24
Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan wachtten Eva en de vierling op het vertrek van hun vlucht. Die had eerst vertraging opgelopen door een bommelding en daarna, toen het toestel van onder tot boven doorzocht was, door een mechanisch defect. Eva was niet langer ongeduldig. Ze was zelfs niet meer boos op de vierling of tante Joan. Ze was alleen nog maar blij dat ze naar huis ging, naar haar Henry, ook al vroeg ze zich nog steeds doodongerust af waar hij kon zijn en wat er met hem gebeurd was. De meisjes krioelden spelend en ruziënd om haar heen. Ze nam het zichzelf kwalijk dat ze de uitnodiging om naar Wilma te komen geaccepteerd had, maar godzijdank zat het bezoek erop en in zekere zin was ze blij dat haar missie om de Immelmanns zover te krijgen dat ze de vierling in hun testament zouden zetten mislukt was. Het vooruitzicht van al dat geld zou alleen maar slecht zijn geweest voor de meiden.
Vanuit een kantoortje dat uitkeek over de incheckba-lies bestudeerden de agenten van Narcotica het groepje en vroegen zich af wat ze moesten doen.
“Als we nu ingrijpen, vinden we helemaal niks. Als er ooit al iets te vinden was. Volgens mij heeft Palowski gelijk. Eva Wilt was gewoon een afleidingsmanoeuvre. Laten de jongens in Londen het maar overnemen. Het heeft geen zin om haar hier op te pakken.”
∗
Ondertussen was Ruth Rottecombe druk bezig Wilt zoveel mogelijk te incrimineren. Toen ze na de lange terugrit vanuit Ipford een telefoontje kreeg van de hoofdinspecteur uit Oston, die zei dat hij langs wilde komen om haar nogmaals te spreken, besefte ze met een schok dat ze zich niet van Wilts broek en rugzak had ontdaan. Zijn spullen lagen nog achterin de Volvo en als de politie ze vond…Ruth dacht maar liever niet aan de gevolgen. Ze ging haastig naar de garage, pakte Wilts spullen, stopte ze in een lege hutkoffer op zolder en deed die op slot. Vervolgens ging ze terug naar de garage, zette de Jaguar van Harold op de plek waar Wilt had gelegen en sloot Wilfred en Pickles op in de auto. Hun aanwezigheid zou voldoende zijn om een grondig onderzoek van de plaats delict te voorkomen. Ze had geen zin om nog meer lastige vragen te beantwoorden.
Ze had zich geen zorgen hoeven maken. De politie had navraag gedaan op de Country Club en Battleby’s alibi leek te kloppen. Hij was daar minstens een uur voor het uitbreken van de brand gearriveerd en het onderzoeksteam had in de verkoolde resten van het huis geen spoor van een vertragingsmechanisme gevonden. Het bleef een raadsel wie de brand dan had aangestoken, maar Ruth Rottecombe of Battleby konden het in elk geval niet geweest zijn. Gelukkig haddden ze die smerige pedofiel kunnen pakken wegens twee andere misdrijven, waarvan in elk geval eentje tot een heel lange gevangenisstraf zou leiden en zijn reputatie voor de rest van zijn leven zou ruïneren. Die brandstichting kon de hoofdinspecteur niet eens zoveel schelen. Hij had weliswaar een bloedhekel aan Ruth de Ranselaar, maar hij besefte dat hij voorzichtig moest zijn. Ze was getrouwd met een invloedrijk parlementslid, dat lastige vragen kon stellen in het Lagerhuis over ongeoorloofde verhoormethoden en intimidatie door de politie. Het zou verstandig zijn om voorlopig beleefd tegen haar te doen. Als hij over de brand kwam praten, had hij gelijk een goede gelegenheid haar nogmaals van dichtbij te bestuderen.
“Het spijt me vreselijk dat ik u moet storen,” zei hij toen ze opendeed, “maar op sommige punten zijn we nog niet helemaal tevreden met de verklaring van meneer Battleby en we hoopten dat u ons zou kunnen helpen. Het gaat alleen om de brand.”
