Pasfoto
Ik rijd allang geen auto meer, want daar kwamen telkens ongelukken van, maar door een merkwaardige samenloop van omstandigheden heb ik wél een rijbewijs. Althans, ik had er een, tot mijn tas werd gestolen, ongeveer een jaar geleden. Op dat moment vergde de verwerving van een nieuwe creditcard, telefoon en agenda het uiterste van mijn krachten, en daardoor liet ik dat gestolen rijbewijs verder voor wat het was: een waardeloos roze vod. Maar vorige maand kreeg ik opeens een brief van een nuttige instantie, waarin stond dat mijn rijbevoegdheid zou verlopen als ik niet snel ingreep.
Dat klonk nu ook wel weer heel definitief, dus vervoegde ik me bij het dichtstbijzijnde stadsdeelkantoor (beslist niet dichtbij en uitsluitend geopend op oneven schrikkeldagen van 14.00 uur tot 14.15 uur) bij een in pauwblauw polyester gewrongen loketmevrouw. Mijn meegebrachte oude pasfoto’s schoof ze gekrenkt van zich af: tien kilo geleden en met rood haar leek ik immers nog helemaal niet op mezelf, en bovendien bleek er sprake van Nieuwe Voorschriften. Ze gaf me een folder waarop een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking was afgebeeld, merendeels voorzien van bestraffende kruisjes. Een naïef lachende creool liet blijkbaar ten onrechte zijn mooie tanden zien, de jongen met de frisse polderkop werd beticht van ‘onvoldoende contrast in het gezicht’ (het zal je maar gezegd worden) en een blijkbaar nog net binnen de perken grijnzende Aziaat had zijn bril te laag op de neus hangen. Een deerlijk op André Hazes lijkende baby werd afgewezen wegens ‘zichtbare ondersteuning’ (de arm van zijn moeder, ach gut) en een lichtgetint meisje moest haar groene petje afzetten want ze droeg het niet ‘op grond van een medische, godsdienstige of levensbeschouwelijke reden’. Vooral dat laatste lijkt me juridisch niet waterdicht, want ‘ik draag een petje omdat ik dat leuk vind’ is wel degelijk een levensbeschouwelijke reden. De bekommerd kijkende moslima op het fotootje daarnaast droeg trouwens een blauwe lap om heur hoofd, die heel wat meer bedekte dan dat brave petje van haar folderbuurvrouw. Ik vond dat niet eerlijk, maar ik ga gelukkig niet over dit soort dingen.
Intussen drongen van de overige loketten allerlei verhitte discussies door. Naast mij stond een beige man met een tulband te stampvoeten: na anderhalf uur wachten was zijn foto zojuist gewogen en onderbelicht bevonden. Twee meter verderop dromde een uitgebreide familie bedoeïenen kermend rond hun gezinshoofd, dat tot zijn diepe ontgoocheling zojuist was afgewezen wegens ‘reflecterende brillenglazen’.
De man in de pasfotozaak keek zorgelijk toen ik op zijn krukje plaatsnam. ‘U heeft geen makkelijk hoofd,’ zuchtte hij. ‘Dat haar moet allemaal achter de oren. Neutraal kijken alstublieft. Nog neutraler. Nee, lacht u nou niet. Toe, mevrouw...’ Moedeloos liet hij zijn camera zakken, maar uiteindelijk wist ik me te vermannen, waarna de man haastig afdrukte. Mijn pasfoto toonde de tronie van een verongelijkt everzwijn, en was dan ook, volgens de maker, ‘perfect gelukt’.
Maar het stadsdeelkantoor stuurde me toch terug, gelukkig alleen maar wegens, ik verzin dit niet, ‘ontbrekende ooraanzet’. Een meevaller, want mijn broer bijvoorbeeld gaat al maanden zonder identiteit door het leven omdat zijn hoofd bij elke poging ‘te groot’ wordt bevonden.
Onder het mompelen van verwensingen maakte de pasfotograaf een nieuwe serie, legde volledigheidshalve een meetlatje langs mijn contouren en gaf andermaal zijn zegen. Het resultaat leek nog het meest op een mugshot van Ulrike Meinhof onder invloed van anabole steroïden, maar zelfs de arendsblik van de loketmevrouw kon niets onwettigs ontdekken aan haargrens, ooraanzet of al dan niet levensbeschouwelijke hoofdbedekkingen.
Een week later kon ik mijn nieuwe rijbewijs afhalen. Het bleek een roze schijfje ter grootte van een melbatoastje. De foto is ingrijpend verkleind tot de afmetingen van een duimnagel, onscherp en in zwart-wit afgedrukt. Mijn haar is donkergrijs, mijn ogen zijn twee priemende stipjes in een pips heelal en nergens is een ooraanzet te bekennen. Dit zou iedereen kunnen zijn, van Golda Meir tot Shirley Temple. Maar er staat wél op dat ik mag autorijden. En als ze niet oppassen, dan ga ik het nog doen ook.