31

Op 14 september vond Annie ’s middags onder de bank in de personeelskamer een oude, stukgelezen bijbel. Ze kreeg hem in het oog toen ze een pen op de grond liet vallen en zich bukte. Ze raapte de bijbel op. Er zat een briefje in. Het was geschreven in een handschrift dat ze niet kende – stijf en haast kinderlijk scheef. Ze las het. Er stonden vier mannennamen op, onder elkaar: glenn haug, andreas lindeberg, gustav joner, hallgrim schavenius.

Ze kende het handschrift van iedereen die op de afdeling werkte, dus degene die het briefje had geschreven was niet van hier. Wat deed die bijbel onder de bank? Geen van haar collega’s was toch christelijk?

Glenn Haug was de zoon van het duivenvrouwtje. Die naam was zwart als de nacht. Ze wist zeker dat hij betrokken was geweest bij de verdwijning van Thona. Toen ze hem destijds in de rechtbank had gezien bij zijn proces, was ze overvallen door een vreemde sensatie. Het was alsof er negatieve elektriciteit van hem uitging: een stroomstoot van zijn universum naar het hare. Ze rilde bij de gedachte aan zijn priemende ogen. Kon je kwaadaardigheid aflezen aan iemands blik? Zij wel. Andreas Lindeberg, dat was die knappe, vermiste jongen, maar van de twee andere namen had ze nog nooit gehoord. Waarom had iemand de namen van Glenn Haug en een vermiste tiener op een briefje geschreven en dat briefje vervolgens in een bijbel gestopt?

Ze moest er niet te veel achter zoeken. Iedereen had het over die zaken. De kranten stonden vol met artikelen over Andreas Lindeberg en Glenn Haug.

De zwarte bijbel had vergulde randen, die volgekrabbeld waren met groene viltstift. Ze sloeg hem zomaar ergens open. Een luguber vers uit Openbaring was onderstreept met zwarte stift.

Ik ken uw werken en weet waar u woont, namelijk waar de troon van de Satan is.

In de kantlijn stond met vette letters iets geschreven:

Ik heb het gezien: hij stond in zijn uniform op de rand en gaf je een duw in je rug, zodat je op de betonvloer klapte. Nooit zal ik dat geluid vergeten, of de stilte erna. Die was ondraaglijk. En ik kon helemaal niets doen, al had ik het gewild – maar dat was niet zo. Want ik hield van je, en toch begreep ik hem.

Wat was dit voor krankzinnige? Annie sloeg de bijbel dicht. Ze moest straks maar aan Fanny vragen of zij wist van welke patiënt dat ding was. De mensen die hier kwamen, hadden het moeilijk. Annie legde de bijbel boven op een stapeltje boeken op de vensterbank, maar het briefje met de mannennamen gleed er weer uit, dus ze stak het tussen wat tijdschriften die op de onderste plank van de salontafel lagen. Ze moest er later nog maar eens naar kijken. Toen liep ze de afdeling op om een vrouw die een inzinking had gehad te ontvangen. Haar man was meegekomen. Ze zag geen kans meer om nog met Fanny te praten, want binnen een uur kregen ze nog twee nieuwe patiënten binnen en daarna nam de nachtploeg het over.

Annie was moe. Terug in de personeelskamer kostte het haar moeite om te bedenken waar ze haar autosleutel had opgeborgen. In haar jaszak? Nee, daar zat hij niet in. Ze vond hem in haar handtas. De bijbel was weg, zag ze. Iemand had hem meegenomen. Misschien had de patiënt in kwestie ernaar gevraagd? De tekst in de kantlijn was akelig, maar betekende misschien wel niets. Ze had geen energie meer om er nog langer over na te denken, het werd haar allemaal te veel. Ze leefde in een onwerkelijke werkelijkheid, had haar psycholoog gezegd. Haar hersenen stonden onder druk – logisch dat ze verstrooid en afwezig was. Ze wachtte immers voortdurend op een antwoord. Ze liep zo snel ze kon door de gang, maar haar benen werkten niet mee. Ze had ook geen humor meer. Als ze ergens om moest lachen, barstte ze het volgende moment in tranen uit.

