66
Marian zette grote ogen op. ‘Wat? In een ander huis? Waarom hebben jullie dat niet gezegd?’ Ze stond op.
‘Ik dacht dat oma dat wel had verteld. Er staat van alles in de tuin: berghokken en schuurtjes, een loods, een kas, een duivenhok en een kippenhok. En ons oude huis, dus.’
‘Ze heeft er helemaal niets over gezegd.’ Marian kneep haar lege kartonnen beker samen. In het diepst van haar bewustzijn begon er iets vorm te krijgen. ‘We gaan nu meteen naar de volkstuin.’
‘Maar de politie is er destijds toch al geweest?’ Elly stond wankelend op. De uitdrukking op haar gezicht veranderde. Even keek ze compleet verbouwereerd.
‘Mooi is dat. Het huis wordt in de rapporten gewoon “huis” genoemd. Je had het echt eerder moeten vertellen.’
‘Het is allang onbewoonbaar, overal zit houtrot. Niet boos zijn. Ik was me er echt niet van bewust. Het was er enorm tochtig, vanwege alle kieren. De kastdeuren gingen er vanzelf open en de wanden kraakten. Ik had altijd het gevoel dat het huis tegen me praatte.’
‘Ik woon zelf ook in een oud houten huis,’ zei Marian. ‘Ik weet er alles van.’
*
Er lag een dun laagje sneeuw op de ploegvoren. Ze liepen over het bevroren paadje door het gras de tuin in. De struiken waren veranderd in bevroren gestalten. Ze kwamen langs het duivenhok en de kas. Elly bleef staan en haalde diep adem. Toen wees ze. ‘Daar is het.’
Het huisje lag achter de kas: een klein, grijs, half verrot houten skelet. Het had ongeveer de grootte van een tuinhuis en leek nog het meest op een speelhuisje met bovenverdieping – het had ook in Legoland kunnen staan. De grond eromheen stond vol kale struiken en jonge boompjes. Vlak achter het huisje lagen de pas omgeploegde veldjes. Ze konden de scherpe geur van omgewoelde aarde en klei ruiken. Het terrein liep af in de richting van de Uelands gate.
Marian huiverde. Hier had Thona dus ooit aangeklopt, bij dít huis, of liever gezegd: huisje. Het pistool lag in het dashboardkastje van Marians auto; ze hoopte maar dat niemand het zou stelen. Dat was natuurlijk onzin – de auto stond geparkeerd bij de kerk en het was midden op de dag.
Elly rilde. ‘Ik had het niet moeten zeggen, van dat huisje.’
Marian keek haar aan. ‘Wil je dan niet dat we deze zaak oplossen?’
‘Jawel, natuurlijk wil ik dat.’
Maar haar oma was de enige die ze nog had. Ze zag nu al als een berg op tegen Kerstmis, hoewel haar oma altijd haar uiterste best deed. Het probleem was alleen dat haar vader elk jaar weer rond het huis kwam zwerven. Vorig jaar had hij de vogelverschrikker uitgedost als kerstman en buiten in het donker een hoop herrie geschopt. Op eerste kerstdag had oma hem gevonden; hij lag zoals gewoonlijk te slapen in het voorraadschuurtje en was ingesneeuwd in de oude slaapzak. Volgens oma was hij bijna doodgevroren. Ze had een ambulance moeten bellen. Daar ging hun Kerstmis.
Het ringetje in Elly’s neus was wit van de rijp. ‘Niet aan oma vertellen dat ik je dit heb laten zien.’
‘Maar we moeten dit huis wel onderzoeken,’ zei Marian. ‘Ik ga nu de technische recherche bellen.’ Ze observeerde Elly’s gezichtsuitdrukking. ‘Waarom ben je zo bang, Elly?’
‘Weet ik niet,’ antwoordde ze.
‘Je zei dat je Thona niet zo graag mocht.’
‘Dat meende ik niet, Marian. Ik weet ook niet waar ik bang voor ben. Oké, prima, ik ga naar die hypnotiseur.’
*
Marian wrong zich tussen een paar boomstammetjes door; ze waren bedekt met rijp en ze moest ze met kracht opzijduwen om de deur te kunnen openen. Binnen in het huis was het donker en kil. Er stonden meubels opgestapeld: een eettafel met daarbovenop stoelen, een beschimmelde tweezitsbank, oude dekens, een kast en een stel gordijnen vol vochtplekken, die nog vastzaten aan de rails. Marian stampte wat sneeuw van haar schoenen. Op de grond lag een stapeltje boeken; de lijm van de ruggen was losgeweekt door het vocht. Er stond een bed op een kant en tegen de wand stonden zakken met vieze kleren. Een smalle trap leidde naar de bovenverdieping. De vloerplanken waren verrot. De kou van buiten drong tot binnen door. Toen zag ze onder de tafel een kelderluik, dichtgeplakt met aluminiumtape. Marian pakte de tape bij een hoekje, trok het los en opende het luik. Ze keek neer op een betonnen vloer.