Boodschap
Behalve lezen in bad, zuipen bij haardvuur en nog een paar onopzienbarende pretjes, vind ik weinig handelingen zo leuk als boodschappen doen. En dan bedoel ik niet kleding, meubels of antiek; nee, gewoon, de dagelijkse levensmiddelen kopen en daar liefst zo lang mogelijk over doen.
In Nederland was dat geen probleem, want daar woonde ik om de hoek van de überknusse Haagse Reinkenstraat, vol zelf worst makende bioslagers, zevengranenzuurdesempistolettenbakkers, citroengrasknopende, stamppotverguldende groenterettes, beige-pasjminaboetiekjes, Finse-frambozenwodkaslijters, een door een hyperbelezen zonderling beheerde stoffige-Karl Marx-biografieën-tweedehandsboekhandel, een kaasboer die zonder duidelijke aanleiding behalve vier miljoen soorten kaas ook ontbijtkoek en cassis verkoopt, en een dierenwinkel waar mijn kinderen gerust een hele regenachtige middag naar hangerige hamsters en neurotische goudvissen mochten komen kijken. Met de uitbaters van al deze gezellige nerinkjes stond ik bovendien op voet van vriendschappelijk geouwehoer, dus sloeg ik dagelijks wel een uur of twee stuk in dat meeslepende middenstandsparadijs. En vaak vergat ik dan nog min of meer met opzet iets belangrijks, pistachenootjes of zo, zodat ik na zessen lekker nog even naar de Albert Heijn in de Weimarstraat kon, en dan meteen nog even door naar de Egyptische visboer, voor een zak garnalen, en de Turkse supermarkt daartegenover, voor een bos peterselie ter grootte van een kerstboom.
Goed, ik woon inmiddels niet meer in Den Haag, maar in Bethesda, Maryland, waar zo ver het oog reikt geen groenteman, slager of kaasboer te bekennen valt. Op zich is dat geen probleem, want al deze faciliteiten zijn hier geïncorporeerd in een stuk of wat levensgrote supermarkten – die dan ook vaak Reus heten. Dat is handig, vinden Amerikanen, want dan ben je in één keer klaar, en omdat ze allemaal toch zo’n reuzenauto en reuzenijskast hebben, doen ze op zaterdagmiddag reuzenboodschappen voor de hele week.
Ik mis die blije Haagse winkeltjes maar ik doe nog steeds elke dag boodschappen, al was het alleen maar omdat ik niet begrijp hoe iemand vandaag kan beslissen wat er morgen, laat staan overmorgen gegeten moet worden. Het kan toch best dat je aanstaande woensdag helemaal geen zin hebt in lamskoteletjes die je al dagenlang schaapachtig aanstaren vanuit die overvolle ijskast?
Voor de variatie verdeel ik mijn boodschappen bovendien over een stuk of drie, vier supermarkten, maar het blijft behelpen. Want die mensen hier achter de kassa kijken nogal onderbetaald uit hun lusteloze ogen. En ze vragen wel heel vriendelijk ‘How are you today?’ maar ze staan duidelijk niet te wachten op een antwoord dat afwijkt van het standaard ‘Great! How about you?’ dat hier zelfs terminale maagpatiënten, halfverkoolde zwervers en andere crepeergevallen in de mond bestorven ligt. Om mijn dagelijkse boodschappen toch nog een beetje een feestelijk cachet te geven, neem ik daarom mijn toevlucht tot allerlei kleine, avontuurlijke ingrepen. Zo pak ik de losse broodjes niet met de streng verplichte tang uit het schap, maar gewoon met mijn handen. Ook prop ik vaak snel een paar druiven of een half ei uit de salad bar in mijn mond als niemand kijkt, of ik ga met zestien producten door de snelkassa, waar vijftien het maximum is.
Als ik het te kwaad krijg, knijp ik wel eens heel hard in een doos negerzoenen, tot er een negerzoen openbarst, en dan zet ik de doos terug. Voor dat laatste schaam ik me trouwens wel een beetje. Maar het allerleukste in een supermarkt is toch wel kijken wat andere mensen in hun karretjes hebben en je afvragen: waarom koopt een dwergachtig latina-vrouwtje twintig literblikken tomatenpuree? Wat moet een norse puber met een karretje vol citroensap, in van die gele citroenvormige flesjes, plus een complete achterham? Laatst kon ik mij niet meer inhouden en vroeg ik een bejaarde heer in trainingspak waarom hij op die loeidrukke zaterdagmiddag in de rij stond met in zijn wagentje niets anders dan een plastic flamingo en een fles mondwater. ‘Dat gaat u niets aan,’ antwoordde hij geschokt.
Nee, daar was ik inderdaad al bang voor.