagen waren gevallen.

Toen Myrtel terugkwam bij de bloempotten, zag ze door de ramen van de kas de politievrouw. Ze draaide de kraan dicht en liep achterlangs de kas uit. Uit het duivenhok klonk gekoer. Ze liep erheen en trok het kippengaas opzij. ‘Vlieg,’ zei ze.

*

Tønnesen belde terwijl Marian voorbij het duivenhok liep. Hij was terug in Noorwegen. De reis naar Australië had zes dagen geduurd, maar het voelde langer. Boven haar hoofd klapwiekten vleugels. Vreemd genoeg gaf het horen van Tønnesens stem haar een veilig gevoel. Ze dook weg voor de duiven; in die grijze veren zaten vast luizen.

‘Ik heb alles gedaan wat op mijn lijstje stond,’ zei hij. ‘John Johansen lijkt me een fatsoenlijke kerel, als ik het zo mag zeggen. Sommige mensen passen gewoon niet bij elkaar. De dingen zijn nooit zwart-wit, Marian.’

Ze kon horen dat hij verkouden was. ‘Wanneer ben je weer op het bureau?’

‘Ik neem morgen en maandag vrij. Ik heb een beetje een jetlag. Ik kom dinsdag langs.’

Ze voelde druk op haar voorhoofd: ze was vergeten te eten. De hoofdpijn kwam weer opzetten. Ze ging op een bankje zitten. ‘Dus je vond John Johansen aardig?’

‘Ja. Het dna-materiaal is afgeleverd bij de technische recherche,’ vervolgde hij. ‘Maar ze vertelden me dat het wel een poosje gaat duren. Ze hebben maar weinig mankracht beschikbaar en deze cold case heeft nou niet bepaald prioriteit. Heb jij ook dat idee?’

‘Ja. Dan moeten we ze maar op andere gedachten brengen.’

Oda liep voorbij met een lege kruiwagen. Hun blikken ontmoetten elkaar en Marian dacht aan het oog achter de kast. Niet dat dat iets met Oda te maken had, maar er was iets met de manier waarop Oda uit haar ogen keek. Ze deed Marian denken aan een geit die ze als kind had gezien op de kinderboerderij. Het beest was verstrikt geraakt in prikkeldraad; de punten staken in haar poten en ze had dezelfde krankzinnige, gepijnigde blik in haar waterige ogen als deze vrouw. Was alles wel in orde met Oda?

‘Zijn dochters waren lang en hadden overgewicht,’ vervolgde Tønnesen. ‘Dat heb je kunnen zien op de foto’s die ik je stuurde. Nu gaan we uitvinden of Johansen Thona’s vader is. Ik wilde alleen nog zeggen dat hij bevestigt wat zijn moeder zei toen je bij haar was in het Frognerhjemmet. Annie is – net als toen – intelligent, competent en knap. En leugenachtig,’ voegde hij eraan toe. ‘Waar hang jij trouwens uit?’

Marian beet op haar onderlip. ‘Ik ben in de volkstuin,’ zei ze.

‘Hoezo? Heb je iets gevonden?’

‘Nee. Ik ben gewoon op zoek naar Glenn Haug.’ Ze hoorde het gekoer van de vogels in de bomen, draaide zich om en liep terug. De duiven werden duidelijk onrustig van haar stemgeluid. Ze roken doordringend en zurig, als nat haar.

Ik weet waar je woont
cover.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
.html