SMS
Stel u eens voor dat iemand vijftien jaar geleden het volgende voorspeld had: ‘Over vijftien jaar kan iedereen overal telefoneren waar hij maar wil, op straat, in de auto, waar dan ook, met een eigen draadloze telefoon, voor een schappelijke prijs.’ Hij vervolgt, en nu wordt het pas echt bizar: ‘De meeste mensen zullen die telefoon nauwelijks gebruiken om te bellen. In plaats daarvan sturen ze elkaar briefjes met dat ding. Zo’n telefoon bezit weliswaar een toetsenbord, maar elke toets behelst drie verschillende letters, die je volgens een idioot ingewikkeld systeem moet indrukken. Het is veel omslachtiger dan gewoon even opbellen, maar toch zie je in 2007 de voltallige mensheid overal en onophoudelijk van die berichtjes tikken.’
De voorspeller van een dergelijke ongeloofwaardige toekomst was misschien nog net niet met een trechter op zijn hoofd in verzekerde bewaring gesteld, maar hij had toch in ieder geval onder hoongelach en met beschaamd gebogen hoofd het pand moeten verlaten.
Nou ja, iets pakt wel vaker anders uit dan verwacht, zo meende de voorzitter van ibm een halve eeuw geleden: ‘Ik denk dat er een wereldmarkt is voor ongeveer vijf computers.’ Dat bleek uiteindelijk toch nog reuze mee te vallen. Maar dat sms’en blijft intussen een raadsel. Het heeft veel gemeen met seks, trouwens: jonge mensen doen het onophoudelijk en met veel inzet, maar boven de veertig gaat een en ander gepaard met lichte tegenzin en vindt het uitsluitend nog plaats als de tegenpartij het initiatief neemt. Gelukkig vorm ik daarop een gunstige uitzondering, want sms’en, daar lust ik wel pap van. Mailen en zeker chatten vind ik nóg fijner, maar dat is niet altijd haalbaar, zoals in bed, op straat of achter het fornuis. Meestal heb ik trouwens niets van belang mede te delen, maar dat mag de pret niet drukken. Ik begin de dag met kleine vingeroefeningen, in het genre ‘Mogge! Kater?’ of: ‘Heb ik mijn jas/tas/lever gister soms bij jou laten liggen?’ Dan lekker met veel koffie erbij afwachten wat ze terugschrijven.
Vooral mensen die op een kantoor werken nemen er de tijd voor, en sturen de heerlijkste roddels en anekdotes, vaak voorzien van intrigerende foto’s met wederzijdse kennissen erop, in toestand van dronkenschap of andere chantabele situaties. Van de weeromstuit weet ik meestal óók nog wel wat vunzige laster en achterklap, en voor je het weet flitsen de berichtjes lustig heen en weer. Sms’en verbruikt nauwelijks hersencapaciteit, dus intussen kun je gewoon je normale bezigheden blijven volhouden. Na enige oefening kan ik nu zelfs met één hand telefoneren en met de andere sms’en, zij het natuurlijk met twee verschillende telefoons. Rond het borreluur ga ik van de roddels geleidelijk over op persoonlijke bekentenissen, die tegen elven ontaarden in regelrechte smeerlapperij. Dit is tevens het gevaarlijke moment waarop je schalkse berichten gaat sturen naar personen met wie je óf onlangs vieze dingen hebt gedaan, of dat binnenkort graag zou doen.
Zoiets kán leuk uitpakken, als de ontvangende partij in een evenzeer losbandige stemming verkeert als de verzender. Je schrijft iets als: ‘Ik heb zin om (...) met mijn (...) en daarna kunnen we misschien (...)!’ Als het goed is volgt een enthousiast antwoord van gelijke, bevestigende strekking. Maar het risico bestaat ook dat zo iemand net, met een fris glas karnemelk aan zijn zijde, geconcentreerd zit te werken aan iets met pensioenfondsen, of zojuist gehoord heeft dat er een dierbare is overleden. Dan krijg je geen antwoord, of alleen het ontgoochelende woordje ‘o’. Pijnlijk, maar het kan erger.
Zo ken ik iemand die regelmatig met zijn sms’jes een foto van zijn lul meestuurt. In principe neem ik van dergelijke illustraties met belangstelling kennis, en stuur bewonderend en aanmoedigend commentaar weerom. Maar laatst kreeg ik wéér zo’n plaatje, terwijl ik net bezig was een ingewikkelde lamsrollade voor veertien personen te knutselen. Afwezig en gehaast antwoordde ik slechts: ‘Schattig, hoor!’ Sindsdien heb ik niets meer van hem vernomen. Jammer, het was zo’n leuke jongen.