13
De journalist en cameraman van de News on Sunday waren minder scherpzinnig, en waren het bovendien gewend dat de mensen die ze interviewden woedend en bang waren. Zelfs gemeten naar de maatstaven van de rioolpers was de News on Sunday een uitzonderlijk geval, waar geharde redacteuren en verslaggevers een heilig ontzag voor hadden. De krant blonk uit in privacyvernieti-gende journalistiek, oftewel pure bagger, en Aasgier Cas-sidy en Tommy Telelens, zoals het duo werd genoemd, waren trots op hun reputatie als rioolratten. Ze hadden in Meldrum Slocum al navraag gedaan naar Battleby en Ruth de Ranselaar en een interessant praatje gemaakt met een politieman die op dat moment geen dienst had. Vervolgens hadden ze besloten tot hun gebruikelijke brute aanpak en waren ze naar Leyline Lodge gereden. Er hing wel een bordje met PAS OP VOOR DE HOND op het hek, maar daar trokken ze zich niets van aan. Ze hadden in de loop der jaren talloze honden getrotseerd en hoewel ze niet altijd ongeschonden uit de strijd waren gekomen, lieten ze zich daardoor niet afschrikken. Ze moesten tenslotte aan hun reputatie denken, die weer een stukje zou stijgen door een sappig verhaal over een schaduwminister die het met jongenshoertjes deed.
Voor ze aanbelden, keken ze eerst even naar de tuin met zijn bomen en struiken en fraaie rozenperken. Ze waren vooral onder de indruk van de grote oude eik. Het was de volmaakte ambiance voor een seksschandaal in hoge politieke kringen. Toen ging de deur open en heel even, terwijl ze zich vol geveinsde charme omdraaiden, vingen ze een glimp op van Ruth Rottecombes strakke gezicht. Het volgende moment sprongen er twee gespierde witte dieren op hen af. Wilfred vloog naar de keel van Aasgier, maar miste gelukkig. Pickles koos een gemakkelijker doelwit en begroef haar tanden in de dij van Telelens. Plotseling kreeg de hoge eik een geheel nieuwe aantrekkingskracht. Met Wilfred op zijn hielen sprintte Aasgier naar de boom en wist de onderste tak te grijpen, voor Wilfred zijn kaken als een bankschroef om zijn linkerenkel sloot. Telelens, die gehinderd werd door de hond aan zijn dij, probeerde te vluchten via de rozenperken, maar dat was niet de meest verstandige route. Tegen de tijd dat hij de overzijde had bereikt, waren zijn handen bijna net zo erg gehavend als zijn dij en schreeuwde hij luidkeels om hulp. Zijn kreten werden echter overstemd door het gegil van Aasgier. Wilfred was een behoorlijke zware hond van ruim dertig kilo, en had de neiging om de dingen die hij tussen zijn kaken had flink door elkaar te schudden.
Terwijl de journalisten gilden – en hun kreten waren tot in Meldrum Slocum hoorbaar – trad Ruth Rotte-combe handelend op. Ze sprong in de auto van de journalisten, reed ermee terug naar de weg, deed het hek op slot en slenterde toen rustig terug naar de plaats waar zo bevredigend veel bloed vergoten werd. Tegen die tijd had de eigenaar van het postagentschap in Little Meldrum al een ambulance gebeld. Het was duidelijk dat die dringend nodig was, als ze nog levens wilden redden. Tommy Telelens dacht er net zo over. Pickles klampte zich zo hardnekkig aan zijn dij vast dat ze blijkbaar niet van plan was ooit nog los te laten. Hij had haar dwars door het rozenperk gesleurd, maar was aan de rand van het grasveld gestruikeld en werd nu achterwaarts teruggesleept door dezelfde grote oude rozenstruiken, geënt op canina-stam- men en voorzien van uitzonderlijk grote doornen. Bovendien waren ze een dag of wat eerder rijkelijk bemest met paardenvijgen. Telelens beging de fout om zich aan de rozenstruiken vast te grijpen, en deze keer besefte heel Meldrum Slocum dat er elk moment doden konden vallen bij Leyline Lodge. Aasgier Cassidy deelde die mening. Hij klampte zich wanhopig aan de tak van de eik vast, met dezelfde hardnekkigheid waarmee hij aan moeders wier dochters net waren vermoord had gevraagd wat er door hen heen ging toen ze hoorden dat hun kind dood was. Niets op aarde zou hem ertoe bewegen los te laten en Wil-fred dacht er blijkbaar net zo over. Hij had de enkel net lekker tussen zijn tanden. Hij schudde aan Aasgiers been, hij trok eraan, hij boorde zijn vlijmscherpe gebit er steeds dieper in en trok zich niets aan van de suède schoen aan Aasgiers andere voet, die hem tegen zijn kop trapte. Wil-fred vond het eigenlijk wel lekker om zachtjes geschopt te worden. In een vlaag van opperste irritatie had Ruth Rottecombe hem ooit eens heel wat harder geschopt, en dat had Wilfred ook niet erg gevonden. De voet van Aasgier kietelde alleen maar.
