2
Eva had een fantastische dag gehad. Vanaf het moment dat de kaartjes in de bus waren gevallen, had ze zitten uit-knobbelen hoeveel geld oom Wally wel niet had, wat voor kleren de beste indruk zouden maken in Wilma, Tennes-see en hoe ze moest voorkomen dat de vierling onwelvoeglijke taal zou gebruiken. Dat laatste was het belangrijkst. Oom Wally was een buitengewoon gelovig iemand, die vloeken ten strengste afkeurde. Als een van de grondleggers van de Kerk van de Levende God in Wilma, zou hij niet blij zijn als Samantha plotseling ‘godverdomme’ tegen hem riep, of iets nog veel ergers. Tante Joan zou trouwens ook geschokt zijn. Eva had hoge verwachtingen voor de vierling: Walter J. Immelmann en zijn vrouw waren nooit gezegend met nakomelingen en volgens tante Joan dacht Wally erover om de kleine Wilts in zijn testament op te nemen. Ja, het was cruciaal dat Samantha zich goed gedroeg, en dat gold uiteraard ook voor Penelope, Josephine en Emmeline. In feite gold het voor het hele gezin, met uitzondering van Henry. Oom Wally had het niet op Henry.
“Die vent van je zal wel een typische Engelsman zijn, en vast ook z’n goede kanten hebben, maar met vier van die heerlijke dochters heb je iemand nodig die voor brood op de plank zorgt. En dan bedoel ik brood met beleg. Henry lijkt me niet echt een ondernemend type. Hij vat het allemaal veel te gemakkelijk op. Wat hij nodig heeft is een lading peper in z’n achterste. Snap je wat ik bedoel? Je moet hem eens een beetje oppeppen, zorgen dat hij meedoet aan de strijd om het bestaan. Een financiële bijdrage levert aan jullie geweldige gezinnetje. Volgens mij ontbreekt het daar op dit moment aan.”
Eva was het stilletjes met oom Wally eens dat Henry nou niet bepaald ambitieus was. Ze had hem al zo vaak gevraagd of hij geen betere baan kon zoeken, iets in zaken of verzekeringen, waar het geld voor het opscheppen lag. Het had allemaal niets uitgehaald: Henry hield nou eenmaal niet van verandering. Ze had haar hoop voor haar dochters en een eigen comfortabele oude dag nu helemaal op Wally en zijn vrouw gevestigd. Tante Joan had Wally ontmoet toen hij eind jaren vijftig als luchtmachtpiloot in Engeland gestationeerd was geweest en zij in de kantine had gewerkt. Eva was altijd al op haar tante gesteld geweest, en zeker nu ze getrouwd was met Wally Immelmann, baas van Immelmann Enterprises. Ze hadden een reusachtige villa in Wilma, plus een buitenhuis aan een meer waarvan Eva nooit de naam kon onthouden. Terwijl ze schoonmaakte en stofzuigde voor ze naar het wijkcentrum ging om te helpen met de bejaarden – het was dinsdag, dus was er een Rollatorlunch gevolgd door een thé dansant – was haar hoofd vol van glorieuze dromen. Ze hoopte niet echt dat oom Wally een fatale hartaanval zou krijgen of zou neerstorten met zijn tweemotorige vliegtuigje terwijl tante Joan fortuinlijk genoeg ook aan boord was: dat waren slechte gedachten die niet pasten bij Eva’s in wezen zo beminnelijke karakter. Aan de andere kant waren ze niet bepaald jong meer en zou het heel goed kunnen…Nee, zo mocht ze niet denken. Het ging om de toekomst van de vierling, en die hadden nog tijd zat. Bovendien was de reis naar Amerika al een avontuur op zich. Het zou de blik van de vierling verruimen, en ze zouden met eigen ogen kunnen zien hoe in de Verenigde Staten iedereen kon opklimmen van krantenjongen tot miljonair. Wally Immelmann was de zoon van een keuterboertje geweest voor hij bij de luchtmacht was gegaan, en had het later tot succesvol zakenman geschopt. En dat allemaal omdat hij lef had. Eva zag oom Wally als een veel beter voorbeeld voor haar kinderen dan Wilt. En daarmee kwam ze weer terug bij het probleem van Henry. Ze wist precies hoe hij zich zou gedragen in Wilma. Hij zou zich bezatten in louche bars, het verdommen om naar de kerk te gaan en aan een stuk door ruziën met Wally, over zo’n