19
Sheriff Stallard en hulpsheriff Baxter reden in hun politiewagen over de onverharde weg naar Lake Sassaquassee. De man in Lossville die zoveel problemen had gehad met de hordes beren had hen gewaarschuwd dat de Immelmanns werkelijk ongelooflijke ruzie hadden en dat er ongetwijfeld doden zouden vallen als de politie niet onmiddellijk ingreep. De sheriff vond het maar vreemd. Hij snapte niet hoe iemand die naar eigen zeggen vijftien kilometer van de Immelmanns woonde kon weten wat daar aan de hand was, maar tegen de tijd dat hij het huis zelf tot op tien kilometer genaderd was, begreep hij het maar al te goed. Zelfs met de raampjes dicht hoorden ze Joan luid en duidelijk schreeuwen dat ze het verdomde om van achteren gepakt te worden en dat Wally maar een homo moest zoeken als hij zin had in zulke smeerlappe-rij. De man uit Lossville zei dat zijn vrouw het meer dan zat was om naar dat geschreeuw te moeten luisteren. Hij overwoog er een’rechtszaak van te maken. Hij had al genoeg gelazer gehad toen hij die beren had moeten afschieten. Hij had geen vergunning gehad en het waren beschermde dieren, dus die klotepolitie…De sheriff zette de radio uit. Hij wilde veel liever over dr. Cohen horen en daar hoefde hij geen enkele moeite voor te doen. Het was luid en duidelijk, zelfs op zes kilometer afstand, maar dat wist de Sheriff niet. Hij was nog nooit bij het buitenhuis van de Immelmanns geweest maar had ook nog nooit iemand zó hard horen schreeuwen, zelfs niet als die in de kamer ernaast was. De man uit Lossville had gelijk. Op een schaal van een tot tien, haalde deze echtelijke ruzie minstens honderdvijftig. Al dat gekrijs over waar haar poesje was en of de dokter soms alles had dichtgenaaid toen hij haar baarmoeder verwijderde was te erg voor woorden, zeker voor woorden die de halve staat kon horen.
“Hoe ver nog?” schreeuwde de sheriff boven het helse lawaai uit.
“Drie kilometer,” riep Baxter.
De sheriff keek hem verbijsterd aan. “Hoe bedoel je, drie kilometer? Stop. Ze moeten hier ergens zijn. Vlakbij.”
Baxter stopte en de sheriff wilde uitstappen, maar kwam niet ver. “Jezus!” gilde hij. Hij sloeg het portier haastig dicht en drukte zijn handen tegen zijn oren. “Laten we als de sodemieter maken dat we wegkomen! Vlug!”
“Wat zei u?” schreeuwde Baxter, die het moest opnemen tegen tante Joan en de revelatie dat het boek Genesis was geschreven door een jood van deielfde naam.
“Ik zei, laten we in godsnaam gauw rechtsomkeert maken voor we doof worden. En alarmeer de Dienst Openbare Ordeverstoring. Misschien dat zij er iets aan kunnen doen. Zeg dat dit Alarmfase Rood is.”
Baxter keerde op de modderige, onverharde weg en de sheriff klampte zich aan zijn veiligheidsgordel vast terwijl ze langs een diep ravijn glibberden. Op de terugweg naar Wilma probeerde Baxter contact te krijgen met de hulpdiensten, maar ze hoorden alleen de man uit Lossville, die gilde dat hij stapelgek werd. Hij vroeg waarom ze niet iets verstandigs deden, zoals dat klotehuis van die Immel-manns bombarderen, en of zijn vrouw dat pistool wilde wggleggen omdat die klereherrie heus niet zou ophouden als ze hem neerknalde. Ze hoorden zijn vrouw krijsen dat ze zichzelf een kogel door haar kop zou jagen als er niet gauw een einde kwam aan die smerige onthullingen.
“Gooi er een AAA uit, op alle kanalen!” schreeuwde de sheriff terwijl de auto richting Wilma denderde.
“AAA?” gilde Baxter op zijn beurt. “Atoom Aanval Alarm? Jezus, dat kunnen we niet maken! Dadelijk veroorzaken we hier nog de Derde Wereldoorlog!”
Hij probeerde opnieuw de hulpdiensten te bereiken, maar kon zich onmogelijk verstaanbaar maken. Tegen die tijd liep de echtelijke ruzie tussen de Immelmanns op zijn einde. Heel even, terwijl het bandje terugspoelde, viel er een verlossende stilte en toen begon het weer van voren af aan. Joan krijste over zeeslakken en Wally die zijn toupet-je had laten liggen in de badkamer.