Na voor het bewijs gezorgd te hebben dat de journalisten het terrein wederrechtelijk betreden hadden door over het afgesloten hek te klimmen, liep Ruth terug naar het huis. Zelfs zij zag in dat het tijd was om de honden terug te roepen, voor Wilfred de voet van Aasgier Cassidy afbeet of dat andere stuk verdriet doodbloedde tussen de rozen.
“Zo is het genoeg,” commandeerde ze en ze liep haastig naar de eik. Wilfred negeerde haar. Die enkel smaakte naar meer.. Ruth was gedwongen haar toevlucht te nemen tot radicalere maatregelen. Ze had verstand van bulterriërs en wist dat het geen zin had om ze op hun kop te slaan; hun andere uiteinde was veel kwetsbaarder en in het geval van Wilfred ook bereikbaarder. Ze greep Wilfreds scrotum met beide handen beet en paste met kracht de notenkrakermethode toe. Even gromde Wilfred alleen, maar toen werd de pijn zelfs hem te veel. Hij opende zijn bek om te protesteren en werd onmiddellijk weggetrokken.
“Stoute hond!” zei Ruth vermanend. “Je bent een heel stout hondje.”
In de oren van de Aasgier, die zich vlug op de tak had gehesen en nu nog hoger in de boom klom, klonken die woorden volkomen gestoord. Stout was wel het understatement van de eeuw. Het was een krokodil in hondengedaante, een vierpotige voetklem, en hij zou ervoor zorgen dat dat pokkenbeest zo snel en tegelijkertijd zo pijnlijk mogelijk werd afgemaakt.
Ruth richtte haar aandacht op Pickles, die als teefje geen scrotum had. Ze greep het dichtstbijzijnde wapen, een plantenlabel dat verkondigde dat de rozen Crimson Glory’s waren, veegde zorgvuldig de aarde en paardenvijgen van het plastic (ze wilde niet dat die kleine schat van een Pickles tetanus kreeg, of een nog gevaarlijkere vorm van kaakkramp dan waar ze nu al aan leed), hief de staart van de bulterriër op en prikte. Pickles reageerde nog sneller dan Wilfred. Ze liet Tommy Telelens los en schoot via het rozenperk het diepe struikgewas in om haar wonden te likken. Ruth Rottecombe zette het label terug en richtte haar aandacht op de stukgekauwde fotograaf.
“Wat doe jij daar?” vroeg ze met een hooghartig gebrek aan bezorgdheid om zijn verwondingen dat Telelens de adem zou hebben benomen als hij adem over had gehad. Telelens wist maar al te goed wat hij daar deed. Hij ging dood. Hij staarde die afschuwelijke vrouw aan en wist moeizaam een paar woorden uit te brengen.
“Help me, help me,” jammerde hij. “Ik bloed dood.”
“Onzin,” zei Ruth. “Dan had je maar niet op privéterrein moeten komen. Als je zonder toestemming op privéterrein komt, moet je niet raar opkijken als je gebeten wordt. Het staat in koeienletters op dat bord bij het hek: PASOP VOOR DE HOND. Dat moet je gezien hebben. Maar nee, je trok je er niets van aan, klom over het hek en viel een onschuldig huisdier aan. Dan moet je niet verbaasd zijn als het beest zich verdedigt. Je bent in overtreding. En wat doet die andere kerel in mijn eik?”
De ogen van Telelens rolden bijna uit hun kassen. Een vrouw die het moorddadige schepsel dat bijna zijn been geamputeerd had een ‘onschuldig huisdier’ kon noemen, was duidelijk niet goed snik.
“In godsnaam…” begon hij, maar Ruth negeerde zijn gebed.
“Naam en adres,” snauwde ze. “Van jullie allebei, graag.” Ze besefte plotseling dat ze haar ochtendjas nog aan had en liep terug naar het huis. “En verroer je niet,” zei ze. “Ik haal de politie erbij en dien een aanklacht in wegens ter-reinvredebreuk en dierenmishandeling.”
Dat dreigement was te veel voor Telelens. Hij plofte weer tussen de paardenvijgen en verloor het bewustzijn. Alleen Aasgier Cassidy, die inmiddels drie takken hoger was geklommen, liet een protest horen.
“Dierenmishandeling? Stomme trut!” schreeuwde hij terwijl ze met de tot inkeer gekomen Wilfred naar de deur liep. “Jij bent degene die wordt aangeklaagd wegens mishandeling! We laten geen spaan van je heel! Let maar eens op. We knijpen je uit tot de laatste cent!”
Ruth glimlachte en aaide Wilfred. “Brave hond. Je bent braaf, hè Willie? Heeft die nare man je geschopt?”
Ze haalde een fles tomatenketchup, hield Wilfred bij zijn halsband en goot de ketchup over zijn rug. Vervolgens nam ze hem weer mee naar de tuin en liet hem achter onder de eik. Daar zat hij nog steeds toen eerst een ambulance arriveerde, en kort daarna de politie. Het bloed uit Aasgiers enkel had de grond onder de eik rijkelijk besproeid, en ook de rug van Wilfred, waar het de nodige authenticiteit toevoegde aan de ketchup. Ruth Rottecombe had haar doel bereikt. In noodgevallen was ze altijd al vindingrijk geweest.