16
Op het politiebureau van Ipford had inspecteur Flint al net zo’n lage dunk van de afdeling Narcotica als sheriff Stallard. Hij had het rapport van hoofdinspecteur Hodge gelezen en was diep geschokt.
“Je kunt dit soort onzin niet naar Amerika sturen,” protesteerde hij. “Er is geen flintertje bewijs dat de Wilts hier bij drugssmokkel betrokken zijn geweest. Ze zijn brandschoon.”
“Alleen omdat iemand ze gewaarschuwd heeft,” zei Hodge.
“Hoe bedoel je?” vroeg Flint. Zijn bloeddruk begon snel te stijgen.
“Dat iemand gezegd heeft dat de politie ze in de gaten hield en dat ze daarom dekking hebben gezocht op die Amerikaanse luchtmachtbasis en het spul hebben gedumpt.”
“Je wilt toch niet suggereren dat ik – ”
“Jij niet, Flint. Kijk eens naar het bewijsmateriaal. Wilt gaf les aan de Yanks op de basis in Lakenheath, waar die Immelmann ook gestationeerd was. Wilt heeft dus contacten met Amerikanen. Dat is een. Twee is dat PCP een Amerikaanse designerdrug is en dat de dochter van een hele hoge ambtenaar aan een overdosis van dat spul is gestorven, op de hogeschool waar Wilt lesgaf. En zo zijn er nog veel meer aanwijzingen, een hele berg, en ze pakken allemaal ongunstig uit voor de Wilts. Je kunt er niet omheen, Flint. En nog iets. Waar heeft Wilt nog meer lesgegeven? In de bajes hier in Ipford. Daar ging hij om met sommige van de zwaarste criminelen uit de drugswereld. Die kleine rotzak heeft al drie slag tegen. Nummer vier is…”
“Hodge, ik wil je niet in de rede vallen, maar vier slag bestaat niet. Drie slag is uit. Als je echt in de huid van een Amerikaan wilt kruipen, mag je je in dat soort dingetjes niet vergissen, anders krijg je nooit een contract bij een profhonkbalploeg.”
“Heel grappig, Flint. Je hebt altijd bekend gestaan om je gevoel voor humor. Zeggen ze. Alleen zou ik me deze keer beperken tot de harde bewijzen. De tante van Eva Wilt is getrouwd met een bekende importeur van farmaceutica in de Verenige Staten. Oké, op het eerste gezicht doet hij misschien legale zaken, maar hij heeft een huis in de Cariben, een supersnel motorjacht en diverse privévlieg-tuigen. Alles wat je van een succesvolle drugssmokkelaar zou verwachten. En nu gaat Eva Wilt heel toevallig bij hem op bezoek, samen met haar vierling. Die kinderen zijn natuurlijk een prima afleidingsmanoeuvre. En als klap op de vuurpijl is Wilt niet thuis en weet niemand waar hij uithangt. Het klopt allemaal. Het klopt als een bus. Daar kun je niet omheen.”
Flint schoof zijn stoel naar voren. “Is Wilt verdwenen. Weet niemand waar hij is? Ben je daar zeker van?” vroeg hij.
Hodge knikte triomfantelijk. “En nog iets,” zei hij. “Op de dag dat Eva Wilt naar Atlanta vloog, nam haar man een grote hoeveelheid geld op bij de bank. In contanten. En waar liet hij zijn creditcards en paspoort achter? Thuis. Op de keukentafel. Ja, precies, op de keukentafel,” zei hij bij het zien van Flints verbijsterde gezicht. “Het bed was niet opgemaakt en de afwas niet gedaan. De lades van de kast in de slaapkamer waren open en de auto stond in de garage. Alles was er nog, behalve de heer Wilt zelf. Verder ontbreekt er niets. Zelfs zijn schoenen zijn er nog. Dat hebben we laten controleren door de werkster. Nou, wat kunnen we hieruit afleiden?”
“Het is in elk geval weer eens iets anders,” zei Flint zuur. Hij hield er niet van om op het verkeerde been gezet te worden, en zeker niet door zo’n halvegare als Hodge.
“Iets anders? Wat betekent dat nou weer?” vroeg Hodge.
“Dit: de eerste keer dat ik Wilt tegen het lijf liep, werd zijn vrouw vermist. We dachten dat ze begraven lag onder een enorme heipaal op het terrein van de school, maar wat bleek: Wilt had een opblaaspop de kleren van zijn vrouw aangetrokken en in dat gat gemikt, waarna er twintig ton beton op was gestort. In werkelijkheid zat Eva Wilt op een gestolen boot in Lincolnshire en zette ze de bloemetjes buiten met een paar gestoorde Amerikanen. En waar is onze Eva nu? Blijkbaar zit ze er mooi bij – of zo mooi als ze ooit zal zijn – in Amerika en deze keer wordt Henry vermist. Ja, dat is iets anders. Iets heel anders.”
“Denk je dat hij ervandoor is?” vroeg Hodge.
“Als het om Wilt gaat, denk ik niet meer. Ik heb geen flauw idee wat zich in het hoofd van die idioot afspeelt. Ik weet alleen dat het niet zal zijn wat je denkt. Het zal iets zijn waar je in geen honderdduizend jaar op was gekomen. Vraag me daarom niet wat hij heeft uitgespookt, want ik weet het echt niet.”
“Nou, ik denk dat hij zichzelf een alibi probeert te bezorgen,” zei Hodge.
“Terwijl zijn creditcards op de keukentafel liggen?” zei Flint. “En al zijn kleren in de kast hangen? Dat klinkt helemaal niet als een vrijwillige verdwijning. Ik denk eerder dat er iets met dat kleine stuk verdriet gebeurd is. Heb je het ziekenhuis gebeld?”
“Ja, natuurlijk. Dat was het eerste wat ik deed. Alle ziekenhuizen in de wijde omtrek, maar er ligt niemand die aan zijn beschrijving beantwoordt. De lijkenhuizen idem dito. Hij is er gewoon niet meer. Dat zet je aan het denken, hè?”
“Nee,” zei Flint resoluut. “Mij niet. Dat zei ik toch? Als het om Henry Wilt gaat, probeer ik niet meer te denken. Dat doet te veel pijn.”
Toch mijmerde Flint nog een tijdje door over de situatie toen Hodge weer was vertrokken.
“Het is je reinste waanzin om te denken dat Wilt bij een of andere drugszaak betrokken is,” zei hij tegen brigadier Yates. “En zie je Eva Wilt als cokesmokkelaar? Nou, ik niet, al denkt die eikel van een Hodge er waarschijnlijk anders over. De Wilts zijn misschien gestoord, maar wel de aller-laatsten die echte misdaden zouden plegen.”
“Dat ben ik met u eens,” zei Yates. “Maar Hodge schotelt de Amerikanen een behoorlijk crimineel beeld van de Wilts voor. Het ziet er allemaal niet best uit, die informatie over Lakenheath en zo.”
“Allemaal roddel en achterklap. Hij heeft geen flinterje bewijs,” zei Flint. “Laten we hopen dat de politie in Amerika dat ook inziet. Ik zou de Wilts niet graag voor een Amerikaanse rechtbank zien verschijnen, niet na dat proces van O.J. Simpson. Als je camera’s eenmaal toelaat in de rechtszaal, wordt iedereen een verdomde acteur. En we weten wat voor zakken dat meestal zijn.” Hij zweeg even. “Ik vraag me wel af waar Henry gebleven is. Dat is het echte mysterie.”