Sheriff Stallard kon zijn oren niet geloven. “Dat heeft ze al gezegd. Woord voor woord. Ze moet niet goed bij haar hoofd-zijn.”
“Misschien is het die nieuwe drug,” riep Baxter. “Ik bedoel, ze moeten een of andere gruwelijke substantie hebben gebruikt om zo hard te kunnen schreeuwen.”
“Kon ik ook maar een of andere substantie gebruiken!” gilde de sheriff. Even overwoog hij de mogelijkheid dat hij die al gebruikt had. Zoiets moest het zijn. Hij had nog nooit van zijn leven zo’n ongelooflijk lawaai gehoord.
∗
Dat gold ook voor het elektronische surveillanceteam dat microfoontjes in Wally’s zomerhuis moest installeren. Ze waren net over het hek geklommen toen de klok en de timer op de bandrecorder op zes uur sprongen en zowel het geluidssysteem als Wally Immelmanns meest gesofisticeerde afschrikkingsmiddel in werking traden. Dat laatste was niet voor beren bedoeld, maar voor inbrekers, en Wally had uiterst doeltreffend gebruik gemaakt van zijn geliefde Amerikaanse knowhow. Hij had een manier bedacht om, naast hun louter esthetische en historische interesse, zijn verzameling militaire aandenkens ook nuttig te gebruiken. Zodra de eerste afluisterexpert zich op de grond liet vallen, reageerden de sensoren en werd hij gevangen in de bundels van drie zoeklichten. Ook de kanonnen van de Shermantank en de andere pantservoertuigen zwaaiden dreigend in zijn richting. De agenten zagen dat ze op de korrel werden genomen en lieten zich plat op de grond vallen, zodat de zoeklichten over hen heen gleden. Hun collega aan de andere kant van het hek had minder geluk. Verblind door het licht en verdoofd door het geluid van tante Joan die krijste dat Wally niet op voorspel hoefde te rekenen, strompelde hij hulpeloos rond. Zijn eigen wanhopige gegil was volkomen onhoorbaar. Ook de motor van de Shermantank kwam nu brullend tot leven. Plotseling gingen de zoeklichten uit, maar floepten overal op het terrein lampen aan. Tegen de tijd dat hij weer iets kon zien (hij kon absoluut niets horen) besefte agent Nurdler dat de Shermantank op hem af daverde. Hij wachtte de confrontatie tussen vlees en staal niet af. Met een vreselijke gil sprintte hij naar de omheining, klom eroverheen met een lenigheid die hij anders zelden vertoonde en vluchtte weg door de bomen, terwijl de tank stopte voor hij het hek bereikte en terugkeerde naar zijn oorspronkelijke positie. De lichten gingen uit en er heerste weer rust, afgezien van Wally die zich met een sterkte van duizend decibel verontwaardigd afvroeg wanneer hij ooit geprobeerd had tante Joan van achteren te pakken. Het Immelmann Indringers Afweersysteem had perfect gewerkt.
∗
De audiovisuele apparatuur in Starfighter Mansion werkte ook perfect. Ieder detail van de activiteiten in huis werd gevolgd door de agenten in de truck achter de drive-inbioscoop. De opnames van tante Joan op het toilet waren misschien iets té onthullend geweest, maar verder gedroeg iedereen zich exact zoals de agenten van Narcotica verwacht hadden. Wally Immelmann knauwde op een sigaar, ijsbeerde door zijn studeerkamer en dronk whisky. Om de zoveel tijd pakte hij de telefoon om zijn advocaat te bellen, maar bedacht zich dan weer. Het was duidelijk dat hij ergens vreselijk mee zat.
“Denk je dat hij ons kan ruiken?” vroeg Palowski aan Murphy. “Sommige mensen hebben een zesde zintuig. Ze weten gewoon wanneer ze geobserveerd worden. Weet je nog, die Panamees in Florida die aan voodoo deed? Griezelig gewoon.”
“Iemand die met Joan Immelmann trouwt, heeft geen zesde zintuig. Onmogelijk. Vijf lijkt me al rijkelijk veel.”
“Ze zeggen dat achter iedere rijke man een grote vrouw staat,” zei Murphy.
