Ex-fruitschaal
Het is zo langzamerhand écht niet leuk meer, beet de buurvrouw. Ze doelde daarbij niet zozeer op het leven in het algemeen als wel op de aanblik van mijn fruitschaal. Het is eigenlijk meer een ex-fruitschaal. Want hoe gaat dat met fruitschalen: ze beginnen hun leven glanzend en welgemoed, vol vrolijk dansende mandarijntjes, appels en bananen; een enkeling torst zelfs een ananas mee, al weet hij best dat hij daarmee de boel overdrijft, want zo’n zelfgekroonde keizer wordt zelden feestelijk onthoofd voor een juichende kinderschare, maar sterft vrijwel altijd een langzame en gruwelijke dood, geleidelijk beschimmelend tussen zijn morrend voetvolk van rottende druiven.
‘Getverdemme, we mogen de fruitschaal wel eens schoonmaken,’ zucht uiteindelijk iemand, waarna de spreker het lijk in de vuilnisbak werpt, maar voorlopig afziet van ingrijpend reinigingswerk. Nieuw aangeschafte vruchten worden intussen zo lang in een braadpan of slakom bewaard, die gemakshalve wordt opgesteld náást de oorspronkelijke fruitschaal. In deze laatste voltrekt zich vervolgens een bekend natuurkundig fenomeen, analoog aan de wetten van het horror vacui: een leeg oppervlak blijft niet lang leeg, want trekt onweerstaanbaar voorwerpen aan die geen eigen plaats hebben. Algauw is de schaal tot de rand gevuld met deurknoppen, zetpillen, fluitjes, puzzelstukjes, een fles versuikerde hoestdrank, een bon van de fietsenmaker, eyeliners, halve bouillonblokjes die al een beetje gesmolten zijn, geestige krantenknipsels, een dichtgekoekte zoutstrooier met een spreuk van Goethe erop, een poppensok, sleutelhangers zonder sleutel, sleutels zonder sleutelhanger, een leeg garenklosje – want als je er vier hebt kun je er een autootje van knutselen (zijn er werkelijk nog huishoudens waarin men binnen één mensenleven vier klossen garen verbruikt?) –, wijnkurken – want als je daar een miljoen van hebt kun je er de kinderkamer geluiddicht mee maken –, voorts een keramieken Tyrannosaurus rex zonder hoofd en, bij wijze van herinnering aan het nog tamelijk onlangse fruitverleden, een hol rammelende walnoot.
Eenmaal zo ver, is de fruitschaal voorgoed tot ex-fruitschaal bestempeld en daarmee een algemeen aanvaarde rustplaats voor dolend huisraad. De criteria worden, wat dat laatste aangaat, geleidelijk rekbaarder. Ook armbanden en ringen mogen er, als het zo uitkomt, bijkomen; paspoorten, contracten en schoolrapporten worden daar zolang bovenop gelegd, met de Tyrannosaurus rex als presse-papier. Op dit bewaarsysteem is weinig aan te merken, want wie iets kwijt is weet meteen waar hij moet zoeken, zonder moeizaam getuur in kasten en laatjes.
Een kleine, ronde utopie van gevonden voorwerpen, dat is de ex-fruitschaal.
Maar uiteindelijk gaat het, net als in het paradijs, toch mis. Kleine kinderen verliezen geleidelijk hun ontzag voor het heiligdom, pakken er steeds vaker en brutaler dingen uit die niet van hen zijn, en smijten er op den duur zelfs rücksichtslos eierschalen, gebruikte zakdoekjes of korsten van tosti’s in. Van de weeromstuit durven de overige huisgenoten hun écht waardevolle artikelen niet meer aan de schaal toe te vertrouwen, en beperken zich tot het afleggen van volle strippenkaarten, vochtige dropjes en tamponcellofaantjes. Spoedig biedt het geheel een godverlaten aanblik, vooral in de ogen van bezoekers buiten de intieme privésfeer.
Van de week was het weer zover. Ik wist wat mij te doen stond, greep de schaal bij zijn lurven en sloop met hem de trap op. Op zolder staat een grote verhuisdoos, met het opschrift: inhoud fruitschalen. Het is mijn geheime schat. De inhoud rijpt met de jaren. Meteen bij het openmaken kwam ik dierbare vrienden van vroeger tegen: vier Zwitserse zakmessen,waarvan één zelfs nog in bezit van het oorspronkelijke schroevendraaiertje voor brillenpootjes, een Russisch parachutespringdiploma op naam van ‘burgeres Sielwieja Wilhelmovna Wietmann’, een pakje sovjetsigaretten van het merk Witte Zee-kanaal, de sleutel van kamer 11 in het Abchazische strandhotel Bzip, mijn verlovingsring en verscheidene melktandjes, waarvan twee, dat zag ik gelukkig nu pas, flink door cariës aangetast. Vol liefde heb ik alles bekeken, de nieuwe fruitschaaloogst erbij gestort en daarna de doos weer zorgvuldig dichtgemaakt. Wie wat bewaart, die heeft wat. Maar die sleutel zal ik toch eens terugsturen naar dat hotel, al ben ik er niet meer helemaal zeker van dat Abchazië nog bestaat.