beetje alles wat je maar bedenken kon. Ze moest weer aan die vreselijke avond in Londen denken, toen de Immelmanns in Engeland waren geweest en de Wilts te eten hadden gevraagd in hun schrikbarend dure en exclusieve hotel. Henry was ladderzat geworden en oom Wally had geschamperd dat Britten niet tegen drank konden. Eva verdrong die herinnering en richtte haar aandacht op de oude meneer Ackroyd, die zei dat zijn pieszak was losgeraakt en of zij hem weer even wilde vastmaken. Ze hoefde alleen…Daar trapte ze niet meer in. Ze was er ooit een keer ingetuind, en voor ze het wist had ze op haar knieën voor zijn rolstoel gezeten met zijn penis in haar hand, terwijl de andere oudjes haar uitlachten en vol wellustige belangstelling toekeken. Ouwe viezerik. Dat was eens maar nooit meer.
“Ik vraag het wel aan zuster Turnbull,” zei ze. “Die maakt hem zo stevig vast dat u hem voorlopig niet meer los krijgt.” Zonder naar het wanhopige protest van meneer Ackroyd te luisteren, ging ze de gevreesde zuster Turnbull halen en daarna had ze een probleempje met mevrouw Limley, die wilde weten hoe laat de bus naar Crowbo-rough vertrok.
“Zodadelijk, liefje,” zei Eva, “Het duurt nu niet lang meer, maar gisteren moest ik ruim een halfuur wachten.”
Over een halfuur zou mevrouw Limley hopelijk vergeten zijn dat ze zich niet bij de bushalte bevond maar in het wijkcentrum, op een paar honderd kilometer afstand van Crowborough. Ze zou weer blij zijn en Eva ging naar het wijkcentrum om mensen blij te maken. Na een hoop oudjes blij te hebben gemaakt, behalve meneer Ackroyd, ging Eva ‘s middags weer naar huis, nog steeds met haar hoofd vol gedachten over Amerika en hoe jaloers Mavis Mottram zou zijn als ze het nieuws hoorde. ‘s-Middags maakte ze dips en sandwiches met gerookte zalm voor de Werkgroep Milieubescherming die ‘s-avonds bij haar zou vergaderen en omdat er misschien te weinig zalm was, haalde ze vlug nog een paar potten rolmops. Ze zette de vino verde in de koelkast, maar haar gedachten dwaalden steeds af naar het probleem wat de vierling moest dragen tijdens de trip naar Wilma. Ze wilde natuurlijk dat ze er keurig zouden uitzien, maar als ze te dure kleren droegen, dacht tante Joan misschien dat ze hen te veel verwende of erger nog, het geld over de balk gooide. Alleen al het idee dat ze genoeg geld had om over de balk te kunnen gooien, mocht absoluut niet bij Joan opkomen. Eva liet een hele reeks mogelijkheden de revue passeren, waarbij ze rekening hield met het feit dat tante Joan zelf ook Engels was. Ze was vroeger barmeid geweest en volgens Eva’s moeder daarnaast ook nog iets anders, wat misschien wel verklaarde waarom ze nu zo gul was. Daar stond tegenover dat Joans moeder een oude vrek was geweest en als meisje ook niet bepaald had uitgeblonken in kuisheid, alweer volgens Eva’s moeder. Die was toen wel in een slecht humeur geweest, maar toen Eva klein was, had ze ooit gehoord hoe mevrouw Denton Joanie uitschold omdat ze het voor een schijntje met die stomme Yanks deed. “Tien pond voor een vluggertje op de achterbank, en vijfentwintig met alles erop en eraan. Als je het voor minder doet, verlaag je jezelf alleen maar.” Eva was toen acht geweest en had zich vlug verstopt voor ze beseften dat ze luisterde. Het was nu o zo belangrijk om haar troeven goed uit te spelen en ervoor te zorgen dat ze niet overdreef. Als ze zelf een beetje simpel gekleed ging, zou tante Joan misschien medelijden met haar krijgen en denken dat ze al haar geld aan de vierling besteedde. Niet dat het Eva iets kon schelen wat tante Joan allemaal had uitgespookt toen ze jong was, want ze was nu rijk en respectabel en getrouwd met een multimiljonair. Het voornaamste was hoe dan ook dat de meisjes zich netjes gedroegen en dat Henry niet dronken werd en beledigende dingen zei over het feit dat Amerika niet eens een behoorlijke gezondheidszorg had.