Ze had weleens iets gelezen over het fenomeen dat mensen bij het lezen van namen, maanden en data de letters en cijfers associeerden met kleuren. Ze was even kwijt hoe het heette, maar die eigenschap had zij ook. Een van de namen op het briefje was geel geweest: Gustav Joner. In de personeelskleedkamer trok ze haar werkschoenen uit. Ze deed haar laarsjes aan en ging naar huis.

*

Marian zat in bed in haar torenkamer. Birka lag aan haar voeten. Voor haar op het dekbed stond de iPad rechtop in de nieuwe houder die ze had aangeschaft. In haar hand hield ze een glas gin-tonic. Elly’s reactie op het hypnosevoorstel was geen regelrechte afwijzing geweest, maar ze wilde wel wachten tot de volgende keer dat ze weer thuis was. Alleen al bij de gedachte voelde Marian haar opwinding stijgen. Op internet vond ze een therapeut uit Denemarken die eerder de Deense politie al had geholpen. Hij heette Shai Timo, kwam oorspronkelijk uit China en woonde nu in Oslo. Ze vond een foto van hem in een oranje zijden tuniek. De Noorse politie schakelde nooit de hulp in van hypnotiseurs. Dat was taboe.

Op zijn website stond dat hij zich had gespecialiseerd in het onderbewuste, en expert was op het gebied van het limbisch systeem. Bij zijn behandelingen gebruikte hij iets wat ‘snelle inductie’ heette en bij totale ontspanning van de cliënt direct toegang gaf tot de kern van de zaak. Hij paste ook psychotherapie en acupunctuur toe en had een artikel geschreven over een techniek die in de tijd van het communisme misbruikt was als dwangmethode om gewone mensen te manipuleren.

Hij had een praktijk in de slechtste buurt van Oslo, Tøyebekken, vlak bij het politiebureau.

Ze staarde naar de inbouwkast. Het was alsof er zich iemand door het huis bewoog, want de kastdeur zwaaide langzaam open. Nee, dat was onzin: oude huizen bewogen nu eenmaal.

Ze googelde de actualiteiten. Geen nieuws over Andreas Lindeberg. Het zat haar dwars dat ze er niet in was geslaagd om contact te krijgen met Glenn Haug. Alle patrouillewagens keken naar hem uit, maar de foto’s die ze hadden waren verouderd. Wat Elly had gezegd over Thona wierp een nieuw licht op de zaak. Was Thona toch niet het lieve kleine meisje dat Annie had beschreven? Gaf de foto van het kind met de twee dunne vlechtjes en de glimlach zonder voortanden een verkeerd beeld? Ze zag Thona voor zich: de roze maillot die om haar beentjes slobberde, met daaroverheen sokjes met kanten randjes. En te grote schoenen… Ik weet nog dat ik Thona niet zo aardig vond. Ze maakte me bang, dan zei ze bijvoorbeeld dat de vogelverschrikker leefde. We speelden ook een keer dat we vlinders waren. Maar Thona trok de vleugels van insecten eraf.

Marians nachtlampje wierp een lichtcirkel op het nachtkastje. Ze draaide de lamp een stukje naar zich toe en bekeek voor de tweede keer de lijst van verhoren met de huurders van de volkstuin. Oda, die Myrtel hielp met het werk in de tuin, stond er niet op. Zij had dus destijds geen tuintje gehuurd. Er waren zo veel perspectieven waar ze rekening mee moest houden, zo veel dingen die onderzocht moesten worden. Was Annie onbetrouwbaar, zoals Gudrun Johansen zei? Plotseling moest ze aan Andreas Lindeberg denken. Was hij soms ook een slachtoffer? Wat je zag was niet noodzakelijkerwijs dat wat je zou moeten zien. De dag dat er een betrouwbare leugendetector werd uitgevonden, zou politiewerk nooit meer hetzelfde zijn. Met sommige criminelen zat Marian zozeer op één golflengte dat ze er bang van werd. Het was als een donkere kamer in haar binnenste. Had Thona iets gedaan wat Glenn Haug irriteerde? In dat geval was het alleen een kwestie van bewijzen. Het zou niet voor het eerst zijn dat de aanvankelijke verdachte uiteindelijk daadwerkelijk de moordenaar bleek.

