58
Marian stopte bij een tankstation en kocht twee hamburgers, een pak biscuitjes en een fles Pepsi Max. Ze had geen tijd om gezond te eten. Elly had eindelijk ge-sms’t dat ze gehoor wilde geven aan het verzoek van de politie om hypnose te ondergaan. Het verzoek van de politie – dat klopte niet helemaal. Marian schreef terug dat ze dat fantastisch vond en vroeg wanneer Elly weer thuis zou komen. Ze antwoordde dat ze dat nog niet precies wist.
Shai Timo had op internet iets geschreven over onoverwinnelijke geestkracht, over nooit opgeven. Daar moest Marian nu aan denken. Ze had de gedachte aan de wraakzuchtige vrouw opzijgeschoven, want van dat idee was haar hoofd bijna gebarsten. Het was niet goed om door te werken als je niet in vorm was; het werd haar allemaal te veel. En dat kon niet als je bij de politie werkte. Ze had Tønnesen al twee dagen niet gezien. Ze vroeg zich af wat hij toch uitspookte.
Ze at in haar auto, ging naar huis om Birka op te halen, reed naar het politiebureau en logde in bij het bewijsdepot. Het was al na vijven toen ze de grote deur opende en de lampen aandeed, die even knipperden en daarna een gelijkmatig wit licht verspreidden. Ze begon opnieuw de enorme kastafdelingen te doorzoeken naar de bewijszak met de bal.
Toen ze die weer niet vond, kreeg ze een ingeving: ze kon net zo goed de hele nacht doorgaan met zoeken. Wat moest ze immers thuis?
Tegen twaalven nam ze even pauze om Birka uit te laten op het veldje achter het bureau. Er waren meer mensen nog zo laat aan het werk; op de vierde verdieping brandde overal licht. Cato was ongetwijfeld nog op het bureau.
Halverwege de nacht had ze geluk: om 3.17 uur had ze plotseling de bewijszak te pakken – een besmeurde plastic zak met daarin de blauwe bal. Ze trok wegwerphandschoenen aan en opende de zak. Op de bal zaten twee briefjes geplakt, met daarop a: thona ormberg johansen en b: elly haug. De vingerafdrukken waren zichtbaar gemaakt met behulp van wit poeder, maar ze had meer interesse in de donkere, ongedefinieerde vlek op de achterkant van de bal, die ze op de foto ook al gezien had. Die zou ze opnieuw laten onderzoeken.
Ze liep terug naar haar kantoor en mailde Farhi Salman om te melden dat ze de bal zou afleveren bij de technische recherche in Bryn, zodra daar om acht uur mensen aanwezig waren. Dat was de eerste informatie die hij van haar kreeg over deze zaak; ze had nu voor het eerst iets te melden. Het was goed voor haar mentale toestand – hoewel ze opnieuw bedacht dat Salman misschien niet degene was voor wie hij zich uitgaf. Misschien was hij ondanks alles toch niet klaar met het onderzoek naar haar.
Thuisgekomen sliep ze drie uur op de bank, waarna ze naar de technische recherche in Bryn reed met de gevonden bal. Maar eerst belde ze Tønnesen. Zijn stem klonk een tikje eigenaardig, maar hij zei dat hij blij was dat ze de bal had weten op te sporen. Vanaf de parkeerplaats belde ze Cato; hij had het natuurlijk druk, maar complimenteerde haar met de vondst. Ze vertelde hem dat ze een wapen nodig had.
‘Een wapen? Waarvoor dan?’ zei hij lachend. ‘Wie wou je neerschieten?’
‘Ik word gestalkt door een of andere gek. Het is echt waar, Cato.’
‘Neem een paar dagen vrij, Marian.’ Opnieuw kon ze horen dat hij glimlachte. ‘Jij zei zelf toch altijd dat jij je als geen ander kunt identificeren met gekken?’
‘Ja, maar nu loopt er een gek rond die zich iets te veel met mij identificeert. Ik zuig dit echt niet zomaar uit mijn duim. Hij heeft… een vuur aangestoken… hij heeft… Ik heb zopas nog de sociale dienst gebeld om te vragen of ze wisten waar Glenn Haug was. Hij was daar net geweest met een aanvraagformulier, dus hij leeft nog.’
‘Natuurlijk leeft hij nog, Marian.’ Hij was even stil. ‘Je moet niet zo doordraven.’
Ze dacht aan hoe ze ooit tegen Cato had opgeschept over het feit dat zij daders niet als vijanden definieerde. Nu herinnerde hij haar daaraan en zei dat ze doordraafde.
‘Ik heb trouwens niet zulk goed nieuws voor je. Wanneer kun je hier zijn?’
‘Over twee minuten. Wat is er dan?’
‘We hebben Tønnesens expertise nodig bij de zaken van de gemartelde mannen,’ zei Cato. ‘Kom zo maar even langs.’
‘Wat voor expertise?’ Terwijl ze de parkeergarage binnenreed en haar auto parkeerde, begon ze vanbinnen te koken. Hij kon Tønnesen niet zomaar van haar afpakken.
‘Hij weet alles van de obsessies, kwaadaardigheid en gewelddadige neigingen van klassieke seriemoordenaars. Sorry, Marian.’ Plotseling klonk hij moe. ‘Ik heb Tønnesen niet zo heel lang nodig. Hij komt wel weer bij je terug.’
Ze startte haar auto weer. ‘Wat ik zei over dat briefje met die mannennamen is echt waar, Cato. Het lag op de afdeling Dag en Nacht.’
‘Wie heeft het dan gevonden?’ Ze hoorde dat hij haar niet geloofde.
‘Annie Ormberg Johansen.’
‘Kom er maar even mee langs, dan.’
‘Dat kan niet, het is er niet meer,’ zei ze en reed de parkeergarage uit.
*
Toen ze de buitendeur van het drakenhuis opendeed, was ze duizelig van moeheid. Nog niet zo lang geleden had ze er alles voor over gehad om van Tønnesen af te zijn, maar nu was ze hevig verontwaardigd. Wat een hufter! Cato had machtstechnieken toegepast, zoals hij al vaker had gedaan. Nu had hij Tønnesen bij haar weggehaald. Nodig bij het onderzoek – ja, hoor, en haar had hij natuurlijk niet nodig. Haar autoriteit werd ondermijnd. Ze zou zelf wel een wapen regelen.
Ze keek vlug hoe laat het was. Vijf voor tien. Ze was al een etmaal op; ze moest naar bed.
De oude dame uit de benedenwoning opende haar deur op een kier en zei met haar broze stem: ‘Je zei dat ik geen vreemden binnen mocht laten en dat heb ik ook niet gedaan, hoor. Alleen je broer.’
‘Mijn broer?’ Marian keek haar aan. ‘Ik heb helemaal geen broer.’
‘Jawel, hij belde hier een paar weken geleden aan. Hij zei dat hij van de andere kant van de wereld kwam en heel lang had gereisd. En jij was niet thuis.’
Marian sperde haar ogen open. ‘De andere kant van de wereld? John Johansen?’ flapte ze eruit.
‘Hij zei niet hoe hij heette. Hij zag er moe en slecht uit. Maar hij wilde niet binnenkomen voor een kop koffie. Ik heb hem de reservesleutel van je woning gegeven.’