Ruth aarzelde even, maar besloot toen mee te werken. “Nou, als ik kan helpen…Komt u binnen.”
Ze hield de deur open, maar de hoofdinspecteur voelde er weinig voor zich binnen te wagen als die twee bul-terriërs losliepen. Hij had al zijn moed nodig gehad om naar Leyline Lodge te rijden en uit te stappen.
“Eh…wat uw honden betreft…” begon hij. Ruth stelde hem gerust.
“Die heb ik in de garage opgesloten. Komt u binnen.”
Ze gingen naar de woonkamer.
“Gaat u zitten.”
Dat deed de hoofdinspecteur, zij het nogal aarzelend. Het was niet bepaald de ontvangst die hij verwacht had. Ruth ging ook zitten en bereidde zich voor op zijn vragen.
De hoofdinspecteur koos zijn woorden zorgvuldig uit. “We hebben navraag gedaan, en de secretaris van de Country Club bevestigt dat Battleby minstens een uur voor het uitbreken van de brand op de club zat te bridgen. Bovendien is gebleken dat de keukendeur niet op slot was. Iedereen had dus binnen kunnen komen en de brand kunnen aansteken.”
“Maar dat is onmogelijk. Ik heb de deur zelf – ” zei Ruth, voor ze besefte dat ze met open ogen in de val liep. “Ik bedoel, iemand moet geweten hebben waar de reservesleutels lagen. U denkt hopelijk toch niet dat ik – ”
“Nee, geen sprake van,” zei de hoofdinspecteur. “We weten dat u gelijktijdig met Battleby op de club arriveerde. U bent geen verdachte. Wat ons veel meer interess-seert zijn de voetafdrukken in de moestuin, de voetafdrukken van een man die blijkbaar gewacht heeft op het weggetje achter het huis. In de modder van het weggetje hebben we wielsporen gevonden, die erop wijzen dat daar een voertuig heeft gestaan dat later haastig is weggereden. Het begint erop te lijken dat de brand is gesticht door een buitenstaander.”
Ruth nam aanstoot aan dat ‘buitenstaander’. “Als u insinueert dat Bob iemand heeft ingehuurd om brand te stichten…”
“Ik insinueer niets,” zei de hoofdinspecteur haastig. “Ik bedoel alleen dat een onbekend persoon het huis is binnengedrongen en de brand heeft veroorzaakt. Hij heeft een aanzienlijke tijd in de moestuin doorgebracht, blijkbaar om het huis te observeren. Voetafdrukken bij de poort in de tuinmuur wijzen erop dat hij heen en weer heeft gelopen terwijl hij zijn kans afwachtte.” Hij zweeg even. “We willen graag weten of iemand het op de persoon Battleby gemunt had en vroegen ons af of u ons zou kunnen helpen.”
Ruth knikte. “Ik denk dat heel veel mensen Bob niet konden uitstaan,” zei ze. “Hij was niet bepaald geliefd in deze streek. Die smerige blaadjes in zijn Range Rover wijzen op pedofiele neigingen en wie weet heeft hij misbruik gemaakt…nou, vreselijke dingen gedaan.”
Het was haar beurt om te zwijgen en haar woorden goed tot de hoofdinspecteur te laten doordringen. Ze moesten duidelijk maken dat ze helemaal niets te maken had gehad met dat aspect van Battleby’s seksuele voorkeuren. Ze was tenslotte geen kind meer of, zoals de hoofdinspecteur het zelf uitdrukte, geen jonge blom meer.
Toen hij weer vertrok, was hij nauwelijks iets wijzer geworden. Aan de andere kant had Ruth nu een aardig idee waarom die bewusteloze man in hun garage had gelegen. Hij had iets te maken gehad met die rampzalige nacht en het leek haar een goed idee om de politie te trakteren op een stukje overtuigend bewijsmateriaal in de vorm van zijn spijkerbroek, overdekt met as. Ze zou hem neerleggen in de buurt van de uitgebrande Manor, maar nu nog niet. Ze zou wachten tot het donker was. Na middernacht, bijvoorbeeld.