“Groot? Dat is wel heel zwak uitgedrukt. Zeg rustig gigantisch.”
Ze schakelden over naar de vierling, die hun schoolschriften vulden met bijzonderheden over de seksuele gewoontes van tante Joan en oom Wally, voor hun werkstuk over Amerikaanse cultuur.
“Hoe spel je ‘perversiteit’?” vroeg Emmeline.
“Per, vers, en dan ie tee ee ie tee,” zei Samantha.
“Oom Wally is echt een vieze vuile seksist. Om zo over haar ding te praten!”
“Oom Wally is vreselijk. Ze zijn allebei heel erg vreselijk. Al die dingen die hij vertelde over de oorlog en hoe ze Japanners verbrandden met dat vlammending. Hoe noemde hij het ook alweer?”
“Een draagbare barbecue,” zei Josephine.
“Hè getver, wat smerig. Ik denk niet dat ik ooit nog iets van de barbecue lust. Dan moet ik meteen aan die arme kleine Japannertjes denken.”
“Niet alle Japanners zijn klein,” zei Penelope. “Je hebt ook van die moddervette worstelaars.”
“Net als tante Joan,” zei Samantha. “Walgelijk zoals die eruit ziet.”
In de observatietruck knikten Palowski en Murphy instemmend.
De volgende opmerking van de vierling was zo mogelijk nog intrigerender.
“Ik snap niet waarom we dit allemaal opschrijven. Het belastende bewijs staat allemaal op de band.”
“Juffrouw Sprockett krijgt een rolberoerte als we die band afdraaien in de klas. Ze is zo lesbo als maar zijn kan. Ik zou haar wel eens willen horen over oom Wally.”
“Jammer dat we het niet op video hebben staan,” zei Emmeline. “Oom Wally die tante Joans ‘ding’ zoekt en haar van achteren probeert te pakken. We zouden een fortuin kunnen verdienen.”
“We hadden een fortuin kunnen verdienen als je gewoon gedaan had wat ik wilde, en we niet het reservebandje op het geluidssysteem hadden gezet,” zei Josephi-ne. “Ik ben echt benieuwd hoe het klinkt. Het is allang zes uur geweest. Ik denk dat oom Wally helemaal gek wordt. Hij zou een kapitaal hebben gegeven voor die tape. Ik bedoel, als mensen daar ooit achter komen…”
“Als?” zei Emmeline. “Ik denk dat hij ons vermoordt als hij erachter komt.”
Maar Samantha schudde haar hoofd. “Gebeurt niet,” zei ze zelfvoldaan. “Ik heb het originele bandje ergens verborgen waar hij het nooit zal vinden.”
“Waar dan?” vroegen de anderen, maar dat wilde Samantha niet zeggen.
“Gewoon ergens waar hij het nooit zal vinden. Meer zeg ik niet. Dadelijk verklapt Emmy het nog aan oom Wally.”
“Dat zou ik nooit doen. Je weet best dat ik dat nooit zou doen,” zei Emmeline verontwaardigd.
“Dat zei je ook toen we die dingen hadden gedownload op de computer van dominee Vascoe en – ”
“Dat was ik niet. Penny zei dat ik het had gedaan, maar dat was niet waar.”
“Jawel. Jij had het bedacht. En ik heb het niet aan mama verteld. Ze weet best dat het jouw schuld was, want door jou gaat altijd alles verkeerd.”
“Kan me allemaal niks schelen,” zei Samantha. “Ik zeg toch niet waar het is, dus lekker puh.”
Het gesprek kwam op het uitstapje dat ze zouden maken naar de Florida Keys. Oom Wally had gezegd dat ze op haaien zouden gaan vissen met zijn boot terwijl tante Joan en Eva in Miami gingen winkelen.
Maar beneden werden Wally Immelmanns plannen zo ongeveer om de twee seconden bijgesteld.
“Bedoel je dat iemand geprobeerd heeft in te breken in het zomerhuis?” schreeuwde hij door de telefoon. Sheriff Stallard was terug in Wilma en zodra zijn gehoor weer een klein beetje normaal was, had hij Wally gebeld om hem op de hoogte te brengen.
“Of er is ingebroken weet ik niet,” zei de sheriff. “Ik weet alleen dat een kerel uit Lossville u voor de rechter wil slepen wegens geluidsoverlast en schennis van de openbare eerbaarheid. Ik kon hem moeilijk verstaan.”
