36

Inspecteur Flint keerde in een staat van opperste verwarring terug naar het politiebureau. Zijn gesprek met Eva had hem in zijn overtuiging gesterkt dat Wilt zijn problemen dan weliswaar over zichzelf had afgeroepen, maar dat hij niet verantwoordelijk was voor de dood van Harold Rottecombe. Na languit op het grind voor de kliniek te zijn gevallen en onder de voet te zijn gelopen door een horde krijsende krankzinnigen, had hij een nieuw inzicht gekregen in Wilts ongerijmde levensopvatting. Er overkwamen je vaak dingen zonder aanwijsbare reden en zelfs Flint, die eerst had geloofd dat ieder gevolg een logische oorzaak had, besefte nu dat alles beheerst werd door toeval en willekeur. Met andere woorden, niets was rationeel. De wereld was even gek als de patiënten van de kliniek die hij zojuist verlaten had.

In een poging zijn gemoedsrust enigszins te herstellen, gaf hij brigadier Yates opdracht de aantekeningen te halen die waren opgestuurd door de hoofdcommissaris die Ruth Rottecombe had verhoord. Flint las ze door en kwam tot de conclusie dat Wilt niet alleen niet betrokken was geweest bij de dood van de schaduwminister, maar zelf het slachtoffer was geweest van een brute aanval. Alles wees op Ruth als de dader: het feit dat Wilts bloed was aangetroffen in de garage en in haar Volvo, dat ze in Ipford was gesignaleerd en in het holst van de nacht geflitst was op de snelweg. Als verzwarende omstandigheid kwam daar nog eens bij dat ze een sadomasochistische relatie had gehad met de pedofiel Bob Battleby, wiens huis in brand gestoken was. Bovendien had ze een motief. Wilts spijkerbroek was twee dagen na de brand gevonden op het weggetje achter Meldrum Manor, maar had daar nog niet gelegen toen de politie de ochtend na de brand de omgeving had afgezocht. Daaruit bleek dat de broek daar was neergelegd om de schuld voor de brandstichting op Wilt af te schuiven. Het meest belastende bewijs was nog dat zijn schoenen, sokken en rugzak op de zolder van Ley-line Lodge waren gevonden. Het was hoogst onwaarschijnlijk dat hij ze daar zelf had neergelegd. Nee, alles wees in de richting van Ruth Rottecombe. Wilt had geen enkele reden gehad om haar man te vermoorden maar als de schaduwminister had vermoed, of zelfs had geweten, dat zijn vrouw medeplichtig was aan brandstichting, zou zij juist alle reden hebben gehad om hem uit de weg te ruimen. Het enige zwakke punt in die theorie, besefte Flint, was dat Wilt zelf niet uit de weg was geruimd. Hij was alleen in elkaar getrapt door een stel dronken vandalen nadat Ruth Rottecombe hem zonder broek of schoenen in Ipford had gedumpt. Waarom had ze die uitgetrokken? Dat was de hamvraag. Flint viel terug op zijn theorie dat ze zijn broek nodig had gehad om de brandstichting op hem af te schuiven. Maar waarom had ze hem dan pas twee dagen later op het weggetje gelegd? Dat maakte het raadsel alleen maar groter. Uiteindelijk gaf de inspecteur het op.

Op het bureau in Hereford had de hoofdcommissaris, die onder zware druk werd gezet door Binnenlandse Zaken, het nog lang niet opgegeven. Hij dacht niet meer dat Wilt iets te maken had gehad met de brand in Meldrum Manor of de dood van Harold Rottecombe. Hij had de politie in Oston opdracht gegeven zoveel mogelijk getuigen te vinden van Wilts trektocht en zijn route zo goed mogelijk te reconstrueren. “Jullie weten waar hij overnacht heeft,” zei hij tegen de hoofdinspecteur, “Ik wil nu dat je mannen controleren waar hij ‘s middags gegeten heeft, zodat we zo’n duidelijk mogelijk beeld krijgen van hoe hij precies gelopen is en waar en wanneer zijn wandeltocht eindigde.”

“Denkt u soms dat ik hier zwem in de agenten?” protesteerde de hoofdinspecteur. “Ik heb er welgeteld zeven, waarvan twee versterkingen zijn uit het aangrenzende district. Waarom arresteert u die Wilt niet gewoon?”

“Omdat hij het slachtoffer is van een misdrijf en geen dader. En dan bedoel ik niet alleen dat hij in elkaar is geschopt in Ipford. Hij had al een bloedende hoofdwond toen hij in de garage van de Rottecombes lag en toen zij hem naar Ipford bracht. We beschouwen hem niet langer als verdachte.”