Op de wc dacht Wilt ondertussen al een hoop beledigende dingen. Hij verdomde het om naar Amerika te gaan en zich daar een beetje te laten kleineren door Wally en Joan. Joan had hem ooit een geruite bermuda gestuurd en Wilt had botweg geweigerd die aan te trekken, zelfs niet voor de foto die Eva had willen terugsturen bij het bedankbriefje. Hij móést een smoes verzinnen.
“Wat doe je daar toch allemaal?” vroeg Eva, die na tien minuten op de deur bonsde.
“Wat denk je? Ik zit te kakken.”
“Nou, zet dan het raampje open als je klaar bent. We krijgen bezoek.”
Wilt zette het raampje open en liep naar de keuken. Hij had een besluit genomen.
“Klinkt echt fantastisch, die trip naar de States,” zei hij terwijl hij zijn handen waste bij de gootsteen en ze afdroogde aan de theedoek die Eva had klaargelegd om sla in te drogen. Eva keek hem achterdochtig aan. Als Henry zei dat iets fantastisch was, bedoelde hij meestal precies het tegenovergestelde en weigerde hij om er ook maar iets mee te maken te hebben. Deze keer zou hem dat niet lukken, daar zou ze wel voor zorgen.
“Alleen jammer dat ik niet mee kan,” zei hij terwijl hij in de koelkast keek.
Eva wilde de sla in een schone, droge theedoek doen, maar verstijfde abrupt.
“Hoe bedoel je, dat je niet mee kan?”
“Ik moet die cursus voor Canadezen geven. Je weet wel, Britse Cultuur en Traditie. Heb ik vorig jaar ook gedaan.”
“En toen zei je dat het eens en nooit weer was, na al die toestanden.”
“Weet ik,” zei Wilt. Hij schepte een royale hoeveelheid dip op een stuk cracker. “Maar de vrouw van Swinburne ligt in het ziekenhuis en hij moet voor de kinderen zorgen. Ik moet voor hem invallen. Daar kan ik niet onderuit.”
“Je zou er best onderuit kunnen als je echt wilde,” zei Eva. Ze luchtte haar gevoelens door de sladoek energiek uit te kloppen bij de keukendeur. “Je zoekt gewoon een excuus. Het is je vliegangst. Denk maar aan al die ellende toen we op vakantie gingen in Marbella.”
“Ik heb helemaal geen vliegangst. Dat ik me toen niet happy voelde, kwam door die dronken voetbalsupporters die in het vliegtuig met elkaar op de vuist gingen. En dat heeft er trouwens niets mee te maken. Ik heb al beloofd dat ik zal invallen voor Swinburne. We kunnen de extra inkomsten trouwens goed gebruiken, want jouw snoepreisje kost natuurlijk klauwen met geld.”
“Je luistert ook nooit, hè? Oom Wally betaalt de reis en alle verblijfskosten en…”
Maar voor het op een echte ruzie kon uitdraaien, ging de bel en stond Sarah Bevis op de stoep. Ze had een rol posters bij zich en werd gevolgd door een jongeman met een kartonnen doos. Wilt glipte gauw door de keukendeur naar buiten. Hij at wel iets bij de Indiër.