“Zeker weer die kloteberen. Daardoor is het systeem afgegaan. Ik ken die vent wel. Altijd maar klagen. En wat is dat voor gelul over schennis van de openbare eerbaarheid? Het is gewoon een bandje van Frank Sinatra die ‘My Way’ zingt.”
“Nou, als u het zegt, meneer Immelmann,” zei de sheriff. “Al had ik zelfde indruk – ”
“Nee, ik lieg. Ik had een bandje met Abba opgezet. Je weet wel, jaren zeventig. Heel rustgevend.”
Sheriff Stallard aarzelde even. Hij wilde Wally Immel-mann niet tegen zich in het harnas jagen, maar als dat Abba was en heel rustgevend, heette hij geen Harry Stallard.
“Eigenlijk bel ik om te vragen of u het niet kunt uitzetten. Heeft u daar geen afstandsbediening?”
“Afstandsbediening? Voel je je wel lekker? Geen enkele afstandsbediening werkt over veertig kilometer, en dan ook nog eens met voornamelijk bos en bergen. Of dacht je soms dat ik een satelliet gebruik?”
“Ik dacht dat u misschien een manier had om het geluid uit te zetten,” zei de sheriff.
“Niet vanaf hier. Er staat daar juist speciaal een generator zodat de stroom niet kan worden afgesneden. Maar waarom valt de politie me daarover lastig?”
Sheriff Stallard besloot dat het tijd was om het nieuws bekend te maken. “Nou, wat u en mevrouw Immelmann bespreken over het geluidssysteem lijkt me niet echt geschikt voor een groot publiek. Volgens die kerel uit Lossville – ”
“Laat hem toch doodvallen, die klootzak,” zei Wally. “Ik zei toch, hij zit altijd te klagen.” Hij zweeg even toen het tot hem doordrong wat de sheriff had gezegd. “Hoe bedoel je, wat mevrouw Immelmann en ik bespreken?”
Sheriff Stallard beet op zijn lippen. Nu werd het lastig. “Dat zeg ik liever niet,” mompelde hij. “Het is nogal intiem allemaal.”
“Intiem?” schreeuwde Wally. “Ben je godverdomme soms bezopen? Mevrouw Immelmann en ik?”
De sheriff was het zat. Hij begon nu echt pissig te worden. “En dr. Cohen!” schreeuwde hij op zijn beurt. Aan de andere kant van de lijn snakte Wally naar adem en toen werd het stil. “Bent u daar nog, meneer Immelmann?”
Meneer Immelmann was er nog. Net. Hij kon het niet goed verstaan hebben. Dat was onmogelijk.
“Wat zei je?” vroeg hij op het laatst met een zwak stemmetje.
“Dat u en mevrouw Immelmann het over intieme zaken hebben, zoals…nou, dat weet u waarschijnlijk beter dan ik.”
“Zeg op!” eiste Wally.
“Nou, over een zekere dr. Cohen en dat – ”
“Shit!” schreeuwde Wally. “Wil je zeggen dat die klojo uit Lossville…o mijn God!”
“Hij belde om te zeggen dat de hele omgeving erover klaagde, dus dachten wij dat u het ook wel zou willen weten.”
“Dat ik het ook wel zou willen weten? Ook wel zou willen…wat zei hij verder nog?”
“Of u die klereherrie uit wil zetten. Zijn vrouw werd namelijk stapelgek van waar u en mevrouw Immelmann over schreeuwden, over uw seksleven en wat u van haar niet mocht doen. Dat vond ze niet leuk om te horen.”
Dat kon Wally zich heel goed voorstellen. Hij vond het zelf ook niet leuk om te horen. Hij probeerde te bedenken hoe het mogelijk was dat wat hij en Joanie in bed hadden besproken nu met een kracht van ruim duizend decibel werd rondgebazuind, maar snapte er geen snars van.
“Het gaat erom dat er een manier moet zijn om die herrie uit te zetten,” drong de sheriff aan. “We hebben al om assistentie van de Nationale Garde gevraagd en…meneer Immelmann, voelt u zich wel goed?”
In Starfighter Mansion was iets met een doffe plof op de grond gevallen, iets wat heel goed een lichaam had kunnen zijn.
“Meneer Immelmann? Meneer Immelmann? O shit!” schreeuwde de sheriff. “Baxter, laat een ambulance komen. Ik denk dat Wally een hartaanval heeft gehad.”