“Waarom wilt u dan nog zo graag weten waar hij precies geweest is?”

“Omdat hij misschien gezien heeft wie de brand heeft aangestoken. Waarom zou Ruth Rottecombe hem anders in Ipford hebben gedumpt? Bovendien lijdt hij aan geheugenverlies. Hij weet niet meer door wie of wat hij aangevallen is. Dat staat in het officiële psychiatrische rapport.”

“Wat een pokkenzaak,” verzuchtte de hoofdinspecteur. “Ik snap er echt geen snars van.”

Datzelfde gold voor Ruth. Lijdend aan slaapgebrek, onderworpen aan eindeloze kruisverhoren en gedwongen om extra sterke koffie te drinken, was ze inmiddels zo radeloos dat ze niet meer samenhangend kon antwoorden op de vragen die haar gesteld werden. Tot overmaat van ramp was ze ook nog eens beschuldigd van belemmering van de rechtsgang, vervalsing van haar geboorteakte en, dankzij de uitermate belastende verklaringen die Battleby had afgelegd, van het kopen van de blaadjes met kinderporno waar hij zo gek op was. De twee zogenaamde journalisten, Aasgier Cassidy en Tommy Telelens, hadden een officiële aanklacht ingediend na door Wilfred en Pickles te zijn toegetakeld en alle sensatiekranten stonden bol van de meest lasterlijke artikelen. Zelfs de serieuzere kranten benutten Ruths reputatie om de oppositie in het parlement aan te vallen.

In Oakhurst Avenue kostte het Wilt de grootste moeite om Eva ervan te overtuigen dat hij geen idee had waar hij geweest was tijdens zijn wandelvakantie.

“Wilde je niet weten waar je heen ging? Je bedoelt zeker dat je het vergeten bent?” zei ze.

Wilt zuchtte. “Ja,” zei hij. Liegen was gemakkelijker dan het uitleggen.

“Terwijl je zei dat je je moest voorbereiden op een cursus over Castro en het communisme en zo,” drong Eva aan. “Dat ben je zeker ook vergeten?”

“Nee, helemaal niet.”

“Heb je die vreselijke boeken dan meegenomen?”

Wilt keek vol ellende naar de boeken in de kast en moest toegeven dat hij ze thuisgelaten had. “Ik was van plan maar twee weekjes weg te blijven.”

“Ik geloof er niks van.”

Deze keer was Wilts zucht hoorbaar. Het was onmogelijk om Eva ooit duidelijk te maken dat hij had willen genieten van het Engelse landschap, maar dan ontdaan van alle literaire associaties. Ze zou het nooit begrijpen en er vrijwel zeker van uitgaan dat hij iets met een andere vrouw had gehad. ‘Vrijwel zeker’ was nog te zacht uitgedrukt: honderd procent zeker kwam dichter in de buurt. Wilt besloot dat de aanval de beste verdediging was.

“Waarom zijn jullie trouwens nu al terug uit Wilma? Ik dacht dat jullie zes weken zouden blijven?” vroeg hij.

Eva aarzelde. Op haar eigen manier leed ze ook aan zelf veroorzaakt geheugenverlies wat de gebeurtenissen in Wilma betrof. Bovendien was haar thuiskomst, toen ze had gehoord dat Henry in elkaar was geslagen, in het ziekenhuis lag en haar niet meer herkende, zo traumatisch geweest dat ze er eigenlijk nog totaal niet over had nagedacht waarom oom Wally nou precies dat hartinfarct had gehad en tante Joan plotseling zo vijandig was geworden en haar en de vierling op straat had gezet. Het enige antwoord dat ze kon verzinnen, was dat ze halsoverkop naar huis hadden moeten gaan vanwege oom Wally’s hartaanvallen.

“Dat had ik niemand liever toegewenst,” zei Wilt. “Al verbaast het me dat hij het nog zo lang gered heeft, als je nagaat hoe hij zich in dat hotel in Londen eerst volgoot met martini’s en toen met die weerzinwekkende malt-whisky-cola’s.”

En met de opwekkende gedachte dat de verschrikkelijke Wally eindelijk zijn verdiende loon had gekregen, ging Wilt naar zijn werkkamer en schreef daar een lang en niet bepaald complimenteus stuk over Wally Immelmann in zijn dagboek. Hij hoopte dat het ook gelijk als overlijdensbericht zou kunnen dienen.