WebPet
Katten zijn net vrienden: ze jatten eten van je bord, ze willen aandacht als je geen zin hebt en vice versa, ze liggen te slapen op een krant waar je al anderhalf uur naar zoekt en ten slotte gaan ze dood, met achterlating van een diep en machteloos verdriet. Ik wil dus geen katten meer, want verdriet is er al genoeg.
Maar mijn kinderen bleven zeuren, tot het internet me voor de zoveelste keer te hulp schoot, ditmaal in de vorm van een zogeheten WebPet. Enthousiast hielp ik zesjarige Boelie met het scheppen van een wat chagrijnig kijkende rode kater, die hij om onduidelijke redenen Hompje noemde. Met een paar muisklikken kreeg Hompje te eten, speelgoed, een inenting van een cyberdierenarts en een virtuele kattenbak. Deze goederen en diensten betaal je in wp’s, een fictieve valuta die we moesten verdienen met het online spelen van intens duffe spelletjes en quizzen. Als beloning voor deze inspanningen verscheen onder Hompjes mismoedige tronie de tekst: ‘Dankjewel! Je bent het beste baasje van de hele wereld!’
Daarmee was de kous af, dacht ik. Maar de volgende dag kreeg ik een vermanend mailtje. ‘Je WebPet heeft aandacht nodig! Log snel in op webpet.nl en verzorg je WebPet!’ Eenmaal ter plekke verklaarde Hompje: ‘Een snack zou fijn zijn. Ik heb een klein beetje dorst. Ik ben een beetje in een dipje. Ik voel me een beetje vies.’ Met tegenzin zette Boelie zich aan het verdienen van wp’s, wat voornamelijk op míj neerkwam, want hij kan nog steeds niet echt lezen en schrijven. Terwijl ik nog bezig was met de aanschaf van een virtuele krabpaal (ik had er drie kwartier galgje voor moeten spelen), rende hij alweer naar buiten om heel hard te gaan fietsen, of gewoon om iets te vernielen.
Ik klikte Hompje weg, met het stellige voornemen hem verder in zijn cybersop te laten gaarkoken. Makkelijk was dat niet. Elke dag kwamen er smekender mailtjes binnen (‘Ik heb heel erge honger! Ik ben heel erg vies!’) en uiteindelijk kwam het omineuze bericht: ‘Hallo Boelie! Je WebPet staat op het punt van overlijden. Wil je hem nog redden van de ondergang? Log dan snel in!’ Ik spoorde Boelie toch nog maar eens aan tot ingrijpen. ‘Ja, straks,’ zei hij, want dat zegt hij altijd.
Die avond, Boelie was al lang naar bed, kreeg ik toch medelijden met Hompje. Wie ben ik om een dier, hoe virtueel ook, te laten sterven? Ik logde in, maar te laat: ‘Deze WebPet is helaas overleden †. Je kunt hem begraven op de WebPet-begraafplaats. Kosten: 10 wp.’ Geen geld, eigenlijk. Zo zat ik rond middernacht gapend internet-yahtzee te spelen om de uitvaart van een niet-bestaande kat te bekostigen. Maar ik kreeg er wat voor terug: een kijkje in de killing fields van WebPet. Daar lag Hompje, met naast hem onafzienbare rijen WebPet-lijkjes, waaronder cavia Fluffy, goudvis Misty, labrador Binkie en een hamster genaamd Poepie, die overigens sprekend op Frits Lambrechts leek: allemaal de hongerdood gestorven in cyberspace. De volgende ochtend vertelde ik Boelie het slechte nieuws. Hij was ontroostbaar. ‘Mag ik een nieuwe? Alsjeblieft? Dan beloof ik nu écht...’ Enkele minuten later was lapjespoes Pippi een feit.
Dat is nu ruim twee maanden geleden. Pippi leeft nog steeds, maar aan Boelie heeft het niet gelegen. Daags na de geboorte liet hij ook Pippi aan haar lot over. Daar deed hij waarschijnlijk verstandig aan, want Pippi is een veeleisend rotbeest. Ze is bejaard voor een WebPet, en daarmee humeurig en kwakkelend geworden. Wát ik ook voor haar koop in de WebPet-winkel aan zachte mandjes en opwindmuizen, ik krijg haar gezondheidslevel niet meer op peil. Steeds vaker krijg ik alarmerende mailtjes over haar naderende dood. Ten einde raad heb ik er een verblijf in een virtueel kattenkuuroord tegenaan gegooid. Daarvoor moest ik 850 wp’s ophoesten. Achthonderdvijftig wp’s! Hebt u enig idee hoelang ik daarvoor heb moeten scrabbelen? U bent dus gewaarschuwd.