*

Terwijl Annie haar auto parkeerde in de carport voor haar rijtjeshuis zag ze Marian Dahle voor zich, thuis, omringd door papieren. Had ze misschien toch de bijbel en het briefje voor haar mee moeten nemen? Ja. Natuurlijk. Ze voelde zich misselijk; een oude, stukgelezen bijbel met aantekeningen van een getuige die iemand op een betonnen vloer had zien vallen. En dan dat briefje met die namen – ze had ze allebei mee moeten nemen om aan de politie te geven. Wat was er aan de hand met haar beoordelingsvermogen? Die mannennamen… Er zoemde iets door haar achterhoofd. Ze had het gevoel dat haar zenuwstelsel vergiftigd was. Haar psycholoog had het gehad over een gespleten geest, een andere benaming voor een psychose. De werkelijkheid was onwerkelijk geworden. Haar psycholoog hield vol dat ze niet ziek was, maar wel sensitief, op het randje van iets anders. Ze vond die diagnose maar niets.

Ze hing haar jas aan de kapstok in de hal. Waarom had die bijbel in de personeelskamer gelegen? Waarom had iemand de namen van Glenn Haug en Andreas Lindeberg op dat briefje geschreven? Ze liep direct naar binnen en googelde de derde naam, die ze voor zich zag in het geel. Gustav Joner was conciërge bij een woningbouwvereniging, zag ze. Een heel gewone man. Hij woonde in een wijk aan de andere kant van de stad. Op de foto die ze vond had hij een open en vriendelijk gezicht, een dikke bos golvend blond haar, een vrolijke glimlach en wangen vol sproeten. De foto was genomen in verband met de renovatie van de flats, een paar jaar geleden. Hij vertelde dat hij trots was op zijn plek.

In de badkamer trok ze haar kleren uit. Ze roken weerzinwekkend. Het angstzweet was terug. De tijd had niet geholpen, het verleden had weer bezit genomen van haar lijf en de kamers in het huis: alles was weer precies zoals op de avond dat ze voor het eerst alleen thuiskwam. Die ondraaglijke, grauwe, verstikkende stilte. De eerste tijd nadat Thona verdween was ze bang om alleen te zijn; ze had zich ingebeeld dat er ook iemand achter haar aan zou komen. Ze griste een schone bloes en broek uit de droger en trok ze aan. Haar vieze kleren gooide ze in de wasmand. Al Thona’s kleren had ze bewaard, ze had ze niet eens gewassen. Ze zaten nog steeds in de grote grijze waszak in de klerenkast op haar kamer: een gestreepte trui met gemorste frambozenjam, een jurkje met rode sapvlekken en een groene broek met gaten in de knieën, alles met Thona’s geur er nog aan. Dat wil zeggen: haar geur was nu zo langzamerhand wel verdwenen, ook al zat de waszak dichtgeritst.

Annie trok een fles witte wijn open en ging in een van de leunstoelen zitten. Op het journaal werd gezegd dat Andreas Lindeberg de avond voordat hij verdween in een supermarkt aan de Solli plass was geweest. De bewakingscamera’s in de winkel hadden hem geregistreerd en een opmerkzame caissière had de foto bij het opsporingsbericht herkend. Het bed in zijn flatje was onbeslapen. Het was dus niet moeilijk om uit te rekenen wanneer hij was verdwenen. Het was nu twee weken geleden. Wat was de tijd gevlogen! De dagen glipten haar tussen de vingers door.

Ze wachtte een paar seconden of haar hersenen grip zouden krijgen op iets wat haar leek te ontschieten. Wat was de laatste naam op dat briefje ook alweer? Iets als Sibelius, de componist. De vermoeidheid drukte als lood op haar voorhoofd. Maar het briefje had ze tussen de tijdschriften gelegd, in plaats van het terug te stoppen in de bijbel. Ze keek op de klok. Het was tegen elven. Ze had maar een paar glazen wijn gedronken en achtte zichzelf wel in staat om te rijden. Ze moest Marian Dahle inlichten over de bijbel en het briefje met de namen, maar eerst moest ze het gaan halen.

Ik weet waar je woont
cover.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
.html