Halloween
Amerikanen hebben de vermoeiende neiging om voortdurend allerlei leuks te organiseren. Zo gaf de school van mijn kinderen een diner voor nieuwkomers, waarbij ieder een nationaal gerecht moest meebrengen. Dat is lastig voor een Nederlander, want je wilt potentiële vriendschap der volkeren niet nodeloos ondermijnen door nietsvermoedende immigranten andijviestamppot voor te zetten.
Gehaktballen dan maar, met een Hollands vlaggetje erin. Vooral de Japanners waren diep onder de indruk van onze miniatuur-driekleur, die ze onder blij gekwetter en herhaalde buiginkjes op hun revers prikten. Toen alles op was, klom het hoofd der school op een podium en vertelde ons dat er binnenkort Halloween gevierd zou worden. ‘Halloween is géén religieus feest. Het is een kinderfeest zonder bijbedoelingen. U kunt uw kinderen dus gerust laten meedoen!’ drukte ze ons op het hart.
De volgende dag reed ik dus braaf met mijn kinderen naar een Halloween-speciaalzaak ter grootte van Overijssel. Bij het openen van de deur dreunde Griegs ‘Trollenkoning’ naar buiten, samen met een verstikkende rook, die uit een bemoste doodskist bleek te komen. Daarin lag een goed lijkende kopie van een menselijk geraamte hol te kermen. Mijn jongste zoontje deinsde achteruit en botste tegen een plastic lijk dat aan een strop bungelde. De bloeddoorlopen ogen puilden natuurgetrouw boven de grotesk gezwollen hals. ‘Hanging victim, only $ 19,95. Spinning motor available’, stond erbij. Mijn dochter wilde weer naar buiten, maar zesjarige Boelie, van nature niet onwelwillend jegens morbiditeiten, stak dapper zijn hand in een bak lichtgevende snoepjes, waarop een beschimmelde rubber hand hem bij de pols greep. Uit de snoepbak klonk een voos geschater.
Ik begon krachtig op mijn kinderen in te praten dat het ‘allemaal maar voor de grap’ was, want in de verte zag ik de vrolijk gekleurde verkleedpakjes al hangen, en daar waren we tenslotte voor gekomen. Snel sleepte ik mijn kinderen langs de piepschuim vleeswarenbakjes met daarin een ‘lichtgevend realistisch brein’, een rol behang ‘voor het decoreren van elke gewenste kamer, compleet met spinrag en een collectie niet al te verse slachtoffers’, afgehakte groen beschimmelde handen en een drie meter hoge zombie die zijn eigen hoofd beurtelings met bevende handen loswrikte en terugschroefde. Achter in de zaak was het een stuk gezelliger. Een tonrond hispanic-meisje van acht paste een vampierenjurk met netkousen, bebloede plaknagels en een decolleté tot op het kruis. Een jammerende tweeling van naar schatting anderhalf werd in skeletpakjes genaamd ‘funny bones’ gehesen, terwijl hun vierjarig zusje, uitgedost als ‘adorable witch’ in minirok met spinnenwebben, wankel op haar hooggehakte puntlaarsjes in een bak met glazen ogen grabbelde.
Je kon ook als Elvis (naar keuze dood of levend) of als scheetkussen. Dat laatste hadden ze niet in Boelies maat, waarop hij mokkend met een verroeste plastic zeis begon te maaien. Ik las intussen een foldertje, waarin stond dat Halloween natuurlijk een heerlijk kinderfeest is, maar dat je toch maar nooit kon weten. Daarom moest je het opgehaalde fruit en snoepgoed liefst in kleine stukjes snijden en die goed bekijken voor het opeten; alles wat niet voorverpakt was kon je beter weggooien, en als er toch ergens een ‘unusual taste’ aan zat, direct naar het ziekenhuis, eventueel met medeneming van uitgespuugd bewijsmateriaal.
Mijn zoontjes waren ten langen leste veranderd in respectievelijk een rood pluchen duivel en een weerwolf, mijn dochter droeg een krap, bloot en hoerig piratenpakje. Ze kon er niets aan doen, want álle meisjespakjes waren krap, bloot en hoerig. Uitgeput liepen we naar de kassa, waar een negerin met torenhoog kapsel juist op dat moment plastic grafzerken stond af te prijzen. Van $ 12,95 voor $ 6,99! Ik heb er drie gekocht, want je weet tenslotte maar nooit. En bovendien is het géén geld voor een grafzerk.